ECLI:NL:RBDHA:2015:9528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2015
Publicatiedatum
11 augustus 2015
Zaaknummer
C/09/487311 / FA RK 15-3060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing met minderjarige en zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om toestemming te verhuizen met haar minderjarige kind naar een nieuwe woonplaats. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.J. Pieters, heeft verzocht om vervangende toestemming van de vader, die wordt bijgestaan door mr. L. Faouzi, om met de minderjarige naar [nieuwe woonplaats] te verhuizen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de pleitnotities van beide partijen, en heeft de zaak op 29 juli 2015 behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en gezamenlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind, geboren op [geboortedatum]. De minderjarige woont momenteel bij de moeder en er is een zorgregeling afgesproken. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk is vanwege haar nieuwe gezinssituatie en financiële omstandigheden. De vader heeft verweer gevoerd en betwist dat de verhuizing goed doordacht is en dat het contact met de minderjarige in gevaar komt.

De rechtbank heeft de belangen van beide ouders en de minderjarige afgewogen. De rechtbank oordeelt dat de noodzaak van de moeder om te verhuizen aanwezig is, en dat de verhuizing voldoende is doordacht en voorbereid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen voor het contact tussen de vader en de minderjarige, maar oordeelt dat de zorgregeling voldoende compensatie biedt. Uiteindelijk heeft de rechtbank de moeder toestemming verleend om te verhuizen met de minderjarige, en de zorgregeling vastgesteld voor de omgang met de vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 15-3060
Zaaknummer: C/09/487311
Datum beschikking: 7 augustus 2015

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 22 april 2015 ingekomen verzoek van:

[moeder]

de moeder,
wonende te [woonplaats moeder]
advocaat: mr. I.J. Pieters te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[vader]

de vader,
thans wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L. Faouzi te Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de brief d.d. 26 mei 2015, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- de brief d.d. 27 juli 2015, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 29 juli 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door mr. J. Bouwhuis namens haar advocaat en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Van de zijde van beide partijen zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van 2008 tot begin 2011.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit ingevolge een aantekening in het gezagsregister d.d. 2 maart 2012.
- De minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Partijen hebben (mondeling) een zorgregeling afgesproken, inhoudende dat de minderjarige bij de vader is van donderdagmiddag na school (15.30 uur) tot zaterdagmiddag (17.00 uur), waarbij zij de vakanties bepalen in onderling overleg.

