ECLI:NL:RBDHA:2015:9337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2015
Publicatiedatum
7 augustus 2015
Zaaknummer
C/09/492405 / KG ZA 15-1030
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vakantieverlof voor voorwaardelijk veroordeelde wegens niet-naleving van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 31 juli 2015 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] verzocht om vakantieverlof van 1 augustus tot en met 15 augustus 2015. [eiser] was voorwaardelijk veroordeeld en diende zich wekelijks te melden bij de reclassering. Het verzoek werd afgewezen omdat het niet mogelijk was om aan de bijzondere voorwaarde te voldoen, namelijk de wekelijkse meldplicht. De officier van justitie had negatief geadviseerd over het verzoek, onder verwijzing naar het verleden van [eiser], waaronder een TBS-behandeling en eerdere veroordelingen. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie een grote mate van beleidsvrijheid heeft en dat zijn beslissing niet onredelijk was. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van de samenleving voorop staat en dat de kans op recidive hoog is, gezien de psychische problematiek van [eiser]. De vordering van [eiser] werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/492405 / KG ZA 15-1030
Vonnis in kort geding van 31 juli 2015
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.M.C. van Graafeiland te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ' [eiser] ' en 'de Staat'.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brief van de Staat van 27 juli 2015, met producties;
- de op 29 juli 2015 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de Staat pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Op 31 juli 2015 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Bij vonnis van 11 december 2014 is [eiser] door de rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 730 dagen, waarvan 326 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaar wegens (i) medeplegen van oplichting, (ii) medeplegen van poging tot oplichting, (iii) het meermaals plegen van diefstal in vereniging door middel van valse sleutels, (iv) een gewoonte maken van het plegen van witwassen, (v) deelnemen aan een Organisatie die het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft en (vi) het meermaals in strijd handelen met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie door een pistool en munitie voorhanden te hebben.
2.2.
Met betrekking tot het voorwaardelijke deel van de straf heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - als volgt beslist:
"- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
(…)
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt alsbijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Leger des Heils Reclassering;
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij voornoemde reclasseringsinstelling te Den Haag (Conradkade 53) en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de instelling dit in overleg met de reclassering nodig acht, onder ambulante behandeling zal stellen van Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Waag te Den Haag en/of van Forensische Polikliniek Palier te Den Haag of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;"
2.3.
In het kader van de strafzaak heeft klinisch psycholoog drs. W.J.L. Lander op 15 juni 2012 een rapport uitgebracht met betrekking tot [eiser] . Dit rapport vermeldt onder andere:
"Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister blijkt dat in 1986 brandstichting is geseponeerd en in 1988 is betrokkene veroordeeld tot gevangenis en TBR vanwege het medeplegen van moord. Verder is betrokkene veroordeeld vanwege verkeersdelicten, uitkeringsfraude en in 2011, is hij veroordeeld vanwege valsheid in geschrifte.
(…)
Als kind was betrokkene opstandig, hij was sensatiegericht en begon al op jonge leeftijd met brandstichting.
Op achtjarige leeftijd, wilde betrokkene niet naar school want hij zag school als beperkend. Hij heeft in een lokaal op school alle gaskranen opengezet, de ramen dicht gedaan en een kaars aangestoken. Hij is weggegaan en de poging tot brandstichting is op tijd ontdekt.
Vervolgens is hij in een gesloten internaat in Zwolle geplaatst en betrokkene zegt dat hij tot 30-jarige leeftijd in inrichtingen is geweest.
Hij is in deze periode is hij slechts tweemaal negen maanden buiten geweest. De eerste maal was toen hij circa 12 jaar oud was toen hij bij zijn moeder is gaan wonen.
Nog geen jaar later, is zijn moeder naar Engeland geëmigreerd omdat zij een Engelse vriend had. Vervolgens is betrokkene naar een gesloten inrichting in Apeldoorn gegaan en op 16-jarige leeftijd heeft betrokkene gedurende negen maanden bij een voormalige vriend van zijn moeder gewoond.
(…)
Hij vertelt dat hij op 1 november 1986 een dodenlijst heeft opgesteld voor mensen die hij zou vermoorden. (...)
