ECLI:NL:RBDHA:2015:926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2015
Publicatiedatum
30 januari 2015
Zaaknummer
C-09-476118 - KG ZA 14-1289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid inschrijving bij private aanbesteding en de rol van de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Dek Verkeersopleidingen B.V. en Sectorinstituut Transport en Logistiek B.V. (VTL) met betrekking tot de geldigheid van een inschrijving voor een aanbesteding. Dek vorderde dat VTL de opdracht niet zou gunnen aan de concurrent [A], omdat deze volgens Dek niet voldeet aan de geschiktheidseisen die in de offerteaanvraag waren gesteld. De rechtbank oordeelde dat VTL als private partij niet gebonden is aan de aanbestedingsregels die voor overheidsinstanties gelden, maar dat zij wel de beginselen van redelijkheid en billijkheid in acht moet nemen. De voorzieningenrechter concludeerde dat Dek onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de inschrijving van [A] ongeldig was. De rechtbank wees de vorderingen van Dek af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de ruimte die private aanbesteders hebben in hun beoordelingscriteria en de noodzaak voor inschrijvers om goed op de hoogte te zijn van de specifieke eisen die in de offerteaanvraag zijn opgenomen.

Uitspraak

Rechtbank dEN haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/476118 / KG ZA 14-1289
Vonnis in kort geding van 30 januari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dek Verkeersopleidingen B.V.,
gevestigd te Goes,
eiseres,
advocaat mr. J. Haest te Den Haag,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sectorinstituut Transport en Logistiek B.V.,
voorheen genaamd
Vakopleiding Transport & Logistiek VTL Nederland B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
gedaagde,
advocaat mr. P.B.J. van den Oord te Alphen aan den Rijn,
waarin is tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verkeersschool [A] B.V.,
gevestigd te Geertruidenberg,
advocaat mr. S.J.E. Loontjens te Breda.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Dek’, ‘VTL’ en ‘[A]’.

1.Het incident tot tussenkomst

[A] heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen Dek en VTL. Ter zitting van 16 januari 2015 hebben Dek en VTL verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst. [A] is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de toewijzing van de gevorderde tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 16 januari 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
VTL is een private onderneming, die zich bezighoudt met het (doen) verzorgen en organiseren van vakopleidingen, trainingen en cursussen voor de sector Transport & Logistiek en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. In dat kader verricht zij verschillende activiteiten op het gebied van opleiding en detachering van zogenoemde ‘BBL-ers’ voor de sector beroepsgoederenvervoer (‘BBL’ staat voor ‘Beroeps Begeleidende Leerweg’). Een BBL-leerling werkt vier dagen per week bij een erkend leerbedrijf en gaat één dag per week naar een ROC of Vakschool. VTL neemt de betreffende leerlingen in dienst en verzorgt hun detachering bij die leerbedrijven. Daarnaast biedt VTL de leerlingen rijopleidingen (B, C en CE) aan.
2.2.
Ten behoeve van de door haar georganiseerde opleidingen en leerlingen koopt VTL diensten in van opleiders binnen heel Nederland. In dat verband heeft zij een offerteprocedure georganiseerd, waarin zij voor 22 percelen, steeds onderverdeeld in twee verschillende (opleidings)pakketten, opleiders heeft benaderd voor het doen van een offerte voor het uitvoeren van de rijopleidingen in een bepaalde regio voor de duur van twee jaar. Hiertoe heeft zij een Offerteaanvraag Uitvoering BBL-Rijopleidingen ten behoeve van Vakopleiding Transport & Logistiek VTL Nederland BV, d.d. 15 mei 2014 (hierna ‘de Offerteaanvraag’), uitgebracht. In de Offerteaanvraag wordt onder meer verwezen naar het Programma van Eisen en de (concept)toeleveringsovereenkomst met bijlagen.
2.3.
De Offerteaanvraag vermeldt met betrekking tot de te volgen procedure – voor zover hier relevant – het volgende:

4.5.1 Beoordelingsprocedure Offertes per Perceel
De beoordelingsprocedure start na het uiterste tijdstip waarop de Inschrijver zijn Offerte heeft moeten overleggen. De beoordelingsprocedure kent de navolgende fase(n):
-
Fase 1 Toets op volledigheid van de Offerte
VTL toetst of de ingediende Offerte volledig is en voldoet aan de aan de Offerte gestelde voorwaarden, waaronder dat de Inschrijver zich conformeert aan alle eisen en bepalingen van het Programma van Eisen (Bijlage 1) en de Overeenkomst (Bijlage 2).