Verzoek en verweer

De moeder heeft thans in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) de rechtbank verzocht haar toestemming te verlenen, welke toestemming de daartoe benodigde toestemming van de vader vervangt, om zich met de minderjarige in [nieuwe woonplaats] te vestigen, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Beide ouders hebben verzocht de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling) van ieder der ouders vast te stellen conform hetgeen partijen ter terechtzitting zijn overeengekomen, in geval de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleent om zich met de minderjarige in [nieuwe woonplaats] te vestigen, aldus dat de minderjarige bij de vader is:
- één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond uiterlijk 18.00 uur, waarbij de moeder de minderjarige bij de vader brengt en weer ophaalt;
- gedurende de vakanties en feestdagen conform de eerder afgesproken regeling in
onderling overleg;
danwel in het geval de rechtbank het verzoek van de moeder om zich met de minderjarige in
[nieuwe woonplaats] te vestigen afwijst: de zorgregeling vast te stellen conform hetgeen partijen
ter terechtzitting zijn overeengekomen, dat de minderjarige bij de vader is:
- de ene week van donderdag uit de BSO tot vrijdag naar school;
- de andere week van donderdag uit de BSO tot zondag 18.00 uur;
- gedurende de vakanties en feestdagen conform de eerder afgesproken regeling in
onderling overleg;
- waarbij de moeder de minderjarige naar de vader brengt en de vader de minderjarige
terugbrengt bij de moeder,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Het gezamenlijk gezag brengt mee dat over belangrijke beslissingen, zoals over het thans voorliggende voornemen van de moeder tot verhuizing, tussen de gezaghebbende ouders overeenstemming moet bestaan, althans dat de niet-verhuizende gezaghebbende ouder de verhuizing moet accepteren of gedogen. Het uitblijven van overeenstemming levert een geschil op zoals bedoeld in artikel 1:253a BW.
De rechtbank beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de ouders. Ter terechtzitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen over de invulling van de zorgregeling, zowel voor het geval dat de rechtbank vervangende toestemming voor de verhuizing verleent, als voor het geval dat de rechtbank die vervangende toestemming niet verleent. Tussen partijen bleek geen vergelijk mogelijk op het punt van de verhuizing, zodat de rechtbank daarover haar oordeel zal geven.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 25 april 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) zal de rechtbank bij haar beoordeling alle omstandigheden van het geval in acht nemen, wat er ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen. De criteria die een rol spelen bij de beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing zijn in de jurisprudentie verder uitgewerkt en betreffen:
- de vrijheid van een ouder om zijn/haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- het recht van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met
elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de door de verhuizende ouder aangeboden alternatieven dan wel compensatie om
de gevolgen van de verhuizing (zoals vermindering van contact en extra kosten) te
verzachten en/of compenseren;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige is
geworteld in zijn omgeving.
De vrijheid van de moeder om haar leven opnieuw in te richten en de noodzaak om te verhuizen
De moeder heeft gesteld dat voor haar de noodzaak om te verhuizen bestaat omdat uit de relatie met haar nieuwe partner een dochter is geboren en zij met hen een gezin vormt waar de minderjarige ook deel van uitmaakt. Zij heeft onweersproken aangevoerd dat gedurende ruim anderhalf jaar haar partner doordeweeks heen en weer heeft gereisd tussen [woonplaats moeder] en [nieuwe woonplaats] en dat zij gewoonlijk gezamenlijk de weekeinden in [provincie] doorbrachten. Daarnaast heeft zij onweersproken gesteld dat haar nieuwe partner directeur/grootaandeelhouder is van een besloten vennootschap waarin een onderneming wordt gedreven en dat hij in [nieuwe woonplaats] een koopwoning bewoont. Zij heeft gemotiveerd gesteld dat door de dit jaar ontstane gezondheidssituatie van haar nieuwe partner dit heen en weer reizen niet meer is vol te houden. Van de kant van de vader is dit laatste onvoldoende betwist zodat de rechtbank hier van uitgaat. Daarnaast nopen de financiële omstandigheden volgens de moeder haar gezin ook tot verhuizen. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij haar baan is kwijtgeraakt en dat zij thans nog drie maanden recht op een WW-uitkering heeft. Waar nodig en mogelijk verricht zij thans werkzaamheden in de onderneming van haar nieuwe partner. Deze onderneming verkeert volgens haar momenteel in zwaar weer. Van de kant van de vader is dit laatste betwist met verwijzing naar de winstresultaten in 2014. De rechtbank gaat hieraan voorbij nu de moeder heeft verklaard dat de onderneming vooral in het huidige kalenderjaar in moeilijkheden is gekomen. Hiervoor heeft zij verwezen naar het overgelegde tussentijdse accountantsverslag over de eerste helft van 2015 van de onderneming van haar nieuwe partner. Als gevolg hiervan zijn volgens de moeder, de dubbele woonlasten waar zij en haar partner zich voor gesteld zien moeilijk meer op te brengen. Al deze omstandigheden tezamen in aanmerking genomen, acht de rechtbank de noodzaak van de moeder om te verhuizen aanwezig.
De mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid
De vader heeft aangevoerd dat de verhuizing onvoldoende is doordacht en voorbereid omdat de verbouwing van de woning in [nieuwe woonplaats] nog niet is voltooid, de moeder in [nieuwe woonplaats] geen sociaal netwerk heeft, niet bekend is welke geschikte scholen voor de minderjarige aanwezig zijn en ook niet bekend is welke sportclubs en opvang na school beschikbaar zijn. De moeder heeft dit gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat de minderjarige terecht kan op de basisschool tegenover de woning en voorts dat zij en haar partner in [nieuwe woonplaats] beschikken over een groot sociaal netwerk bestaande uit de (grote) familie van de nieuwe partner van de moeder. De moeder heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat de woning, die wordt gerenoveerd, thans in voldoende mate af is om als gezin in te kunnen wonen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de moeder de verhuizing voldoende heeft doordacht en voorbereid.
Het recht van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving
De vader heeft gesteld dat een verhuizing in de weg staat aan het contact tussen hem en de minderjarige zoals dat tot op heden bestaat en zoals hij dat ook voor de toekomst wenst. Hij wil een betrokken en aanwezige vader zijn die er niet alleen in het weekend is. Wanneer de minderjarige naar [nieuwe woonplaats] verhuist beperkt dat zijn mogelijkheden om in de door hem gewenste mate een aandeel in de zorg en opvoeding te hebben.
De rechtbank onderkent dat de voorgenomen verhuizing verandering zal brengen in de huidige zorgregeling, nu deze niet in ongewijzigde vorm in stand kan blijven wanneer de minderjarige naar [nieuwe woonplaats] verhuist. Het brengen en halen van de minderjarige naar school en het wekelijkse contact dat de vader daardoor ook met school heeft, gaat hiermee verloren.
Aangeboden alternatieven en compensatie
De moeder heeft ruim voor de verhuizing zich aandiende, geprobeerd om een oplossing te zoeken met de vader en heeft zich thans bereid verklaard om de minderjarige steeds te brengen en te halen, zodat de praktische en financiële gevolgen van de verhuizing voor haar rekening komen. Bovendien staat de moeder er voor open dat de vader – buiten de zorgregeling om – naar [nieuwe woonplaats] komt en aldaar contact heeft met de minderjarige. De rechtbank is van oordeel dat het contact voldoende wordt gecompenseerd met de zorgregeling die partijen ter terechtzitting zijn overeengekomen voor het geval dat de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleent om met de minderjarige naar [nieuwe woonplaats] te verhuizen.
Onderlinge communicatie
Beide partijen hebben aangegeven dat de communicatie tussen hen niet goed is door het onderhavige geschil; de afgelopen maand was er zelfs helemaal geen contact. Gelet op hoe partijen in het verleden zaken in onderling overleg regelden en met elkaar in overleg traden, acht de rechtbank partijen in staat deze voorheen bestaande communicatie, ook na een verhuizing naar [nieuwe woonplaats] weer tot stand te brengen.
Leeftijd, mening, worteling minderjarige
De leeftijd van de minderjarige verzet zich naar het oordeel van de rechtbank niet tegen de verhuizing. Na de zomervakantie gaat zij naar groep 3 van de basisschool. Gelet op het regelmatige verblijf van minderjarige in het weekeinde in [nieuwe woonplaats] , is de rechtbank van oordeel dat de minderjarige niet zodanig in haar huidige omgeving is geworteld dat haar belang zich tegen verhuizing naar [nieuwe woonplaats] verzet.
Al het voornoemde in aanmerking genomen bij een belangenafweging van de moeder bij een verhuizing afgewogen tegenover het belang van de vader bij onveranderd contact met de minderjarige alsmede gelet op het belang van de minderjarige, is de rechtbank van oordeel dat het belang van de moeder bij een verhuizing naar [nieuwe woonplaats] prevaleert.
De rechtbank is wel van oordeel dat zij het in het belang van de minderjarige acht dat partijen werken aan hun onderlinge communicatie. De rechtbank gaat er van uit dat partijen, mogelijk tezamen met hun nieuwe partners, zich daarvoor zullen inzetten en dat zij, al dan niet met hulp, daarvoor een adequaat traject weten te vinden.

Beslissing

De rechtbank
verleent toestemming aan de moeder – welke toestemming die van de vader vervangt – ten behoeve van de verhuizing naar [nieuwe woonplaats] met de minderjarige:
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat de minderjarige bij de vader zal zijn:
  • om de week van vrijdag uit school tot zondagavond uiterlijk 18.00 uur, waarbij de moeder de minderjarige bij de vader brengt en weer ophaalt;
  • de vakanties conform de eerder afgesproken regeling in onderling overleg;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, K.M. Braun en A.D. van Riel, in tegenwoordigheid van mr. J.M.N. van Limpt-Schrover als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 augustus 2015.