ECLI:NL:RBDHA:2015:997

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
09-754013-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting van een minderjarige in een gezinssituatie

Op 30 januari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met haar partner beschuldigd werd van mensenhandel. De zaak betreft de uitbuiting van hun nichtje, [slachtoffer], die op jonge leeftijd vanuit Turkije naar Nederland was gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [slachtoffer] vanaf 2003 tot 3 september 2011 illegaal in het gezin van de verdachten heeft gewoond. Gedurende deze periode heeft zij huishoudelijke taken verricht en zorg gedragen voor de kinderen van de verdachten, zonder enige vergoeding, behalve kost en inwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat [slachtoffer] in een kwetsbare positie verkeerde, gezien haar illegale status en haar jonge leeftijd. De verdachten hebben haar niet naar school gestuurd en haar medische zorg onthouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachten [slachtoffer] hebben uitgebuit met het oogmerk van uitbuiting, en dat zij zich bewust waren van haar kwetsbare positie. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan mensenhandel en hen veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met een contactverbod met [slachtoffer]. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer] van €30.400,00, ter compensatie van de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/754013-12
Datum uitspraak: 30 januari 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1972 te [geboorteplaats] (Turkije),
BRP-adres: [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 januari 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. van der Kallen en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J. de Visser, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – kort samengevat – ten laste gelegd dat zij zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan:
1.
mensenhandel door met het oogmerk van uitbuiting [slachtoffer] te huisvesten en op te nemen in de periode van 1 januari 2005 tot en met [datum] 2006 toen zij jonger was dan zestien jaren;
2.
mensenhandel door met het oogmerk van uitbuiting [slachtoffer] te huisvesten en op te nemen in de periode van [geboortedatum 6] 2006 tot en met [datum] 2008 toen zij jonger was dan achttien jaren;
3.
mensenhandel door met het oogmerk van uitbuiting en met gebruikmaking van geweld, en met gebruikmaking van de kwetsbare positie en het feitelijk overwicht [slachtoffer] te huisvesten en op te nemen en haar te bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten in de periode van [geboortedatum 6] 2008 tot en met 3 september 2011.
De integrale tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Feiten en omstandigheden [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen – zoals genoemd in de voetnoten – als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Het gaat in deze zaak om [slachtoffer]. Zij is het nichtje van [verdachte] en haar man [medeverdachte]. [slachtoffer] is afkomstig uit [geboorteplaats], Turkije. Toen [slachtoffer] nog in Turkije woonde, hebben haar vader en grootvader haar moeder neergestoken omdat zij een relatie met een andere man kreeg. Vader en grootvader hebben vanwege dit feit een gevangenisstraf uitgezeten. [2] [3] Nadat haar vader uit de gevangenis kwam, begon hij [slachtoffer] te mishandelen omdat hij haar mede schuldig achtte aan het overspel van haar moeder. [4]
[slachtoffer] is omstreeks 2000 met haar tante [betrokkene 1], de zuster van [medeverdachte], naar Nederland gereisd. [5] [6] [7] In geschil is hoe oud [slachtoffer] op dat moment precies was. Vast staat wel dat [slachtoffer] op dat moment in ieder geval niet ouder dan twaalf jaren oud was. [8] [9] In ieder geval heeft [slachtoffer] vanaf 2003 tot 3 september 2011 illegaal in het gezin van [verdachte] en [medeverdachte] in hun huis aan de [adres] gewoond. [10] [11] [12] Tot het gezin van [verdachte] en [medeverdachte] behoren vier kinderen: [betrokkene 2] is geboren op [geboortedatum 2] 1993, [betrokkene 3] is geboren op [geboortedatum 3] 2000, [betrokkene 4] is geboren op [geboortedatum 4] 2004 en [betrokkene 5] is geboren op [geboortedatum 5] 2008. [13] [14]
Toen [betrokkene 3] drie jaren oud was, kreeg [slachtoffer] de verantwoordelijkheid over [betrokkene 3]. [slachtoffer] verzorgde ook de andere kinderen van [verdachte] en [medeverdachte]. Ze voedde hen, kleedde hen aan en bracht hen naar school. Daarnaast verrichtte [slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden. [15] [16] [17] Ook deed [slachtoffer] boodschappen voor het gezin. [18] Dit deed [slachtoffer] ook als [verdachte] en [medeverdachte] aan het werk waren. Er werd dan geen oppas geregeld. [19] [verdachte] is vanaf 2001 tot en met 2004 buitenshuis werkzaam geweest. [20] [medeverdachte] is buitenshuis werkzaam geweest vanaf 2003 tot en met 2011. [21] [slachtoffer] is nimmer ingeschreven in het bevolkingsregister in Nederland, ging niet naar school [22] [23] en er is geen ziektekostenverzekering voor haar afgesloten. [24] [25] [slachtoffer] ging niet mee op vakantie met [medeverdachte], [verdachte] en hun kinderen. [26] [27] Op 3 september 2011 is zij weggelopen van het huis van verdachten en naar de politie gegaan. Ten slotte heeft [slachtoffer] tegen [verdachte] en [medeverdachte] aangifte gedaan van mensenhandel (artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht). [28]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig het schriftelijk requisitoir –gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de omstandigheid dat de raadslieden van [verdachte] en [medeverdachte] grotendeels vergelijkbare pleidooien hebben gevoerd en zich grotendeels bij elkaars standpunten hebben aangesloten, zal de rechtbank de verweren die door beide raadslieden zijn aangevoerd bespreken.