-
Fase 2 Toets op uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen
VTL toetst of op de Inschrijvers de uitsluitingsgronden in hoofdstuk 5 van toepassing zijn, evenals of de Inschrijvers voldoen aan alle in hoofdstuk 6 opgenomen geschiktheidseisen, door controle van de Eigen Verklaring.
-
Fase 3 Beoordeling op gunningscriteria en rangorde
VTL is voornemens de Overeenkomst, onder de voorwaarden als opgenomen in de Offerteaanvraag per Perceel en per Pakket te gunnen aan de Inschrijver met de vanuit het oogpunt van VTL ‘economisch meest voordelige offerte’ per Perceel en Pakket. De Offertes worden beoordeeld door de beoordelingscommissie (zie par. 4.5.3) op de gunningscriteria als hierna vermeld in hoofdstuk 8. De beoordelingscommissie zal in het kader van de objectiviteit eerst de kwaliteit per Offerte beoordelen, alvorens kennis te nemen van het ingediende kortingspercentage.
De beoordeling leidt tot een rangorde per Perceel en per Pakket. Per Perceel en Pakket wordt de Inschrijver bepaald, waaraan op basis van de gunningscriteria de meeste punten zijn toegekend en die dus (de vanuit het oogpunt van VTL) ‘economisch meest voordelige offerte’ voor het betreffende Perceel en Pakket heeft ingediend.
-
Fase 4 Berichtgeving
(…)
VTL zal in haar berichtgeving haar beslissing (geldig/ongeldig) en de voorgenomen opdrachtverstrekking motiveren. Deze motivering betreft eensamenvattingvan de belangrijkste overwegingen die ten grondslag liggen aan de beslissing (geldig/ongeldig) en de voorgenomen opdrachtverstrekking (rangorde).
Nadrukkelijk wordt bevestigd dat in het kader van efficiency en gelet op de omvang van de Offerteprocedure VTL in het kader van de beoordeling niet alle kenmerken en de relatieve voordelen zal beschrijven en zich het recht voorbehoudt om haar motivering (in en buiten rechte) nader aan te vullen, gerelateerd aan de door Inschrijver ingediende Offerte.
4.5.2
Ongeldigheid, herstel, toelichting
Indien een Inschrijver een onvolledige Offerte indient, althans een Offerte die afwijkt van het door VTL ter beschikking gestelde Inschrijfformulier, indien één of meerdere uitsluitingsgronden van toepassing zijn op een Inschrijver of indien een Inschrijver niet voldoet aan alle geschiktheidseisen leidt dat in beginsel tot ongeldigheid van de Offerte, c.q. het niet in behandeling nemen van de Offerte.
VTL is gerechtigd om – indien zij van mening is dat een gebrek in de Offerte van een Inschrijver zich leent voor eenvoudig herstel – waarbij niet feitelijk een nieuwe Offerte wordt voorgesteld, een Inschrijver te verzoeken om zodanige gebreken te herstellen.
VTL is te allen tijde gerechtigd om een Inschrijver te verzoeken om een nadere toelichting en/of verduidelijking en/of een Inschrijver te verzoeken om bepaalde bescheiden aan te leveren ten bewijze dat de Inschrijver voldoet aan gestelde eisen c.q. normen. De Inschrijver is verplicht zodanige toelichting en/of verduidelijk te geven en/of de gevraagde bewijsmiddelen aan te leveren, op straffe van het ongeldig verklaren van de betreffende Offerte van de Inschrijver.
VTL is gerechtigd om dwingende redenen van algemeen belang van voorgaande af te wijken. VTL zal hiervan in redelijkheid gebruik maken, met inachtneming van de belangen van de Inschrijvers.
4.6
Bezwaarfase
(…)
6. VTL behoudt zich te allen tijde (ook buiten de ‘bezwaarfase’) het recht voor om in gevallen waarin de Offerteaanvraag niet voorziet, een beslissing te nemen of een regeling te treffen.
