Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 juli 2015 in de zaak tussen
[eiser] wonende te [plaats 1] , eiser,
[P] , verweerder.
Procesverloop
[vertegenwoordigers] .
Overwegingen
Feiten
gaat akkoord met het feit dat zijn fiscale partner de ten onrechte uitbetaalde heffingskorting moet terugbetalen. Hij heeft de aangifte volgens de vraagstellingen, juist ingevuld. Bovendien wordt van hem een hoger bedrag terug gevraagd dan wat aan zijn partner is uitbetaald.
zal vervolgens een navordering worden opgelegd over 2011.[Eiser]
gaat hiermee akkoord.”
“Na ons hoorgesprek van 31 oktober 2014 hebben mijn collega, (…) en ik, het met u besprokene nog eens overwogen en intern besproken. Wij zijn tot de volgende conclusie gekomen. De in de brief van 7 oktober 2014 verwoorde conclusie is ons inziens juist. Dat betekent dat uw bezwaar ongegrond is en zal worden afgewezen.”
Geschil9. In geschil is of verweerder een toezegging heeft gedaan waaraan eiser het in rechte te beschermen vertrouwen heeft kunnen ontlenen dat zijn bezwaar gegrond zou worden verklaard. Indien het antwoord op deze vraag bevestigend luidt, is vervolgens in geschil of verweerder deze toezegging tijdig heeft herroepen.
31 oktober 2014 en bij brief van 10 november 2014herroepen. Gelet op dit tijdsverloop en de stelligheid waarmee de toezegging is gedaan, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onverwijlde herroeping (zie ook Hoge Raad, 14 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6200).
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2011 in die zin dat een heffingskorting van € 3.484 in aanmerking wordt genomen;
- vernietigt de beschikking heffingsrente;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.