Zijn voogd, zijn moeder, haar vriend en nog vier andere personen stonden op de dodenlijst. Betrokkene vertelt dat hij zijn buurman heeft vermoord; hij zegt dat dit "een oefening" was. Zijn buurman had een aantal malen een denigrerende opmerking tegen hem gemaakt en toen is hij bij de buurman op visite gegaan met een pistool.
Hij heeft zijn buurman zevenmaal door het hoofd geschoten en zijn adamsappel en zijn oog eruit gesneden. Hij vertelt dat het vermoorden van zijn buurman hem veel genoegdoening heeft gedaan. Hij vond het jammer dat hij al dood was, want hij was nog niet klaar.
Betrokkene heeft twee jaar gevangenisstraf gekregen en 10 jaar TBR; (…)
(…)
Drie jaar geleden heeft betrokkene zich bij GGZ Palier en bij de Van Mesdag kliniek aangemeld vanwege de moordlustige fantasieën, maar hij is hier niet in behandeling gekomen omdat er geen sprake was van een strafrechtelijke procedure.
(…)
Wanneer het onderzoek naar de levensloop plaatsvindt, dan vertelt betrokkene op een automatische wijze zijn verhaal; alsof hij zijn verhaal al vele malen verteld heeft.
Opvallend is dat betrokkene veel moordlustige fantasieën heeft; hij wordt boos, hij zit met gebalde vuisten en op een expressieve wijze geeft hij uiting aan zijn gewelddadige voornemens. Hij geeft te kennen dat hij een TBS-behandeling wil en hij ziet zichzelf als een groot gevaar voor de samenleving. Er lijken veel onderlinge angstgevoelens ten grondslag te liggen aan zijn dreigende opstelling.
(…)
Betrokkene benadrukt dat hij een TBS-behandeling wil; hij verwacht dat hij voor het einde van het jaar weer vrij is en dan zal hij een moord plegen. Hij zal dan laten zien dat er echt een reden tot detentie is; hij voorspelt dat hij met “levenslang” zal eindigen.
Zijn naam, [eiser] , zal zeker nog wel in de publiciteit komen.
(…)
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg hiervan heeft hij een zwakke maatschappelijke positie, waarbij hij financiële problemen heeft, en hij wordt in zijn handelen niet gehinderd door een maatschappelijk normbesef.
(…)
Er is sprake van structurele persoonlijkheidsproblematiek, van cannabisafhankelijkheid, van langdurige psychosociale problematiek en van een ongunstig sociaal-maatschappelijk toekomstperspectief. Als gevolg van bovenstaande aspecten, wordt de kans op recidive als hoog geschat.
(…)
Er is bij betrokkene sprake van bagatelliseren van het ten laste gelegde, hij vertrouwt hulpverlenende instanties niet en hij denkt snel dat hem onrecht wordt aangedaan.
Vanwege externaliserende opstelling, ziet hij niet zijn aandeel bij moeilijkheden en verwacht hij meer dan mogelijk van hulpverlenende instanties. Om uiting te geven aan zijn gevoelens van frustratie, zal betrokkene zich verzetten tegen de (inhoudelijke) behandeling.
Hij is niet intrinsiek gemotiveerd, hij heeft weinig mogelijkheden tot verandering en de kans op een succesvolle behandeling van de structurele persoonlijkheidsproblematiek, is gering.
(…)
Betrokkene is een persoon die een zwakke maatschappelijke positie heeft, hij mist vaardigheden om stresserende gebeurtenissen te hanteren en hij is in mindere mate toegerust om zelfstandig te functioneren. Vanwege de beperkingen neigt hij naar delictgedrag.
Het is van belang dat betrokkene een maatschappelijke begeleiding krijgt waarbij hij ondersteuning krijgt bij financieel-administratief taken, bij het zoeken van een zinvolle dagbesteding en het onderhouden van sociale relaties. Tevens is het van belang dat betrokkene ondersteuning krijgt ten aanzien van zijn woonomstandigheden.
