Uitspraak
Gezagsuitoefening
Beschikking op het op 24 april 2015 ingekomen verzoek van:
[vrouw]
[man]
Procedure
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 26 juni 2015, van de zijde van de vrouw;
Verzoek en verweer
Feiten
FA RK15/3293.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarig kind, ingediend door de vrouw in het kader van een lopende echtscheidingsprocedure. De vrouw verzocht om toestemming om met het minderjarige kind te verhuizen naar [plaats] en om het kind in te schrijven op een basisschool in die plaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarige en dat er een echtscheidingsverzoek aanhangig is. Tijdens de zitting is gebleken dat een vergelijk tussen partijen niet mogelijk was, waardoor de rechtbank genoodzaakt was om een beslissing te nemen die in het belang van de minderjarige werd geacht.
De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden en de houding van partijen, het niet waarschijnlijk is dat zij in staat zijn om zelf afspraken te maken over de verblijfplaats van de minderjarige. De rechtbank heeft daarbij jurisprudentie van de Hoge Raad in acht genomen, die stelt dat vervangende toestemming voor verhuizing niet zonder meer verleend kan worden als er een echtscheidingsprocedure aanhangig is. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij door toedoen van de man de echtelijke woning heeft moeten verlaten en dat de verhuizing naar [plaats] in het belang van de minderjarige is.
De rechtbank heeft ook toestemming verleend voor de inschrijving van de minderjarige op de [school] in [plaats] en heeft vastgesteld dat de man geen bezwaren had tegen de schoolkeuze. Daarnaast is er overeenstemming bereikt over de behandeling van de minderjarige door een orthopedagoog. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.