De raadsman heeft – overeenkomstig zijn pleitaantekeningen – vrijspraak bepleit van alles wat aan verdachte is ten laste gelegd. Kort samengevat heeft de raadsman aangevoerd dat
[verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] enkel hebben gehuisvest met het oog op een betere toekomst. [verdachte] was prima in staat zelf het huishouden te doen. [verdachte] en [medeverdachte] hebben geen enkele wijze het oogmerk op gewin gehad. Vrijwel alle getuigen bevestigen dat [slachtoffer] werd behandeld zoals de andere kinderen van het gezin. De verklaringen van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] zijn niet betrouwbaar. Binnen de Turkse cultuur is het niet vreemd of ongewoon dat de oudste dochter binnen het gezin huishoudelijke taken verricht en helpt met jongere kinderen. Aangeefster [slachtoffer] heeft aangifte gedaan met het oog op het verkrijgen van een verblijfsvergunning en heeft haar verhaal op verschillende punten aangedikt. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] niet geslagen, en niet tegen haar gezegd ‘als je naar buiten gaat, dan word je opgepakt door de politie en teruggestuurd naar Turkije’. [verdachte] en [medeverdachte] hebben [slachtoffer] niet naar school gestuurd omdat [slachtoffer] dan naar Turkije teruggestuurd zou worden, hetgeen met hun zoon [betrokkene 2] was gebeurd. In Turkije was er niemand die voor [slachtoffer] kon zorgen.
Daarnaast is het aannemelijk dat [slachtoffer] niet in 1990, maar in 1987 is geboren.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Centrale vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [verdachte] en [medeverdachte] gezamenlijk schuldig zijn aan mensenhandel van [slachtoffer].
Mensenhandel is, kort gezegd, het dwingen – in ruime zin – van mensen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van (seksuele) diensten of om eigen organen beschikbaar te stellen.
Mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Sinds 2005 is niet alleen seksuele uitbuiting strafbaar, maar ook uitbuiting op het gebied van arbeid en diensten. De ten laste gelegde periode vangt aan in 2005. Vanaf 2005 is de wetgeving op het gebied van mensenhandel verschillende malen gewijzigd. Onder meer is de strafmaat verhoogd en is het strafverzwarende onderscheid tussen jonger dan zestien jaren en jonger dan achttien jaren verdwenen. Ten tijde van de ten laste gelegde gedragingen bestond het strafverzwarende onderscheid tussen ‘jonger dan zestien jaren’ en ‘jonger dan achttien jaren’. Ondanks de aanwezigheid van deze strafverzwarende omstandigheid was de strafbedreiging lager dan de huidige strafbedreiging. De rechtbank dient de tenlastelegging tegen dit licht te beoordelen. Bij de strafmaatmotivering zal daar nader aandacht aan besteed worden.
De vraag die de rechtbank gelet op de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten dient te beantwoorden is of verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van uitbuiting, [slachtoffer] gedurende de periode van 1 januari 2005 tot en met [datum] 2008 naar Nederland heeft vervoerd dan wel in Nederland heeft gehuisvest terwijl zij nog geen zestien jaren oud was (
feit 1) dan wel nog geen achttien (
feit 2) jaren oud was. Gelet op dit leeftijdsbestanddeel van ‘jonger dan achttien jaren’, is het niet van belang of er sprake was van een dwangmiddel.
De vraag die de rechtbank gelet op het onder 3 ten laste gelegde feit dient te beantwoorden is of verdachte tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van uitbuiting, [slachtoffer] gedurende de periode van [geboortedatum 6] 2008 tot en met 3 september 2011 heeft gehuisvest. Aangezien niet ten laste is gelegd dat verdachte jonger was dan achttien jaar, dient te rechtbank de vraag te beantwoorden of er sprake was van een of meerdere dwangmiddelen. Voorts dient de rechtbank – gelet op de tenlastelegging – de vraag te beantwoorden of [slachtoffer] door deze dwangmiddelen is bewogen tot het verrichten van diensten.
Feiten 1 en 2
Werven, vervoeren, huisvesten en opnemen
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat er sprake van was dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] hebben laten werven, laten vervoeren of laten overbrengen. Verdachte zal van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Genoegzaam blijkt uit het voorgaande dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] vanaf 2003 tot 3 september 2010 in hun gezin hebben opgenomen en hebben gehuisvest in hun woning te Den Haag, terwijl [slachtoffer] illegaal in Nederland verbleef.