2.4.
Met betrekking tot vragen van inschrijvers vermeldt de Offerteaanvraag in 4.2 onder 3 het volgende:

De Offerteaanvraag met alle bijbehorende bijlagen waaronder begrepen het Inschrijfformulier zijn met zorg samengesteld. Mocht u desondanks tegenstrijdigheden en/of onvolkomenheden tegenkomen, dan dient u VTL hier onmiddellijk per e-mail van op de hoogte te stellen.
Van een Inschrijver wordt ter zake een proactieve houding verwacht. Dat brengt met zich dat van een Inschrijver wordt verwacht zo spoedig mogelijk onvolkomenheden, onduidelijkheden, tegenstrijdigheden of anderszins te melden en/of vragen te stellen. VTL behoudt zich het recht voor om vragen die reeds in de eerste vragenronde hadden kunnen worden gesteld, in de tweede vragenronde niet (meer) in behandeling te nemen. Als verzuimd wordt door een Inschrijver om vragen te stellen omtrent onvolkomenheden, onduidelijkheden, tegenstrijdigheden of anderszins, kunnen Inschrijvers hierover achteraf niet meer klagen, kunnen zij hierop geen beroep meer doen en conformeren zij zich aan de (redelijke) uitleg van VTL ter zake.
2.5.
In de procedure is voorzien dat er twee inlichtingenronden zullen worden gehouden, waarna steeds een Nota van Inlichtingen wordt verstrekt.
2.6.
De in ieder perceel in pakket 1 aan te bieden rijopleiding C bestaat uit verschillende door de opleiders te verzorgen praktijkonderdelen. Het betreft Rijopleiding C, Praktische toets C en een Toets besloten terrein, waarbij de Toets besloten terrein moet worden uitgevoerd op een besloten terrein en de overige praktijkonderdelen op de openbare weg of bij de vestiging van de opleider. De Toets besloten terrein, waarin bijzondere verrichtingen dienen te worden uitgevoerd, bestaat uit een opleiding van twee dagdelen, afgesloten met een toets. Volgens voorschriften van de divisie CCV van het Centraal Bureau Rijvaardigheid (hierna ‘CBR’) dient deze opleiding plaats te vinden op een besloten terrein met minimale afmetingen van 55 meter bij 25 meter, waarbij gebruik wordt gemaakt van pylonen.
2.7.
Met betrekking tot de geschiktheidseisen, waaronder begrepen de eisen aan de uitvoeringslocatie(s), vermeldt de Offerteaanvraag – voor zover hier van belang – het volgende:

6.1. Algemeen
Een Inschrijver dient op straffe van uitsluiting te voldoen aan de hierna geformuleerde geschiktheidseisen. Deze geschiktheidseisen zijn opgesteld om een minimumniveau aan kennis, vakkundigheid (competenties) en capaciteit te borgen.
6.5
Uitvoeringslocatie
Pakket 1 – Alle Percelen
De opleider dient te beschikken over een eigen geoutilleerde uitvoeringslocatie voor de opleidingen inelk Perceelwaarvoor hij een Offerte indient. Onder ‘eigen’ uitvoeringslocatie wordt zowel een gehuurde uitvoeringslocatie, als een uitvoeringslocatie in eigendom (van de Inschrijver zelf) begrepen.
De uitvoeringslocatie dient in het kader van de herkenbaarheid en representativiteit te allen tijde (op het moment van indiening van de Offerte, alsmede gedurende de uitvoering) herkenbaar te zijn als een eigen uitvoeringslocatie welke regulier wordt gebruikt door de opleider. Het is met andere woorden bijvoorbeeld dusnietmogelijk om een uitvoeringslocatie van een derde te huren ten behoeve van de Offerte, indien deze uitvoeringslocatie door de opleider nog niet zelf wordt gebruikt en/of nog niet herkenbaar is als uitvoeringslocatie van de opleider.
De locatie dient te beschikken over alle benodigde CCV certificeringen maar dient tevens te voldoen aan alle wettelijke vereisten. De locatie dient te voldoen aan de eisen zoals gesteld in het Programma van Eisen.
