3.3.Nationale Nederlanden heeft zich ten verwere op het standpunt gesteld dat van haar redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat zij thans aan [eiser] een voorschot op de verzekeringspenningen betaalt, nu er volgens haar gerede twijfel bestaat over de juistheid van de verklaringen van [eiser] over de toedracht van de brand en er ernstige vermoedens bestaan van negatieve betrokkenheid van [eiser] bij de brand. Nationale Nederlanden stelt dat zij, gelet op voormelde twijfels en vermoedens, in staat moet worden gesteld haar onderzoek af te ronden alvorens zij een standpunt inneemt over het verlenen van dekking en de betaling van een voorschot op de verzekeringspenningen. Ter onderbouwing van de door haar gestelde gerede twijfel en negatieve betrokkenheid van [eiser] wijst Nationale Nederlanden op de navolgende door haar geconstateerde onjuistheden, ongeloofwaardigheden en onduidelijkheden.
3.3.1.Onduidelijk is hoe [eiser] er in is geslaagd om zijn luchtbuks te pakken en op de dader met de revolver te schieten, terwijl die dader op slechts een halve meter achter hem liep, deze dader hem onder schot hield, het donker was in de kelder, de luchtbuks in een kast lag, er nog een tweede dader achter hen liep, er in ieder geval nog een beveiligingsschuif ontgrendeld moest worden en [eiser] dacht dat hij van het leven werd beroofd en dus in doodsangst verkeerde. Het lag in de lijn der verwachting dat [eiser] na het schieten met de luchtbuks alsnog door de daders zou zijn overmeesterd omdat er in de kelder slechts een beperkte uitwijkmogelijkheid was, de daders dichtbij hem stonden, hij de luchtbuks direct na gebruik heeft laten vallen (hetgeen op zichzelf bezien reeds opmerkelijk is te noemen), de ene dader nog in het bezit was van de revolver en niet is gebleken dat hij de andere dader heeft geraakt. Onduidelijk is hoe de daders het zalencomplex ongezien hebben kunnen verlaten terwijl [eiser] buiten het zalencomplex de politie heeft opgewacht.
Terugkeer daders vijf dagen later
3.3.2.Opmerkelijk is dat de twee daders het zalencomplex binnen vijf dagen opnieuw hebben overvallen, terwijl zij geen enkele zekerheid of aanwijzing hadden dat er daadwerkelijk geld te halen viel en voor hen te verwachten viel dat [eiser] na het incident op 21 april 2015 extra op zijn hoede zou zijn, de politie had gewaarschuwd en/of de beveiliging van het zalencomplex had aangescherpt.
Inschakelen alarmsysteem 26 april 2015
3.3.3.Onjuist is de door [eiser] op 27 april 2015 ten overstaan van de politie afgelegde verklaring dat hij het alarmsysteem bij het verlaten van het zalencomplex rond 19.00/19.30 uur had ingeschakeld. De verklaring die [eiser] heeft gegeven toen hij hiermee werd geconfronteerd, te weten dat hij te weinig ruimte had om het alarmsysteem in te schakelen, lijkt eveneens onjuist nu hij door de vertraagde programmering van de PIR-sensor bij de nooduitgang voldoende tijd had om het zalencomplex te verlaten of te betreden. Gelet op de gestelde overval op 21 april 2015, was er juist alle reden om het alarmsysteem wel in te schakelen. De verklaring van [eiser] laat zich evenmin rijmen met het feit dat hij het alarmsysteem om 22.17 uur wel heeft ingeschakeld en hij toen maar voor korte tijd wegging. Onjuist is de op 1 juni 2015 door [eiser] betrokken stelling dat hij zone 6 op advies van de installateur steeds blokkeerde omdat de deur storing gaf en hij het alarmsysteem anders niet kon instellen. Navraag bij de installateur leerde dat de installateur met het gestelde probleem niet bekend was en de gestelde storing niet op die wijze wordt afgehandeld. [eiser] had een full-service onderhoudscontract, waardoor hij geen extra kosten behoefde te maken bij het melden van een storing. Iedere storing wordt bijgehouden in het logboek van de alarminstallatie. De door [eiser] gestelde storing aan zone 6 staat in dit logboek niet vermeld.