Om de kans op recidive te verminderen, en om maatschappelijke integratie te bevorderen, zou kunnen worden overwogen dat betrokkene aangemeld wordt bij het forensisch ambulante team van GGZ Palier.
Hier kan betrokkene een integrale behandeling en begeleiding krijgen met betrekking tot het sociaal-maatschappelijke functioneren en zijn woonomstandigheden, maar ook met betrekking tot medicatiegebruik en het cannabisgebruik.
(…)
Als gevolg van de psychosociale problematiek, zal de psychische druk op betrokkene toenemen, hij zal meer teleurgesteld raken in de samenleving en hij zal ook meer cannabis gaan gebruiken en grotere financiële problemen krijgen. De kans op recidive neemt dan toe.
(…)
Om de kans op recidive van een soortgelijk delict te verminderen, zou overwogen kunnen worden om een deel van de straf voorwaardelijk te stellen met als bijzondere voorwaarde een verwijzing naar het forensisch ambulante team van GGZ Palier.
Hier kan betrokkene een integrale behandeling en begeleiding krijgen met betrekking tot het sociaal-maatschappelijke functioneren en woonomstandigheden, maar ook met betrekking tot medicatiegebruik en het cannabisgebruik.
(…)
De onderzoeksbevindingen en het advies zijn op 25 mei 2012 met betrokkene besproken en hij zei zich in de beeldvorming te kunnen vinden.
Hij sprak wel zijn twijfels uit omtrent het advies; hij bleef bij zijn opvatting dat een TBS-behandeling noodzakelijk is omdat hij zichzelf ziet als een gevaar voor de samenleving."
2.4.
Het met het oog op de strafzaak uitgebrachte reclasseringsadvies van 23 augustus 2012 vermeldt onder andere:
"Inschatting recidiverisico
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Gezien de zwakke maatschappelijke positie van betrokkene, zijn psychische problematiek, gebrek aan sociaal steunnetwerk en zijn problemen op praktisch gebied (schulden, gebrek aan dagbesteding) achten wij de kans op recidive reëel aanwezig.
Risico op onttrekken aan voorwaarden
Ingeschat wordt dat er een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden is. De heer [eiser] was niet in staat om zijn werkstraf uit te voeren en zei veel afspraken af of liet ze door zijn vriendin afzeggen. Daarnaast is hij in 1995 ontvlucht tijdens zijn TBS behandeling.
Risico op letselschade
Ingeschat wordt dat er risico op letselschade is voor: Willekeurige personen. De heer [eiser] zegt al lange tijd opgenomen te willen worden, in een TBS-kliniek, en dat als dit niet gebeurt hij iemand zal vermoorden. Het is ons onduidelijk of betrokkene zijn woorden daadwerkelijk zal omzetten in daden. Wel vinden wij dat we zijn roep om hulp serieus moeten nemen, gezien zijn delictverleden.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijke) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
Meldingsgebod
De heer [eiser] moet zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende zijn proeftijd noodzakelijk acht.
Behandelverplichting
De heer [eiser] wordt verplicht om zich te laten behandelen bij Forensische Polikliniek van Palier of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij de heer [eiser] zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven."
2.5.
Op 12 maart 2013 heeft psychiater J. Hoerée - in opdracht van de rechter-commissaris - een rapport uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
"Betrokkene wist sinds de afloop van zijn TBR in 1999 uit detentie te blijven, hoewel hij herhaaldelijk aangeeft nu nog steeds aan moordneigingen te lijden. (…)
(…)
Er is een gebrekkige gewetensfunctie waarbij betrokkene het moeilijk heeft om zich te verplaatsen in de belevingswereld van anderen. Er zijn problemen met zijn agressieregulatie, waarvoor hij ook weer de verantwoordelijkheid buiten zich legt. Er is sprake van hulpafwijzend klagen; enerzijds geeft hij aan dat hij zijn agressie moeilijk onder controle kan houden en misschien een TBS moet krijgen, en tegelijk klaagt hij erover dat zijn detentie te lang duurt. (…)
(…)
Daarnaast is er sprake van een diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen, vanaf het vijftiende jaar aanwezig. Hij is niet in staat zich te conformeren aan de maatschappelijke norm dat men zich aan de wet moet houden, wat bleek uit het bij herhaling komen tot handelingen die een reden voor arrestatie kunnen zijn. Er is sprake van impulsiviteit en het onvermogen om vooruit te plannen, en prikkelbaarheid en agressiviteit zoals blijkt uit het bij herhaling komen tot geweldpleging. Er is sprake van een constante onverantwoordelijkheid zoals blijkt uit het niet in staat zijn geregeld werk te houden of financiële verplichtingen na te komen. Spijtgevoelens ontbreken, en hij is ongevoelig voor het feit anderen gekwetst, mishandeld of bestolen te hebben.