Met het oogmerk van uitbuiting
Het ‘oogmerk van uitbuiting’ is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de niet-limitatieve opsomming in het tweede lid van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. Zoals blijkt uit de bij dit artikel behorende Memorie van Toelichting doelt deze bepaling op een verscheidenheid aan moderne vormen van slavernij, waarbij als voorbeeld wordt genoemd een extreem lange werkweek tegen onevenredig lage betaling onder slechte werkomstandigheden. De vraag of – en zo ja, wanneer – van uitbuiting sprake is, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de feitelijke omstandigheden van het geval.
Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de te verrichten diensten, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het voordeel dat de opdrachtgever daarmee behaalt. Bij weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd (vgl. Hoge Raad, 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099, r.o. 2.6.1.).
Om te kunnen spreken van oogmerk van uitbuiting geldt dat vereist is dat het handelen van verdachte, naar zij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit, met andere woorden: of de activiteiten van verdachte gericht waren op de verwezenlijking van het einddoel uitbuiting.
[slachtoffer] heeft in ieder geval vanaf 2003 – toen zij dertien jaar oud was – de verantwoordelijkheid gekregen over de toen driejarige [betrokkene 3]. Ook werd zij geacht voor [betrokkene 2] te zorgen. Nadat de andere dochters [betrokkene 4] en [betrokkene 5] waren geboren, kreeg [slachtoffer] ook zorgtaken ten aanzien van hen. Daarnaast diende [slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden uit te voeren. [slachtoffer] kreeg hier geen vergoeding voor, anders dan kost en inwoning. De andere kinderen uit het gezin hadden geen vergelijkbare taken. Gelet hierop alleen al, belastten [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] – mede gezien haar leeftijd – buitensporig en nam [slachtoffer]– anders dan door [verdachte] en [medeverdachte] betoogd – geen positie in die vergelijkbaar was met de de andere kinderen van het gezin. Dat het [slachtoffer] geoorloofd was om samen met de kinderen op wie zij paste, buiten te spelen, doet aan het voorgaande niets af.
Voorts heeft [slachtoffer] geen medische zorg ontvangen. Daarnaast ging [slachtoffer] niet naar school. De rechtbank onderkent dat het risico om naar Turkije teruggestuurd te worden een belemmerende factor had kunnen zijn om ongestoord in Nederland te verblijven, en scholing en medische zorg te ontvangen. De rechtbank constateert echter dat dit kennelijk niet de reden was waarom [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] niet naar school hebben gestuurd. Immers, voornoemde omstandigheid weerhield hen er niet van om hun drie jaar jongere (de rechtbank gaat later in het vonnis in op de leeftijd van [slachtoffer]) zoon [betrokkene 2]
welnaar school te sturen toen hij hier illegaal in Nederland verbleef. [betrokkene 2] is immers pas naar Turkije teruggestuurd om zijn verblijf alhier te legaliseren toen hij naar de middelbare school ging, terwijl hij blijkens de verklaring van [medeverdachte] ter zitting [29] hier voordien al naar de lagere school is geweest. Ter zitting is in dit kader naar voren gebracht dat het ontbreken van een paspoort van [slachtoffer] de onderscheidende factor is geweest. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet nu vaststaat dat [slachtoffer] kon beschikken over een Nufus, een Turks identiteitsbewijs.
Verder heeft [slachtoffer] gedurende haar verblijf bij [verdachte] en [medeverdachte] steeds de status van illegaal behouden. De rechtbank overweegt dat, hoewel het mogelijk moeilijker zou zijn om het verblijf van hun nichtje [slachtoffer] te legaliseren dan dat van hun zoon [betrokkene 2], uit het dossier noch uit de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte] blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] enige actie hebben ondernomen om te onderzoeken of [slachtoffer] op een of andere manier een legale status in Nederland kon krijgen. Dat had wel van hen verwacht mogen worden gelet op de bijzondere omstandigheden van [slachtoffer] in het licht van haar achtergrond in Turkije.
Het voordeel van [verdachte] en [medeverdachte] was er in gelegen dat zij enkel voor kost en inwoning een kracht hadden die te allen tijde inzetbaar was om het huishouden te doen en de kinderen kon verzorgen.[slachtoffer] kon zich hier niet tegen verzetten. Hierbij is niet alleen van belang dat er sprake was van een gezagsrelatie tussen het nichtje enerzijds en haar oom en tante anderzijds, die wellicht nog werd versterkt voor de culturele achtergrond, maar vooral ook dat [slachtoffer] gelet op haar jonge leeftijd en haar gebrek aan kennis van de Nederlandse taal en cultuur, in een situatie verkeerde die volstrekt onvergelijkbaar was met de omstandigheden waarin een mondig volwassen persoon in Nederland pleegt te verkeren. Aangezien [slachtoffer] naar haar idee geen enkel alternatief had, was zij altijd beschikbaar. [slachtoffer] heeft deze werkzaamheden verricht tot aan het moment dat zij wegliep van het huis van [verdachte] en [medeverdachte].