Bekendheid met snelle terugkeer [eiser]
3.3.4.Opmerkelijk is dat de daders [eiser] , gelet op zijn verklaring, na het door hem inschakelen van het alarmsysteem om 22.17 uur hebben opgewacht, terwijl zij niet wisten wanneer hij terug zou komen. Daarmee liepen zij bovendien een groot risico ontdekt te worden.
Onopgemerkt binnenkomen van daders
3.3.5.Onduidelijk is hoe de daders het zalencomplex onopgemerkt hebben kunnen betreden. Uit de alarmuitdraai blijkt dat het alarmsysteem tussen 22.17 uur en 22.37 uur, het moment waarop [eiser] het alarmsysteem via de schuifdeur aan de achterzijde van het zalencomplex (zone 9) uitschakelde, geen melding heeft afgegeven, zodat moet worden aangenomen dat het zalencomplex gedurende die periode niet is betreden. [eiser] heeft blijkens zijn verklaring vervolgens de nooddeur (zone 6) geopend om zijn motor naar binnen te rijden. Deze nooddeur en de daarachter gelegen detector (PIR zone 10) zijn voorzien van een belsignaal, dat hoorbaar is wanneer deze zones worden betreden. [eiser] stelt geen belsignaal te hebben gehoord omdat volgens hem de deur dicht was en het alarmsysteem uitgeschakeld. Deze verklaring is onjuist: de nooddeur was immers open en het belsignaal gaat juist af als het alarmsysteem is uitgeschakeld. Uit het onderzoek naar het alarmsysteem is tevens gebleken dat onjuist is de verklaring van [eiser] dat de schuifdeur aan de achterzijde en dubbele deur aan de voorzijde van het zalencomplex waren voorzien van een belfunctie.
3.3.6.Bij de moeder van [eiser] dient de verklaring van [eiser] te worden geverifieerd dat zijn twee honden overdag bij hem in de zaak zijn en ’s avonds en ’s nachts bij zijn moeder. Tijdens het buurtonderzoek heeft een omwonende ongevraagd te kennen gegeven dat de honden normaliter ’s avonds wel in het zalencomplex aanwezig waren. Daarnaast dient nog gesproken te worden met de tante van [eiser] , mevrouw [naam tante] , die eveneens betrokken was bij het reilen en zeilen van het zalencomplex.
3.3.7.Nu [eiser] heeft verklaard de paniekzender nooit te gebruiken, valt niet goed in te zien waarom het alarmsysteem daarmee was uitgerust. Onbegrijpelijk is dat [eiser] de paniekzender na de gestelde overval van 21 april 2015 niet in gebruik heeft genomen.
(Moment van) overmeesteren
3.3.8.Nationale Nederlanden heeft haar medisch adviseur de vraag voorgelegd of het mogelijk is om op de door [eiser] gestelde wijze van overmeesteren ‘enkel’ bewusteloos te raken alsmede of dit lang duurt en hoe groot het risico is dat het slachtoffer helemaal niet meer bijkomt. De daders hadden [eiser] immers nog ‘nodig’ om de code van de kluis te kunnen bemachtigen. Daarnaast is de medisch adviseur de vraag voorgelegd of als gevolg van een dergelijke handelswijze ‘enkel’ striemen in de nek kunnen ontstaan.
Verslepen (bewusteloze) [eiser]
3.3.9.Ongeloofwaardig is dat de daders de bewusteloze [eiser] , die 135-140 kilogram weegt, vanaf de plek waar zijn motor stond geparkeerd naar de theaterzaal hebben weten te verplaatsen, te meer nu een van de daders maar één arm kon gebruiken omdat zijn andere arm in een mitella zou hebben gezeten.