Om te kunnen beoordelen of de Inschrijver aan deze genoemde eisen heeft voldaan dient de Inschrijver bij zijn Offerte in het Plan van Aanpak (onderdeel C van het Inschrijfformulier) de relevante gegevens in te vullen. De Inschrijver zal – desgevraagd – moeten aantonen dat de uitvoeringslocatie voldoet c.q. de uitvoeringslocaties voldoen aan de gestelde eisen.
2.8.
In artikel 6 van de concepttoeleveringsovereenkomst (Bijlage 2 bij de Offerteaanvraag) en in artikel 4 van de bijbehorende Bijlage B is met betrekking tot de uitvoeringslocatie – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:

Artikel 6 Uitvoeringslocatie
VTL Opleider dient de BBL-Rijopleidingen conform haar Offerte(s) uit te voeren op de door VTL Opleider aldaar benoemde uitvoeringslocaties en met behulp van de aldaar benoemde examenlocaties en opstaplocaties. (…)
VTL Opleider dient te allen tijde voor de door VTL Opleider uit te voeren BBL-Rijopleidingen binnen een perceel te beschikken over een uitvoeringslocatie.
VTL Opleider zorgt ervoor dat de uitvoeringslocatie(s) goed bereikbaar zijn.
(…)
(…)
VTL Opleider draagt er zorg voor dat de technische infrastructuur aanwezig is en naar behoren werkt, op een wijze die nodig is voor een goede uitvoering van de opleidingen.
De uitvoeringslocatie dient te voldoen aan de voorschriften van examinerende en controlerende instanties en/of specificaties van de opleidingen.
De uitvoeringslocatie dient te voldoen aan de kwaliteitseisen als opgenomen in bijlage B, alsmede voortvloeiend uit de Offerteaanvraag.
De uitvoeringslocatie dient in het kader van de herkenbaarheid en representativiteit te allen tijde herkenbaar te zijn als een eigen uitvoeringslocatie welke regulier wordt gebruikt door de VTL Opleider. (…)

Artikel 4 Uitvoeringslocatie
a. De uitvoeringslocatie dient goed bereikbaar te zijn met eigen en openbaar vervoer. (…).
b. Theorie- en/of praktijkopleidingen categorie B/C/E worden georganiseerd binnen een voor de BBL-leerling acceptabele reisduur. Maximale reisduur van deur tot deur (c.q. tot opstaplocatie) is voor de opleidingen Rijopleiding C, Praktische toets C, Toets besloten terrein C of Toets simulator en Rijopleiding E bij C 45 minuten en voor de opleidingen Theorie B en Rijopleiding B 30 minuten, tenzij deze maximale reisduur in redelijkheid niet haalbaar is, in die gevallen dient met VTL anderszins te worden overeengekomen.
c. (…)
d. De inrichting van de uitvoeringslocatie voldoet aan de wettelijke normen, zoals onder andere vastgesteld door de arbeidsinspectie, in de Arboinformatiebladen (AI-bladen) te voldoen.
e. De uitvoeringslocatie dient als uitvoeringslocatie van de VTL Opleider herkenbaar te zijn, ook als de uitvoeringslocatie in onderaanneming wordt ingehuurd.
f. VTL Opleider zorgt voor een technische infrastructuur en de aanwezigheid van onderwijs ondersteunende middelen, zoals beamer en laptop of computer, op de uitvoeringslocatie.
2.9.
In het door de inschrijvers in te dienen inschrijfformulier dienden zij per uitvoeringslocatie een specificatie te verschaffen.
2.10.
In de eerste Nota van Inlichtingen van 16 juni 2014 is de volgende vraag met daarop het volgende antwoord opgenomen:
4
Paragraaf
Pagina
6.5
20
Is het gebruik van locatie van derden t.b.v. de toets besloten terrein en de praktijktoets toegestaan?
Nee, de opleider dient te beschikken over een eigen geoutilleerde uitvoeringslocatie in het Perceel conform de beschrijving in paragraaf 6.5 van de Offerteaanvraag
2.11.