Door van [slachtoffer] te verlangen dat zij altijd beschikbaar was om voornoemde diensten te verrichten hebben [verdachte] en [medeverdachte] dan ook gehandeld met het oogmerk om [slachtoffer] uit te buiten. Dat [verdachte] en [medeverdachte], zoals zij zelf hebben aangevoerd, uit humanitaire overwegingen hebben gehandeld en dat [slachtoffer] in Turkije een nog minder florissante toekomst te wachten stond, doet, wat daar ook van zij, aan het voorgaande niets af.
Terwijl de leeftijd van achttien jaren niet is bereikt
Ten name van [slachtoffer] is een Turks identiteitsbewijs (Nufus) uitgegeven waarop als geboortedatum (‘dogum tarihi’) staat vermeld 05.10.1990. [30] . De rechtbank neemt de juistheid van het, door de Turkse autoriteiten afgegeven, document als uitgangspunt. De verdediging heeft ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat deze geboortedatum onjuist is en dat dit de datum is van inschrijving in het register. [slachtoffer] zou op het moment van inschrijving in het register al enige jaren oud zijn. Hoewel het de rechtbank bekend is dat het in Turkije op het platteland voorkomt dat als geboortedatum de inschrijvingsdatum wordt genoteerd, ziet de rechtbank in het dossier in het geheel geen aanknopingspunt om aan te nemen dat dat ook in het onderhavige geval is gebeurd.. Integendeel, verklaringen van [betrokkene 6] [31] en [betrokkene 7] [32] bevestigen eerder de juistheid daarvan.
Daar komt bij dat blijkens het door de verdediging ter zitting overgelegde uittreksel van de basisadministratie van [geboorteplaats], betreffende de broers van [slachtoffer] suggereert dat in [geboorteplaats] zowel de geboortedatum als de registratiedatum wordt genoteerd. Naast een kolom ‘DOGUM YERI VE TARIHI’ wordt immers een kolom “TESC it TARIHI’ (registratiedatum) genoemd. Dit geeft eens te minder reden om in het onderhavige geval te twijfelen aan het feit dat de als geboortedatum genoemde datum daadwerkelijk de geboortedatum is.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten dan ook uit van de juistheid van de op het identiteitsbewijs vermelde geboortedatum. Dat betekent dat [slachtoffer] op [geboortedatum 6] 2006 16 jaar werd en op [geboortedatum 6] 2008 achttien jaar werd. Gedurende de in feit 1 genoemde periode was [slachtoffer] jonger dan zestien jaar en gedurende de in feit 2 genoemde periode was [slachtoffer] jonger dan achttien jaar.
Gepleegd door twee of meer verenigde personen
Niet in geschil is dat [verdachte] en [medeverdachte] gedurende de ten laste gelegde periodes gehuwd waren en een gezamenlijke huishouding voerden waarvan [slachtoffer] deel uitmaakte. Reeds uit het voorgaande blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] in nauwe en bewuste samenwerking [slachtoffer] hebben uitgebuit.
Conclusie ten aanzien van de feiten 1 en 2
[medeverdachte] heeft tezamen en in vereniging met [verdachte], [slachtoffer] vanaf 1 januari 2005 tot en met [datum] 2008 gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting. Daarbij geldt dat [slachtoffer] gedurende de periode van 1 januari 2005 tot en met [datum] 2006 nog geen zestien jaar was en dus jonger dan achttien jaar was (
feit 1). In de periode van [geboortedatum 6] 2006 tot en met [datum] 2008 was [slachtoffer] jonger dan achttien jaar (
feit 2).
Feit 3
Zoals de rechtbank heeft geconcludeerd hebben [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] met het oogmerk van uitbuiting gehuisvest en opgenomen. Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden blijkt dat dit ook gold voor de periode van [geboortedatum 6] 2008 tot en met
3 september 2011. De vraag die de rechtbank gelet op het onder 3 ten laste gelegde feit dient te beantwoorden is of er sprake was van enig dwangmiddel en of [verdachte] en [medeverdachte] wisten, dan wel redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen voor het verrichten van diensten.
Dwangmiddelen
Voor het bewijs van de (dwang)middelen misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of kwetsbare positie, is toereikend dat de dader zich bewust moet zijn geweest van de relevante feiten en omstandigheden van de betrokkene, waaruit het overwicht voortvloeit dan wel verondersteld moet worden voort te vloeien, in die zin dat op zijn minst voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden bij hem of haar aanwezig moet zijn. Datzelfde geldt voor gevallen waarin sprake is van een kwetsbare positie van het slachtoffer als bedoeld in de onderhavige bepaling. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat uit de enkele omstandigheid dat een slachtoffer illegaal in Nederland verblijft, reeds volgt dat er een kwetsbare positie mag worden verondersteld (HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099). Met een kwetsbare positie wordt een situatie bedoeld waarin de betrokkene geen andere werkelijke of aanvaardbare keuze heeft dan het misbruik te ondergaan.
