In deze zaak vordert de Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) betaling van een studielening door gedaagde, die in 1983 werd verstrekt. De lening, ter waarde van € 12.229,64, werd verstrekt onder bepaalde voorwaarden, waaronder een terugbetalingsverplichting die één jaar na beëindiging van de studie moest ingaan. Gedaagde heeft zijn studie in 1985 gestaakt en heeft sindsdien verschillende betalingen gedaan, maar betwist de hoogte van de vordering en de verschuldigde rente. SSC heeft gedaagde herhaaldelijk gesommeerd tot betaling, maar gedaagde stelt dat hij nooit de juiste specificaties heeft ontvangen om de vordering te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering niet is verjaard, omdat deze tijdig is gestuit door middel van exploten. De rechtbank oordeelt dat de hoofdsom van € 374,64 nog resteert na de betalingen van gedaagde. De gevorderde contractuele rente van 10% wordt als onaanvaardbaar hoog beschouwd, en de rechtbank kent alleen de wettelijke rente toe. SSC heeft recht op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, maar deze worden gematigd toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, waardoor elke partij zijn eigen kosten draagt.