In het totaal heeft VTL van 37 verschillende inschrijvers 90 offertes ontvangen, verdeeld over de 44 pakketten van de 22 percelen. Dek en [A] hebben zich ingeschreven op perceel 14, pakket 1 (hierna ‘de Opdracht’). In haar inschrijving heeft [A] de volgende uitvoeringslocaties opgegeven: de door haar gehuurde verkeersschool aan de Borchweg 30 te Roosendaal en een terrein aan het adres Gewenten 51 te Roosendaal (hierna ‘Gewenten 51’) voor de Toets besloten terrein. Gewenten 51 is eigendom van Bluekens Truck en Bus B.V. (hierna ‘Bluekens’). [A] en Bluekens hebben met betrekking tot Gewenten 51 een gebruiksovereenkomst gesloten op grond waarvan [A], mits drie dagen tevoren aangevraagd, het terrein mag gebruiken. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van twee jaar met ingang van 1 juli 2014 met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging. De vergoeding voor het gebruik is tot 1 juli 2015 vastgesteld op nihil.
2.12.
Bij brief van 14 oktober 2014 heeft VTL aan Dek meegedeeld dat zij niet de economisch meest voordelige inschrijving heeft ingediend. Volgens de in de brief weergegeven matrix is [A] als eerste geëindigd en Dek als tweede.
2.13.
Nadat (de advocaat van) Dek bij brief van 21 oktober 2014 bezwaar had gemaakt tegen het door VTL geuite gunningsvoornemen, heeft de advocaat van VTL bij brief van 24 oktober 2014 aan Dek meegedeeld dat op basis van de door [A] ter beschikking gestelde bewijsstukken is gebleken dat de door haar opgegeven uitvoeringslocaties voldoen aan de gestelde eisen. In dit kader wordt onder meer verwezen naar een brief van 3 oktober 2014 van het CBR waarin wordt bevestigd dat [A] is gecertificeerd voor de praktijktoetsen Toets besloten terrein C en D.
2.14.
Bij brief van 27 oktober 2014 heeft de advocaat van VTL aan de advocaat van Dek meegedeeld dat zij de door Dek gegeven uitleg van de geschiktheidseisen aan de uitvoeringslocaties niet deelt en dat VTL de mening is toegedaan dat [A] op het moment van indiening van haar offerte voldeed aan de gestelde eisen, waaronder de herkenbaarheid. In deze brief schrijft de advocaat van VTL onder meer: “
De door u (…) in de tekst van de Offerte-aanvraag gelezen eisen aan uitvoeringslocaties, deelt cliënt niet, zeker niet waar het een (bescheiden) onderdeel (qua duur) van de opleiding (…) betreft.
2.15.
Bij e-mail van 27 oktober 2014 heeft Bluekens met betrekking tot de met [A] gesloten gebruiksovereenkomst onder meer het volgende meegedeeld aan Dek:

Die 3 dagen is er in gezet om te zorgen dat er rangeerruimte is (…)
Betreffende reclame is mondeling toestemming gegeven om een niet overheersend bord te plaatsen. Heeft er gestaan ik weet niet of het nog zo is.
2.16.
In de voorbije maanden heeft [A] het terrein aan Gewenten 51 (ten minste eenmaal) gebruikt voor de afname van de Toets besloten terrein.

3.Het geschil

3.1.
Dek vordert, zakelijk weergegeven:
primair: VTL te verbieden de Opdracht definitief te gunnen aan [A], althans VTL te gebieden, indien zij nog tot gunning wenst over te gaan, de Opdracht aan geen ander te gunnen dan Dek;
subsidiair: VTL te gebieden – voor zover zij nog tot gunning wenst over te gaan – de Opdracht opnieuw aan te besteden en daarbij ook Dek uit te nodigen een aanbieding te doen;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van VTL in de proceskosten.
3.2.
Daartoe stelt Dek het volgende. [A] voldoet niet aan de in de Offerteaanvraag vermelde geschiktheidseisen voor de Toets besloten terrein. Het terrein aan Gewenten 51 is immers geen eigendom van [A] en het wordt evenmin door haar gehuurd. Evenmin voldoet het terrein aan de eisen dat het goed geoutilleerd moet zijn, aan de eisen van herkenbaarheid en aan de eis dat sprake moet zijn van regulier gebruik. Dat het terrein voor de Toets besloten terrein aan deze voorwaarden diende te voldoen blijkt ook uit de Nota van Inlichtingen. Dek mag erop vertrouwen dat VTL de door haar geformuleerde regels volgt. Dit betekent dat VTL moet afzien van gunning aan [A] en dat zij, voor zover zij de Opdracht nog wenst te gunnen, hetzij de Opdracht moet gunnen aan Dek, hetzij – wegens schending van het gelijkheids- en het transparantiebeginsel – een heraanbesteding moet houden.