Zoals hiervoor al is besproken kwam [slachtoffer] in 2000 als zeer jong Turks meisje van ongeveer tien jaar naar Nederland en zij sprak de Nederlandse taal niet, noch leerde zij deze. [slachtoffer] verbleef illegaal in Nederland. Dat [slachtoffer] terug mocht keren naar Turkije en dat zij kon beschikken over een telefoon doet aan het voorgaande niets af.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zowel [medeverdachte] als [verdachte] tegen haar hebben gezegd dat als zij naar buiten ging, dat zij dan door de politie zou kunnen worden opgepakt en zou worden teruggestuurd naar Turkije. [33] Ter zitting heeft [verdachte] en [medeverdachte] verklaard dat ze dit niet als een dreigement hebben gezegd, maar als een waarschuwing. De rechtbank overweegt dat het wellicht feitelijk een juiste constatering was, echter door [slachtoffer] te blijven wijzen op haar illegale status en de mogelijke consequenties daarvan werd haar kwetsbare situatie en haar isolement alleen maar vergroot, hetgeen de mogelijkheden voor [slachtoffer] om zich aan de situatie te onttrekken minimaliseerde.
Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat zij door [verdachte] in het gezicht en door [medeverdachte] in het gezicht en tegen het hoofd werd geslagen als zij haar werkzaamheden niet naar behoren verrichtte en dat zij werd uitgescholden voor hoerenkind. [34] Hoewel [verdachte] en [medeverdachte] ter terechtzitting hebben ontkend [slachtoffer] te hebben geslagen, heeft [verdachte] bij de politie verklaard dat [medeverdachte] tegen haar heeft verteld dat hij [slachtoffer] sloeg. [35] Bovendien heeft de politie bij haar gesprek met [slachtoffer] op 3 september 2011 een lichtrode plek achter het oor van [slachtoffer] geconstateerd, welke volgens haar verklaring was veroorzaakt doordat zij op het hoofd was geslagen door [verdachte] op 2 september 2011. [36] De rechtbank ziet hierin voldoende ondersteuning van de verklaring van [slachtoffer] en acht de verklaring van [slachtoffer] inhoudende dat zij door [verdachte] en [medeverdachte] werd geslagen aannemelijk.
Op grond van deze feiten en omstandigheden staat vast dat sprake was van dwang van [slachtoffer], geweld tegen [slachtoffer], van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht op [slachtoffer] en van misbruik van de kwetsbare positie van [slachtoffer]. Verder kan het niet anders zijn dan dat verdachte zich in ieder geval bewust moet zijn geweest van het overwicht op [slachtoffer] en haar kwetsbare positie en dat zij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van diensten in de zin van huishoudelijke werkzaamheden en het verzorgen van zijn kinderen. Dat [slachtoffer] daarmee zou hebben ingestemd, doet, wat daar ook van zij, gelet op het voorgaande niet terzake.
Conclusie ten aanzien van feit 3
[verdachte] heeft tezamen en in vereniging met [medeverdachte], [slachtoffer] vanaf [geboortedatum 6] 2008 tot 3 september 2010 door dwang, geweld, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting. Daarnaast hebben zij [slachtoffer] door voornoemde dwangmiddelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten.
Bespreking van algemene verweren
De verdediging heeft enkele verweren gevoerd ten aanzien van alle drie de ten last gelegde feiten. Voor zover ze al niet reeds door de rechtbank zijn verworpen, verwerpt de rechtbank de verweren op grond van het voorgaande. Daarnaast overweegt de rechtbank daartoe als volgt.
Dat [slachtoffer] aangifte heeft gedaan met het oog op de verkrijging van een (B9) -verblijfsvergunning doetaan het voorgaande niet af. De toenmalige B9-regeling was ook juist bedoeld om slachtoffers van mensenhandel uit hun kwetsbare situatie te halen en te stimuleren om aangifte van mensenhandel te doen.
Bovendien is zoals hiervoor is overwogen gebleken dat [slachtoffer] een niet met de overige kinderen van het gezin vergelijkbare positie innam. Niet relevant is verder of [slachtoffer] een positie innam die in de Turkse cultuur niet ongewoon is. Relevant is immers de positie die [slachtoffer] innam beoordeeld vanuit het referentiekader van een naar Nederlandse maatstaven aanvaardbare positie van een (heel) jong meisje.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen – zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad – dat verdachte:
1.
zij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2005
tot en met [datum] 2006 te 's-Gravenhage, tezamen
en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren
op [geboortedatum 6] 1990) heeft
geworven, vervoerd, overgebracht,gehuisvest
ofen
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaar
, verdachtes,mededader
- die [slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [slachtoffer]
(illegaal
)gehuisvest in
haar/hun woning en
/of
- die [slachtoffer]
als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten
werken in zijn/hun woning, althans[slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten
verrichten en
/ofzorgtaken voor
een of meer van hun,verdachtes
,kinderen
laten verrichten;
2.
