2.3.In het kader van de strafzaak heeft klinisch psycholoog drs. W.J.L. Lander op 15 juni 2012 een rapport uitgebracht met betrekking tot [eiser] . Dit rapport vermeldt onder andere:
"Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister blijkt dat in 1986 brandstichting is geseponeerd en in 1988 is betrokkene veroordeeld tot gevangenis en TBR vanwege het medeplegen van moord. Verder is betrokkene veroordeeld vanwege verkeersdelicten, uitkeringsfraude en in 2011, is hij veroordeeld vanwege valsheid in geschrifte.
Als kind was betrokkene opstandig, hij was sensatiegericht en begon al op jonge leeftijd met brandstichting.
Op achtjarige leeftijd, wilde betrokkene niet naar school want hij zag school als beperkend. Hij heeft in een lokaal op school alle gaskranen opengezet, de ramen dicht gedaan en een kaars aangestoken. Hij is weggegaan en de poging tot brandstichting is op tijd ontdekt.
Vervolgens is hij in een gesloten internaat in Zwolle geplaatst en betrokkene zegt dat hij tot 30-jarige leeftijd in inrichtingen is geweest.
Hij is in deze periode is hij slechts tweemaal negen maanden buiten geweest. De eerste maal was toen hij circa 12 jaar oud was toen hij bij zijn moeder is gaan wonen.
Nog geen jaar later, is zijn moeder naar Engeland geëmigreerd omdat zij een Engelse vriend had. Vervolgens is betrokkene naar een gesloten inrichting in Apeldoorn gegaan en op 16-jarige leeftijd heeft betrokkene gedurende negen maanden bij een voormalige vriend van zijn moeder gewoond.
(…)
Hij vertelt dat hij op 1 november 1986 een dodenlijst heeft opgesteld voor mensen die hij zou vermoorden. (...)
Zijn voogd, zijn moeder, haar vriend en nog vier andere personen stonden op de dodenlijst. Betrokkene vertelt dat hij zijn buurman heeft vermoord; hij zegt dat dit "een oefening" was. Zijn buurman had een aantal malen een denigrerende opmerking tegen hem gemaakt en toen is hij bij de buurman op visite gegaan met een pistool.
Hij heeft zijn buurman zevenmaal door het hoofd geschoten en zijn adamsappel en zijn oog eruit gesneden. Hij vertelt dat het vermoorden van zijn buurman hem veel genoegdoening heeft gedaan. Hij vond het jammer dat hij al dood was, want hij was nog niet klaar.
Betrokkene heeft twee jaar gevangenisstraf gekregen en 10 jaar TBR; (…)
(…)
Drie jaar geleden heeft betrokkene zich bij GGZ Palier en bij de Van Mesdag kliniek aangemeld vanwege de moordlustige fantasieën, maar hij is hier niet in behandeling gekomen omdat er geen sprake was van een strafrechtelijke procedure.
Wanneer het onderzoek naar de levensloop plaatsvindt, dan vertelt betrokkene op een automatische wijze zijn verhaal; alsof hij zijn verhaal al vele malen verteld heeft.
Opvallend is dat betrokkene veel moordlustige fantasieën heeft; hij wordt boos, hij zit met gebalde vuisten en op een expressieve wijze geeft hij uiting aan zijn gewelddadige voornemens. Hij geeft te kennen dat hij een TBS-behandeling wil en hij ziet zichzelf als een groot gevaar voor de samenleving. Er lijken veel onderlinge angstgevoelens ten grondslag te liggen aan zijn dreigende opstelling.
Betrokkene benadrukt dat hij een TBS-behandeling wil; hij verwacht dat hij voor het einde van het jaar weer vrij is en dan zal hij een moord plegen. Hij zal dan laten zien dat er echt een reden tot detentie is; hij voorspelt dat hij met “levenslang” zal eindigen.
Zijn naam, [eiser] , zal zeker nog wel in de publiciteit komen.
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg hiervan heeft hij een zwakke maatschappelijke positie, waarbij hij financiële problemen heeft, en hij wordt in zijn handelen niet gehinderd door een maatschappelijk normbesef.
Er is sprake van structurele persoonlijkheidsproblematiek, van cannabisafhankelijkheid, van langdurige psychosociale problematiek en van een ongunstig sociaal-maatschappelijk toekomstperspectief. Als gevolg van bovenstaande aspecten, wordt de kans op recidive als hoog geschat.
Er is bij betrokkene sprake van bagatelliseren van het ten laste gelegde, hij vertrouwt hulpverlenende instanties niet en hij denkt snel dat hem onrecht wordt aangedaan.
Vanwege externaliserende opstelling, ziet hij niet zijn aandeel bij moeilijkheden en verwacht hij meer dan mogelijk van hulpverlenende instanties. Om uiting te geven aan zijn gevoelens van frustratie, zal betrokkene zich verzetten tegen de (inhoudelijke) behandeling.
Hij is niet intrinsiek gemotiveerd, hij heeft weinig mogelijkheden tot verandering en de kans op een succesvolle behandeling van de structurele persoonlijkheidsproblematiek, is gering.
Betrokkene is een persoon die een zwakke maatschappelijke positie heeft, hij mist vaardigheden om stresserende gebeurtenissen te hanteren en hij is in mindere mate toegerust om zelfstandig te functioneren. Vanwege de beperkingen neigt hij naar delictgedrag.
Het is van belang dat betrokkene een maatschappelijke begeleiding krijgt waarbij hij ondersteuning krijgt bij financieel-administratief taken, bij het zoeken van een zinvolle dagbesteding en het onderhouden van sociale relaties. Tevens is het van belang dat betrokkene ondersteuning krijgt ten aanzien van zijn woonomstandigheden.
Om de kans op recidive te verminderen, en om maatschappelijke integratie te bevorderen, zou kunnen worden overwogen dat betrokkene aangemeld wordt bij het forensisch ambulante team van GGZ Palier.
Hier kan betrokkene een integrale behandeling en begeleiding krijgen met betrekking tot het sociaal-maatschappelijke functioneren en zijn woonomstandigheden, maar ook met betrekking tot medicatiegebruik en het cannabisgebruik.
Als gevolg van de psychosociale problematiek, zal de psychische druk op betrokkene toenemen, hij zal meer teleurgesteld raken in de samenleving en hij zal ook meer cannabis gaan gebruiken en grotere financiële problemen krijgen. De kans op recidive neemt dan toe.
Om de kans op recidive van een soortgelijk delict te verminderen, zou overwogen kunnen worden om een deel van de straf voorwaardelijk te stellen met als bijzondere voorwaarde een verwijzing naar het forensisch ambulante team van GGZ Palier.
Hier kan betrokkene een integrale behandeling en begeleiding krijgen met betrekking tot het sociaal-maatschappelijke functioneren en woonomstandigheden, maar ook met betrekking tot medicatiegebruik en het cannabisgebruik.
De onderzoeksbevindingen en het advies zijn op 25 mei 2012 met betrokkene besproken en hij zei zich in de beeldvorming te kunnen vinden.
Hij sprak wel zijn twijfels uit omtrent het advies; hij bleef bij zijn opvatting dat een TBS-behandeling noodzakelijk is omdat hij zichzelf ziet als een gevaar voor de samenleving."