3.3.
VTL en [A] voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
In deze procedure moet worden beoordeeld of VTL de inschrijving van [A] ongeldig had moeten verklaren in verband met de in de Offerteaanvraag gestelde eisen aan de uitvoeringslocatie voor de Toets besloten terrein, en of dat zij moet overgaan tot heraanbesteding van de Opdracht. Een vraag die partijen hierbij verdeeld houdt is de vraag of, en zo ja en in hoeverre, VTL gebonden is aan de aanbestedingsrechtelijke beginselen.
4.2.
Uitgangspunt is dat VTL als private partij niet gebonden is aan de Nederlandse of Europese regelgeving voor overheidsaanbestedingen. De tussen Dek en VTL bestaande precontractuele verhouding in het kader van de offerteprocedure wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Bij de beantwoording van de vraag of de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat ook een private aanbesteder, zoals VTL, de aanbestedingsrechtelijke beginselen van gelijkheid en transparantie in acht dient te nemen, staat centraal of de (potentiële) aanbieders aan de aanbesteding redelijkerwijs de verwachting kunnen ontlenen dat de aanbesteder die beginselen in acht zal nemen, zodat hij hen daarin naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag teleurstellen. Of in een concreet geval een dergelijke verwachting is gewekt, is afhankelijk van het bij de aanbesteding gehanteerde programma, de daarin neergelegde (rand)voorwaarden en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de hoedanigheid van betrokken partijen. Daarbij heeft te gelden dat uit het beginsel van contractsvrijheid tussen private partijen voortvloeit, dat het partijen in een aanbesteding in beginsel vrijstaat om in de aanbestedingsvoorwaarden de toepasselijkheid van het gelijkheidsbeginsel en het transparantiebeginsel uit te sluiten, zij het dat een beroep op een zodanige uitsluiting in verband met de bijzondere omstandigheden van het betrokken geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn (zie o.a. Hoge Raad 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2900).
4.3.
In de Offerteaanvraag heeft VTL zich verbonden de Opdracht te gunnen aan de inschrijver die de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan, waarbij toepasselijkheid van de vermelde uitsluitingsgronden en het niet voldoen aan de gestelde geschiktheidseisen leidt tot ongeldigverklaring van de inschrijving. Bij een dergelijke procedure mag redelijkerwijs worden verwacht dat, net als in een aanbestedingsprocedure, aan inschrijvers gelijke kansen worden geboden, waarbij zij erop mogen vertrouwen dat de vooraf bekendgemaakte voorwaarden ten aanzien van alle inschrijvers op dezelfde wijze worden toegepast. Dit wordt anders indien de opdrachtgever een en ander impliciet of expliciet deels heeft uitgesloten. Hoewel VTL in de Offerteaanvraag zich een aantal vrijheden heeft voorbehouden (zoals bijvoorbeeld de uitsluiting van bepaalde inschrijvers, een verbod om gebruik te maken van derden (onderaannemers), de beperkte motivering van de gunningsbeslissing en de vrijheid van VTL om in gevallen waarin de Offerteaanvraag niet voorziet een beslissing te nemen of een regeling te treffen), heeft zij zich niet het recht voorbehouden om de Opdracht te gunnen op basis van een, volgens de Offerteaanvraag, ongeldige inschrijving. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. De discussie spitst zich dan ook toe op de vraag of de inschrijving van [A] ten onrechte als geldig is aangemerkt. Hiertoe dient beoordeeld te worden of, zoals Dek heeft betoogd, de locatie voor de Toets besloten terrein moet voldoen aan de in 6.5 van de Offerteaanvraag vermelde eisen, zoals weergegeven in 2.7. van dit vonnis.
4.4.