Betrokkene beantwoordt daarom aan de DSM IV criteria voor antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Betrokkene toont weinig emotionele diepgang, heeft een gebrek aan empathie, berouw of schuldgevoel. Hij heeft daarom ook kenmerken van psychopathie.
(…)
Betrokkene scoort op 18 van de 20 risicofactoren. Het risico op een nieuw geweldsdelict kan daarom als hoog worden geschat.
(…)
Dat alles maakt dat een vrijwillig behandeltraject moeilijk realiseerbaar is. Hij is weinig intrinsiek gemotiveerd en heeft weinig mogelijkheden tot verandering. (…)
(…)
Volgende voorwaarden kunnen na detentie worden gesteld om het gevaar op recidief af te wenden:
  • Behandeling en begeleiding volgen bij de Waag. Daar wordt ook zijn medicatie begeleid.
  • Begeleid wonen aanvaarden
  • Reclasseringstoezicht
Deze voorwaarden kunnen worden gesteld als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, of als een TBS met voorwaarden:
Volgende afwegingen moeten hierbij worden gemaakt:
(…)
Betrokkene hield zich niet aan de voorwaarden na eerdere veroordelingen. Het viel hem al te zwaar om uit zijn cel te komen voor het tweede gesprek van deze rapportage."
2.6.
Ter zake van de feiten waarvoor [eiser] bij het vonnis van 11 december 2014 is veroordeeld was hij in voorlopige hechtenis genomen. Deze is op 24 april 2013 geschorst. De tijd die [eiser] in voorarrest had doorgebracht is gelijk aan of overstijgt het onvoorwaardelijke deel van de hem opgelegde gevangenisstraf.
2.7.
Het reclasseringstoezicht met betrekking tot [eiser] is op 2 februari 2015 ingeschreven bij GGZ Reclassering Palier. Het eerste 'face-to-face' contact in het kader van het toezicht vond plaats op 11 maart 2015. Met het oog op de aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf verbonden bijzondere voorwaarden heeft de reclassering bepaald dat [eiser] zich wekelijk bij haar (op kantoor) dient te melden.
2.8.
[eiser] heeft verzocht om gedurende de periode van 1 augustus 2015 tot en met 15 augustus 2015 op vakantie te mogen naar Duitsland; als gevolg hiervan zou hij twee (fysieke) reclasseringscontacten missen. Dat verzoek is - na een negatief advies van de officier van justitie (hierna 'OvJ') - afgewezen. De OvJ heeft zijn advies toegelicht in een e-mailbericht van 7 juli 2014. Dit bericht luidt als volgt:
"Het is juist dat ik negatief geadviseerd heb. En ik blijf bij dat negatieve standpunt.
De heer [eiser] heeft vele jaren TBS gehad. Dat was mijn vertrekpunt. Bij zijn aanhouding in de zaak die ik op zitting heb gedaan, had verdachte een vuurwapen onder zich. Daarbij had hij ook een aantekeningenvel met daarop een lijst met personen die gedood moesten worden. Dat lijkt me erg gevaarlijk.
Hij heeft reclasseringstoezicht en komt zijn afspraken na om niet meer te hoeven zitten. Maar intrinsieke motivatie ontbreekt. Dat laatste neem ik hem niet kwalijk. Maar dat werkt ook niet in zijn voordeel om dan nu te kunnen oordelen, dat er iets meer vertrouwen is.