zij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van [geboortedatum 6] 2006
tot en met [datum] 2008 te 's-Gravenhage, tezamen
en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren
op [geboortedatum 6] 1990) heeft
geworven, vervoerd, overgebracht,gehuisvest
ofen
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaar
, verdachtes,mededader
- die [slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [slachtoffer]
(illegaal
)gehuisvest in
haar/hun woning en
/of
- die [slachtoffer]
als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten
werken in zijn/hun woning, althans[slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten
verrichten en
/ofzorgtaken voor
een of meer van hun,verdachtes
,kinderen
laten verrichten;
3.
zij
op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van [geboortedatum 6] 2008
tot en met 3 september 2011 te 's-Gravenhage,
althans in Nederland,tezamen en
in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren op 5
oktober 1990) door
dwang en/ofgeweld en
/of één of meer andere feitelijkheden
en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door
afpersing en/of misleiding en/ofdoor misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en
/ofdoor misbruik van een kwetsbare
positie heeft
/hebben geworven, vervoerd, overgebracht,gehuisvest en
/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting die [slachtoffer]
en
/of
die [slachtoffer],
(telkens
)met één van de voornoemde middelen
heeft/hebben gedwongen
en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of
diensten,
dan wel enige handeling(en) heeft/hebben ondernomenwaarvan zij,
verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer],
zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van
arbeid ofdiensten
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofhaar
, verdachtes,mededader
- die [slachtoffer]
(illegaal
)gehuisvest in
haar/hun woning en
/of
- die [slachtoffer]
als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten
werken in zijn/hun woning, althans [slachtoffer]huishoudelijke werkzaamheden laten
verrichten en
/ofzorgtaken voor
een of meer van hun, verdachtes,kinderen
laten verrichten en
/of
- die [slachtoffer] zonder geldige verblijfstatus in Nederland laten verblijven en
/of
- die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal,geslagen met de hand
in/tegen het
gezicht en
/ofhoofd
, althans tegen het lichaam,en
/of
- aan die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal,toegevoegd de woorden "als je naar
buiten gaat, dan word je opgepakt door de politie en teruggestuurd naar
Turkije", althans woorden van gelijke strekking
,
terwijl die [slachtoffer] illegaal in Nederland verbleef en
/ofde Nederlandse taal
niet
(goed
)machtig was en
/ofzich in een geïsoleerde positie bevond.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
de voortgezette handeling van:
mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer], met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om een voorwaardelijke gevangenisstraf met een werkstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft samen met haar partner gedurende zeven jaren hun nichtje [slachtoffer], die een kwetsbare positie had, uitgebuit. [slachtoffer] kwam op tienjarige leeftijd naar een voor haar vreemd land waar zij de taal niet sprak en de gewoontes niet kende. [slachtoffer] had een achtergestelde positie in het gezin van verdachte, zijn vrouw en vier kinderen. Anders dan de andere kinderen in het gezin, ging [slachtoffer] niet naar school. In plaats daarvan diende zij huishoudelijke werkzaamheden te verrichten en de andere kinderen te verzorgen. Ook als [slachtoffer] niet voldeed aan de verwachtingen van [verdachte] en haar man werd zij anders behandeld dan de rest van de kinderen. Als [slachtoffer] niet voldeed aan de verwachtingen van [verdachte] en haar man, dan werd zij door hen geslagen, uitgescholden en gekleineerd. Ook werd er geen ziektekostenverzekering afgesloten voor [slachtoffer] en heeft zij gedurende de periode dat zij bij verdachte en zijn vrouw verbleef geen (tand)arts kunnen bezoeken. Verder werd zij bedreigd met uitzetting wegens haar illegale status. Een status die overigens door de verdachte in stand werd gehouden. [slachtoffer] kon in haar beleving geen kant op. Verdachte heeft samen met haar partner door haar handelen een jarenlang durende inbreuk gemaakt op fundamentele mensenrechten van [slachtoffer], haar menselijke waardigheid en haar persoonlijke vrijheid en dit gedurende haar vormende jaren, waarin zij nu juist van haar familie liefde, steun en begeleiding mocht verwachten. Zij heeft schade toegebracht aan de geestelijke integriteit van [slachtoffer] en het persoonlijk gemak van haar en haar man boven die integriteit gesteld. Door zijn handelswijze heeft verdachte [slachtoffer] een vrije en onbezonnen jeugd ontnomen.
