ECLI:NL:HR:2002:AD8963
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen de veroordeling van een verdachte voor poging tot doodslag en diefstal met geweld
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 13 december 2000 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Libanon in 1940. De verdachte was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Dordtse Poorten' te Dordrecht ten tijde van de bestreden uitspraak. Het Hof bevestigde in hoger beroep een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 20 april 2000, waarin de verdachte werd veroordeeld tot vijf jaren gevangenisstraf voor twee pogingen tot doodslag, voorafgegaan door diefstal. De rechtbank had ook de terbeschikkingstelling van de verdachte bevolen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak uitsluitend wat betreft de oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou vernietigen ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelen en deze zou verminderen. De Hoge Raad legde de verdachte de verplichting op om aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling. De Hoge Raad oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand niet als schade konden worden aangemerkt die rechtstreeks was geleden door het strafbare feit, en dat de rechtbank en het Hof dit hadden miskend.
De zaak betreft belangrijke juridische overwegingen met betrekking tot de toewijzing van schadevergoedingen aan benadeelde partijen in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het cassatieproces. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop schadevergoedingsmaatregelen worden opgelegd en de reikwijdte van schadevergoeding in het strafrecht.