Bij de beoordeling van die vraag geldt als uitgangspunt dat de betreffende bepaling naar objectieve maatstaven dient te worden uitgelegd en dat de bewoordingen van de bepaling, gelezen in het licht van het geheel van alle stukken van de procedure, waaronder de Nota van Inlichtingen, van doorslaggevende betekenis zijn. Zoals VTL terecht heeft aangevoerd kan hierbij rekening worden gehouden met hetgeen binnen de kring waartoe de inschrijvers behoren gebruikelijk is. Daarnaast dient in aanmerking te worden genomen dat VTL zich in 4.2. van de Offerteaanvraag (zoals weergegeven in 2.4. van dit vonnis) het recht heeft voorbehouden om een redelijke uitleg te geven in geval van onvolkomenheden, onduidelijkheden, tegenstrijdigheden of anderszins.
4.5.
In 6.5 van de Offerteaanvraag is kort gezegd bepaald dat de ‘uitvoeringslocatie’ een eigen locatie (in eigendom of gehuurd) moet betreffen, dat het ‘geoutilleerd’ moet zijn, dat sprake moet zijn van ‘regulier gebruik’ en dat het daarnaast moet voldoen aan eisen van representativiteit en herkenbaarheid en de eisen in de nadere bijlagen. Deze nadere eisen (zoals weergegeven in 2.8. van dit vonnis) betreffen onder meer de aanwezigheid van technische infrastructuur, zoals een beamer en een computer. In de Offerteaanvraag is geen definitie gegeven van wat moet worden verstaan onder ‘uitvoeringslocatie’. Tussen partijen is niet in geschil dat voor de uitvoering van de Opdracht meerdere ‘locaties’ benodigd zijn. Het gaat hierbij om een zogenoemde vestigingslocatie (de hoofdvestiging van de inschrijver binnen het betreffende perceel), de openbare weg (waar de praktijkopleiding plaatsvindt) en de locatie voor de Toets besloten terrein. Het behoeft geen betoog dat voormelde eisen niet aan de openbare weg gesteld kunnen worden. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Het ligt evenmin voor de hand deze eisen onverkort aan de locatie voor de Toets besloten terrein te stellen, aangezien deze locatie volgens de door partijen aangehaalde voorschriften van het CBR een kaal (parkeer)terrein met pylonen moet betreffen, waar leerlingen slechts een zeer beperkt deel van hun opleiding genieten. Van een dergelijke locatie kan niet worden verlangd dat deze representatief is of dat deze beschikt over de in de bijlagen vermelde technische infrastructuur, tenzij dit expliciet wordt geëist. Daar komt bij dat in artikel 6 onder a van de concepttoeleveringsovereenkomst, zoals vermeld in 2.8., onderscheid wordt gemaakt tussen uitvoeringslocaties, examenlocaties en opstaplocaties, hetgeen doet vermoeden dat niet iedere locatie die gebruikt wordt voor de uitvoering van de Opdracht als uitvoeringslocatie in de zin van de Offerteaanvraag moet worden beschouwd, althans dat al deze locaties aan alle vereisten dienen te voldoen. Hoewel wellicht onduidelijk is aan welke eisen de locatie voor de Toets besloten terrein wél dient te voldoen, kan de uitleg van Dek niet zonder meer worden gevolgd. Het is immers duidelijk dat niet alle aan uitvoeringslocaties gestelde eisen op alle locaties van uitvoering van toepassing kunnen zijn, terwijl het onverkort naleven van alle aan uitvoeringslocaties gestelde voorschriften, met name voor wat betreft de representativiteit en de technische infrastructuur, onlogisch is en dit – naar VTL en [A] onweersproken hebben gesteld – ook door andere inschrijvers bij de overige percelen niet op de door Dek gestelde wijze is begrepen. De door Dek gestelde onduidelijkheid kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden aangemerkt als een onvolkomenheid in de Offerteaanvraag ten aanzien waarvan VTL zich de vrijheid heeft voorbehouden daarvoor een redelijke uitleg te geven. De uitleg dat de locatie voor de Toets besloten terrein niet behoeft te voldoen aan alle in 6.5 van de Offerteaanvraag vermelde eisen komt de voorzieningenrechter gelet op het voorgaande niet onredelijk voor.
4.6.