In mijn hoedanigheid moet ik adviseren en heb ik ook de verantwoordelijkheid om dat goed te doen. Gelet op de persoon van verdachte ben ik voorzichtig. Vandaar mijn beslissing om niet in te stemmen met die buitenlandse vakantie."

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert te bepalen dat hij vanaf 1 augustus 2015 twee weken op vakantie mag, zonder dat hij zich gedurende die periode fysiek behoeft te melden bij de reclassering en zonder dat dit meebrengt dat de bijzondere voorwaarden, die zijn gekoppeld aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, worden overtreden, met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiser] - samengevat - het volgende aan.
De contacten tussen [eiser] en de reclassering verlopen op dit moment goed, ook al doet de reclassering op dit moment niet zo veel voor [eiser] ; de werkelijke begeleiding vindt namelijk plaats door de Stichting Jan Arends. De ontwikkelingen waren zelfs zo positief dat de reclassering voornemens was om de wekelijks contacten te wijzigen in tweewekelijkse contacten. Enige tijd geleden heeft [eiser] aan de reclassering verzocht om gedurende de periode van 1 augustus 2015 tot en met 15 augustus 2015 met vakantie te mogen naar Duitsland, teneinde aldaar een vriendin te bezoeken. De reclassering had daartegen geen bezwaar, waarna [eiser] vliegtickets heeft gekocht. Vervolgens heeft de OvJ negatief geadviseerd, waarna de reclassering het verzoek van [eiser] toch heeft afgewezen. Gelet op de positieve ontwikkeling die [eiser] de laatste tijd heeft doorgemaakt, is het standpunt van de OvJ onbegrijpelijk en onjuist. [eiser] is bereid om - in plaats van de twee fysieke contacten met de reclassering die geen doorgang kunnen vinden - tijdens zijn vakantie wekelijks telefonisch contact te onderhouden met de reclassering. Een en ander brengt mee dat de Staat onrechtmatig handelt jegens [eiser] door niet mee te werken aan de geplande vakantie naar Duitsland.
3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
[eiser] baseert zijn vordering op onrechtmatig handelen van de Staat. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de civiele rechter - in dit spoedeisende geval de voorzieningenrechter in kort geding - gegeven.
4.2.
Centraal in de onderhavige procedure staat de toepassing van de uitoefening van het toezicht op de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan het voorwaardelijke deel van de aan [eiser] bij het vonnis van 11 december 2014 opgelegde gevangenisstraf.
4.3.
Op grond van artikel 14d lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is het openbaar ministerie (hierna 'OM') belast met het toezicht op de naleving van de (hier aan de orde zijnde) bijzondere voorwaarden. Ingevolge het bepaalde in lid 2 van dat artikel kan de rechter aan een reclasseringsinstelling opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. Van deze bevoegdheid heeft de rechtbank gebruik gemaakt in het vonnis van 11 december 2014. Voorts is van belang dat het OM - op grond van artikel 2 van het "Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke veroordeling" - de reclasseringsinstelling, die door de rechter is belast met het toezicht, aanwijzingen kan geven omtrent het toezicht op de naleving van de voorwaarden. Een reclasseringsinstelling oefent (derhalve) onder verantwoordelijkheid van het OM toezicht uit op de naleving van de voorwaarden. Dit wordt ook uitdrukkelijk aangegeven in de Nota van Toelichting betreffende het Uitvoeringsbesluit. Een en ander betekent dat - als het er op aan komt - het OM het laatste woord heeft met betrekking tot een verzoek zoals hier aan de orde. Op grond hiervan kan in het midden blijven of de reclassering heeft aangegeven dat de wekelijkse contacten tussen [eiser] en haar kunnen worden gewijzigd in tweewekelijke contacten en dat de door [eiser] geplande vakantie naar Duitsland voor haar geen probleem is, zoals [eiser] stelt. Overigens zouden de stellingen dienaangaande van [eiser] in het beperkte bestek van dit kort geding niet voor juist kunnen worden gehouden, gelet op de gemotiveerde betwisting van de Staat.
4.4.