De rechtbank weegt mee dat ten tijde de strafbare gedragingen de strafmaat aanzienlijk lager was dan thans het geval is. Anders dan thans het geval was gold toen als strafverzwarende omstandigheid dat het slachtoffer jonger dan zestien jaren was. Ondanks die toen geldende strafverzwarende omstandigheid was de maximumstraf lager dan thans het geval is. De rechtbank neemt bij de bepaling van de strafmaat de toen geldende strafmaxima in ogenschouw.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een haar betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 december 2014, waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van een hem betreffend reclasseringsrapport van 12 februari 2013, opgesteld door A. Mallens, waarin wordt geconcludeerd dat het recidiverisico laag is. Ook wordt geconcludeerd dat het gebrek aan medeleven met het slachtoffer opvallend is. Verder legt verdachte de verantwoordelijkheid volledig bij de familie van haar echtgenoot. Verder concludeert de onderzoeker dat er risico is op letselschade voor [slachtoffer]. De reclassering adviseert om een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf met een werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een contactverbod.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] ook ter terechtzitting op geen enkele wijze ervan heeft blijk gegeven dat zij inziet dat haar gedrag ontoelaatbaar is geweest. Integendeel, zij heeft [slachtoffer] er de schuld van gegeven dat zij strafrechtelijk wordt vervolgd en geen enkele empathie getoond met haar.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf – zoals door de officier van justitie geëist – van na te noemen duur passend en geboden is. Mede gelet op het gebrek aan recidivegevaar ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op de aard van het delict en verdachtes houding ten opzichte van aangeefster [slachtoffer], zal de rechtbank ter voorkoming van enig ander strafbaar feit een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opleggen. Omdat de rechtbank er voorts rekening mee houdt dat de verdachte zich jegens [slachtoffer] belastend zal gedragen, zal de rechtbank op die grond bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer] heeft als benadeelde partij een vordering tot voorschot op schadevergoeding ingediend. Deze vordering betreft een vergoeding voor gestelde materiële schade ter hoogte van € 20.400,- en een vergoeding voor gestelde immateriële schade ter hoogte van
€ 10.000,-. De materiële schade bestaat uit gederfde inkomsten, berekend op basis van de vergoeding van € 300,- per maand die een au‑pair placht te ontvangen, over de periode
1 januari 2005 tot en met 3 september 2011, zijnde 68 maanden. Verzocht wordt het totale bedrag van € 30.400,- als schadevergoedingsmaatregel op te leggen, inclusief de wettelijke rente.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering integraal voor toewijzing vatbaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit om de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering te ingewikkeld is. In de vordering is niet meegenomen dat [slachtoffer] kost en inwoning heeft genoten. Daarnaast is het iemand jonger dan achttien jaar niet geoorloofd betaalde au-pair werkzaamheden te verrichten. De werkzaamheden voor de achttiende verjaardag dienen dan dus ook niet vergoed te worden. De psychologische problemen van [slachtoffer] worden veroorzaakt doordat ze verlaten is door haar moeder. Niet is vast te stellen op welke wijze [slachtoffer] psychische schade heeft ondervonden van de periode dat zij bij [verdachte] en [medeverdachte] heeft verbleven.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zoals vermeld op de dagvaarding.
Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat het materiele gedeelte van de vordering is gebaseerd op de vergoeding die een au-pair placht te krijgen voor verrichte diensten. De rechtbank acht dit een voldoende onderbouwing van de vordering. Een au-pair krijgt voor haar diensten
naast kost en inwoning, verplichte verzekeringen, een talencursus etceen vergoeding van € 300,- per maand. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] in ieder geval voor haar achttiende verjaardag niet dergelijke werkzaamheden hadden mogen laten verrichten. Nu [verdachte] en [medeverdachte] [slachtoffer] wel dergelijke werkzaamheden hebben laten verrichten, komen die verrichte werkzaamheden voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 10.000,00, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten zoals vermeld op de dagvaarding. Dat de benadeelde partij mogelijk daarnaast ook op andere wijze psychische schade heeft ondervonden, doet aan het voorgaande niets af.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 30.400,00.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen. Nu de data van het ontstaan van de verschillende (componenten van) de schadeposten verschillen, hanteert de rechtbank als ingangsdatum voor de wettelijke rente 3 september 2011, zijnde de dag waarop [slachtoffer] zich meldde op het politiebureau.
Nu de vordering volledig wordt toegewezen, zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat verdachte, indien en voor zover zijn mededader de benadeelde partij betaalt, in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting is bevrijd.
Benadeelde partij heeft haar vordering ingesteld als ‘voorschot’. De rechtbank begrijpt dit aldus dat de gevorderde bedragen strekken tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks hebben geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op hetgeen de Hoge Raad in het arrest van 19 maart 2002 (ECLI:NL:HR:2002:AD8963) heeft overwogen, zal de vordering van de benadeelde partij niet als voorschot worden toegewezen.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bij dagvaarding bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 30.400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 september 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
24c, 36f, 38v, 38w en 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3:
de voortgezette handeling van:
mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen onder de omstandigheid dat de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt;
mensenhandel terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de maatregel dat de veroordeelde:
voor de duur van
2 (twee)jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], of haar gezin, tegen haar wil;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
7 (zeven) dagenvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden;
beveelt overeenkomstig het bepaalde in 38v Sr dat de opgelegde maatregel, dadelijk uitvoerbaar is;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 30.400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 september 2010 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot: € 30.400,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 3 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 193 (honderdrieennegentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. van As, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2015.