Voor de in 6.5 van de Offerteaanvraag gestelde eisen met betrekking tot het beschikken over een ‘eigen locatie’ ligt dat anders. In vraag 4 van de eerste de Nota van Inlichtingen (zoals weergegeven in 2.10. van dit vonnis) wordt naar aanleiding van een vraag over de locatie voor de Toets besloten terrein expliciet verwezen naar paragraaf 6.5 van de Offerteaanvraag, waarin kort gezegd staat vermeld dat het een ‘eigen locatie’ van de inschrijver dient te zijn, waaronder wordt begrepen zowel een gehuurde locatie als een locatie die eigendom is van de inschrijver. Gelet op deze expliciete bepaling mag een inschrijver erop vertrouwen dat deze eis ten aanzien van alle inschrijvers wordt toegepast.
4.7.
Met betrekking tot de uitleg van de eis dat inschrijvers moeten beschikken over een ‘eigen’ locatie voor de Toets besloten terrein overweegt de voorzieningenrechter dat deze eis volgens VTL is ingegeven door haar wens dat de inschrijvers, wanneer nodig, over een locatie voor de Toets besloten terrein kunnen beschikken. De uitwerking van deze eis dat deze locatie (daarom) in eigendom of gehuurd moet zijn, is ongelukkig, aangezien eigendom noch huur kan garanderen dat de inschrijver feitelijk de beschikking over die locatie heeft. Een terrein kan immers door de inschrijver worden (onder)verhuurd of in gebruik gegeven aan een derde. Daar komt bij dat indien een inschrijver een terrein huurt, hij per definitie gebruik maakt van het terrein van een derde, hetgeen volgens vraag 4 van de eerste Nota van Inlichtingen nu juist verboden is. Overigens blijkt uit niets dat de gegeven uitwerking (eigendom of huur) uitputtend is. In voormelde opzichten is ook deze door VTL geformuleerde eis dan ook onvolkomen.
4.8.
Gebleken is dat [A] met betrekking tot het terrein aan Gewenten 51 met eigenaar Bluekens een gebruiksovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan [A], op aanvraag, over dat terrein kan beschikken. Hoewel de gebruiksovereenkomst – bij gebreke van een overeengekomen vergoeding – in juridisch opzicht niet is aan te merken als huur, valt deze locatie naar het oordeel van de voorzieningenrechter binnen de in de 6.5 van de Offerteaanvraag gestelde eis. Aangenomen mag worden dat voor de Opdracht het gebruiksrecht met betrekking tot de locatie doorslaggevend is en niet de verplichting tot het betalen van een vergoeding. In dit verband heeft [A] onweersproken gesteld dat Dek zich voor een ander perceel (perceel 15), net als [A] voor de onderhavige Opdracht, heeft ingeschreven zonder te beschikken over een ‘eigen’ locatie (door haar gehuurd of in haar eigendom) voor de Toets besloten terrein. Gelet op dit een en ander is de voorzieningenrechter van oordeel dat Dek onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat paragraaf 6.5 van de Offerteaanvraag op de door haar voorgestane, formalistische, wijze diende te worden uitgelegd. Mede gelet op de door VTL voorbehouden vrijheid, stond het haar daarom vrij deze bepaling uit te leggen op de wijze zoals zij dat heeft gedaan.
4.9.
Slotsom is dat Dek onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de inschrijving van [A] ongeldig was. De primaire vordering van Dek moet dan ook worden afgewezen.
4.10.
De subsidiaire vordering dient eveneens te worden afgewezen, aangezien het VTL vrijstaat de procedure af te breken en zij als private aanbesteder niet aanbestedingsplichtig is, zodat zij niet kan worden verplicht tot heraanbesteding over te gaan.
4.11.
Dek zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, en zoals door haar gevorderd, ten behoeve van VTL (deels voorwaardelijk) in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt Dek in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van VTL en [A] voor ieder begroot op € 1.424,-, waarvan tekens € 816,- aan salaris advocaat en € 608,- aan griffierecht;
- veroordeelt Dek tevens in de nakosten aan de zijde van VTL, forfaitair begroot op € 131,- aan salaris advocaat;
- bepaalt dat indien niet binnen veertien dagen na heden aan de proceskosten ten aanzien van VTL is voldaan, de wettelijke rente daarover is verschuldigd;
- bepaalt dat, indien en voor zover Dek niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en het vonnis om die reden door VTL aan Dek is betekend, de nakosten worden vermeerderd met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van algehele voldoening, en met de explootkosten van de betekening van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2015.
wj