Mede gelet op het voorgaande moet in de onderhavige procedure worden geoordeeld of de OvJ redelijkerwijs tot zijn beslissing, inhoudende afwijzing van het vakantieverzoek van [eiser] , heeft kunnen komen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de OvJ dienaangaande een grote mate van beleidsvrijheid heeft, zodat de bestreden beslissing slechts marginaal kan worden getoetst.
4.5.
Doel van een voorwaardelijke veroordeling is de bestrijding van criminaliteitsoverlast en voorkoming van recidive, waarbij een persoonsgerichte aanpak en gedragsverandering centraal staan (zie T&C Strafrecht, artt. 14a-14k).
4.6.
Anders dan [eiser] stelt, kan niet worden aangenomen dat de OvJ zijn negatieve beslissing (vrijwel) geheel baseert op het TBR-verleden van [eiser] . In het kader van de onderzoeken die ten grondslag liggen aan de onder 2.3 tot en met 2.5 vermelde rapportages/adviezen heeft [eiser] bij herhaling aangegeven moordlustige fantasieën te hebben. Daarbij heeft hij - onder andere - gezegd dat hij een TBS-behandeling wil en voorspeld dat hij zijn leven zal eindigen met een levenslange gevangenisstraf; hij ziet zichzelf als een groot gevaar voor de samenleving. Mede gelet daarop achten de deskundigen de recidivekans (zeer) hoog. Gelet op een en ander en de moord op zijn toenmalige buurman, verbaast het niet dat de OvJ bij zijn beslissing memoreert aan het TBR-verleden van [eiser] . Zijn beslissing grondt hij echter op het gebrek aan (voldoende) vertrouwen in [eiser] over diens medewerking aan het reclasseringstoezicht. Daar komt bij dat bedoelde onderzoeken plaatsvonden in het kader van de strafzaak waarin de hier aan de orde zijnde bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. De onderzoeken vonden dus vrij recent plaats. Weliswaar staat niet ter discussie dat [eiser] zich de laatste tijd positief heeft ontwikkeld, maar dat betekent nog niet dat de OvJ zijn ogen moet sluiten voor hetgeen uit voormelde onderzoeken naar voren is gekomen. Te minder nu de wekelijkse contacten tussen [eiser] en de reclassering pas in maart 2015 een aanvang hebben genomen, zodat daarover nog niet veel te zeggen valt. In het voortgangsverslag van 23 juli 2015 maakt de reclassering enerzijds ook melding van die positieve ontwikkelingen, maar anderzijds geeft zij gemotiveerd aan dat de kans op recidive verhoogd aanwezig blijft. In dat verband wijst zij er onder meer op dat (i) [eiser] gebaat is bij een gestructureerd toezicht met duidelijke grenzen, (ii) [eiser] het reclasseringstoezicht ziet als een 'waste of time' en zich enkel aan de bijzondere voorwaarden houdt om niet weer gedetineerd te raken, (iii) [eiser] - mogelijk als gevolg van een gebrekkige gewetensfunctie - geen berouw lijkt te hebben van zijn daden, (iv) iedere levensfactor een ciminogene factor kan vormen voor [eiser] indien zich dienaangaande obstakels of tegenslagen voordoen en (v) er risico op letselschade bestaat voor willekeurige personen, gelet op de bij [eiser] geconstateerde kenmerken van psychopathie.
4.7.
Op grond van het voorgaande en gelet op het onder 4.5 vermelde doel van de reclasseringscontacten, kan niet worden aangenomen dat de OvJ (apert) onredelijk handelt door niet in te stemmen met het door [eiser] verzochte vakantieverlof. Daaraan doet niet af dat de Stichting Jan Arends zeer positief is over de ontwikkelingen met betrekking tot [eiser] . Zij is niet belast met het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en bevindt zich dus in een wezenlijk andere positie ten opzichte van [eiser] dan de reclassering en de OvJ.
4.8.
De slotsom is dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
4.9.
[eiser] zal - als de in het ongelijk gestelde partij - worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vordering van [eiser] af;
- veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van de Staat begroot op € 1.429,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 613,--;
- verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.
jvl