Bijlage tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005
tot en met [datum] 2006 te 's-Gravenhage, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren
op [geboortedatum 6] 1990) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt
immers heeft/hebben verdachte en/of haar, verdachtes, mededader
- die [slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in haar/hun woning en/of
- die [slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten
werken in zijn/hun woning, althans [slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten
verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen
laten verrichten;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van [geboortedatum 6] 2006
tot en met [datum] 2008 te 's-Gravenhage, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren
op [geboortedatum 6] 1990) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], terwijl deze de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt
immers heeft/hebben verdachte en/of haar, verdachtes, mededader
- die [slachtoffer] naar Nederland laten overbrengen en/of overgebracht en/of
- die [slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in haar/hun woning en/of
- die [slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten
werken in zijn/hun woning, althans [slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten
verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen
laten verrichten;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van [geboortedatum 6] 2008
tot en met 3 september 2011 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] (geboren op 5
oktober 1990) door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden
en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door
afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke
omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare
positie heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of
opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting die [slachtoffer]
en/of
die [slachtoffer], (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen
en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten, dan wel enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan zij,
verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer],
zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
immers heeft/hebben verdachte en/of haar, verdachtes, mededader
- die [slachtoffer] (illegaal) gehuisvest in haar/hun woning en/of
- die [slachtoffer] als hulp in de huishouding en/of schoonmaker en/of oppas laten
werken in zijn/hun woning, althans [slachtoffer] huishoudelijke werkzaamheden laten
verrichten en/of zorgtaken voor een of meer van hun, verdachtes, kinderen
laten verrichten en/of
- die [slachtoffer] zonder geldige verblijfstatus in Nederland laten verblijven en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, geslagen met de hand in/tegen het
gezicht en/of hoofd, althans tegen het lichaam, en/of
- aan die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, toegevoegd de woorden "als je naar
buiten gaat, dan word je opgepakt door de politie en teruggestuurd naar
Turkije", althans woorden van gelijke strekking,
terwijl die [slachtoffer] illegaal in Nederland verbleef en/of de Nederlandse taal
niet (goed) machtig was en/of zich in een geïsoleerde positie bevond.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van de verschillende dossiers van het proces-verbaal met het nummer PL15JS 2011186251, van regiopolitie Haaglanden, met bijlagen. De verschillende dossiers zijn: Algemeen dossier (doorgenummerd blz. 1 t/m 339), Verdachte dossier [verdachte] (doorgenummerd blz. 1 t/m 95), Verdachte dossier [medeverdachte] (doorgenummerd blz. 1 t/m 50) en Getuigendossier (doorgenummerd blz. 1 t/m 128).
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 50.
3.Proces-verbaal analyse (mogelijk) eer gerelateerd geweld van 10 april 2012 met bijlagen, p. 355.
4.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 50.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 49.
6.Proces-verbaal tweede verhoor verdachte [medeverdachte] van 8 februari 2012, p. 35 e.v.
7.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris van 14 april 2014.
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 49.
9.Verklaring van verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting van 6 januari 2015.
10.Proces-verbaal vierde verhoor verdachte [verdachte] van 20 maart 2012, p. 90.
11.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 51.
12.Proces-verbaal tweede verhoor verdachte [medeverdachte] van 8 februari 2012, p. 39.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 7 februari 2012, p. 41.
14.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van 7 februari 2012, p. 30.
15.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 50.
16.Proces-verbaal vierde verhoor verdachte [verdachte] van 20 maart 2012, p. 89 e.v.
17.Proces-verbaal van getuigeverhoor [getuige 2], peuterspeelzaalleidster, van 18 januari 2012, p. 16 e.v.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], bakker, van 8 februari 2012, p. 87.
19.Proces-verbaal vierde verhoor verdachte [verdachte] van 20 maart 2012, p. 89 e.v.
20.Proces-verbaal van bevindingen arbeidsinspectie [verdachte], van 7 januari 2012 [
21.Proces-verbaal van bevindingen arbeidsinspectie [naam], van 18 januari 2012, p. 154 e.v.
22.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 52.
23.Proces-verbaal tweede verhoor verdachte [verdachte] van 8 februari 2012, p. 50 e.v.
24.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 7 december 2011, p. 61.
25.Proces-verbaal tweede verhoor verdachte [medeverdachte] van 8 februari 2012, p. 39.
26.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 2 januari 2012, p. 68 e.v.
27.Proces-verbaal vierde verhoor verdachte [verdachte] van 20 maart 2012, p. 86.
28.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 49 e.v.
29.Verklaring van verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting van 6 januari 2015.
30.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 49.
31.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 6] van 8 januari 2012, p. 34.
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] van 9 februari 2012, p. 52.
33.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 52.
34.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] van 23 november 2011, p. 52.
35.Proces-verbaal vierde verhoor verdachte [verdachte] van 20 maart 2012, p. 94.
36.Proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2011, p. 33