3.3.10.Opmerkelijk is in de visie van Imhoff dat uitsluitend in een cirkel van ongeveer 15 centimeter vanaf de paal waar [eiser] aan stelt te zijn vastgebonden sporen van benzine zijn gevonden en niet, zoals in een dergelijk geval te verwachten is, in een grotere omtrek. Imhoff stelt dat minimaal vijf liter brandstof moet zijn gebruikt om de brand in het zalencomplex te initiëren. [eiser] heeft echter verklaard dat hij, behoudens de fles waarmee hij is overgoten, niets heeft gezien. Recentelijk is een monster uit de tank van de motor van [eiser] genomen om na te gaan of de brand met uit zijn tank afkomstige benzine is aangestoken. De uitslag van dit onderzoek is nog niet bekend.
Meerdere codes (ongevraagd) afgegeven
3.3.11.Niet goed valt in te zien waarom [eiser] naar eigen zeggen naar aanleiding van de vraag van één van de daders naar de code van de kluis, de cijfercodes van zowel de kluis in de kelder als die van de bij de daders onbekende kluis in zijn woning, alsmede, blijkens zijn verklaring van 1 juni 2015 die van de deur tussen het theater en zijn woning heeft afgegeven. Van dit laatste heeft [eiser] niet eerder melding gemaakt. De route naar de kluis in de woning vanaf de plek waar [eiser] werd vastgebonden, is bovendien relatief lang voor iemand die snel en ongezien weg wil komen.
3.3.12.Ongeloofwaardig is dat [eiser] zich door achter (een deel van een) scharnier aan de paal te haken en hard te trekken van de tiewraps heeft weten te bevrijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat tiewraps doorgaans niet zonder hulpmiddelen zijn los te krijgen. Het gefotografeerde letsel aan de polsen van [eiser] dient nog te worden voorgelegd aan de medisch adviseur om te kunnen vaststellen of dit letsel een logisch gevolg is van het vastgebonden zijn met tiewraps.
3.3.13.[eiser] stelt het pand aan de achterzijde te hebben verlaten, zijnde vanuit de richting waarin ook een van de daders was gelopen. Daarmee liep hij een groot risico deze dader opnieuw tegen het lijf te lopen. Toen de brandweer arriveerde stond de linker van de twee voordeuren open. Nu [eiser] stelt het zalencomplex aan de achterzijde te hebben verlaten en deze voordeur ten tijde van het inschakelen van het alarm om 22.37 uur dicht heeft gezeten, moet deze deur door (één van) de daders zijn geopend. Het is opmerkelijk dat de daders via deze deur zijn vertrokken, nu deze deur uitkomt op een winkelstraat met horecagelegenheden, waar tijdens Koningsnacht veel publiek aanwezig zal zijn geweest en de kans op ontdekking dus groot was.
3.3.14.Onduidelijk is waarom de rookmelder in de foyer (zone 8) geen signaal heeft afgegeven, terwijl de brand aanvankelijk het felst aan de linkerzijde van de eerste verdieping woedde. Thans wordt door de leverancier van het alarmsysteem getracht het geheugen van het alarmsysteem uit te lezen.
3.3.15.Van een motief van derden tot het plegen van de gestelde misdrijven is niet gebleken. [eiser] heeft desgevraagd te kennen gegeven dat hij voor de brand geen financiële problemen had. Tijdens het buurtonderzoek heeft een omwonende ongevraagd verklaard dat [eiser] gokschulden zou hebben. Hoewel [eiser] dit heeft ontkend, zou hierin een motief voor brandstichting kunnen liggen. Een andere omwonende heeft tijdens het buurtonderzoek verklaard dat de onderneming van [eiser] geen succes was. Uit de jaarstukken van 2012 blijkt van een negatief eigen vermogen van € 400.000,-- en van een langlopende schuld (hypothecaire schuld en lening moeder) van ongeveer € 450.000,--, hetgeen duidt op een zeer slechts solvabiliteit. Het grote negatieve eigen vermogen is, gelet op de verstrekte maandomzetten tot en met 2014, naar alle waarschijnlijkheid ook thans nog aanwezig. Het automatisch incasseren van de verzekeringspremies is een aantal keer niet gelukt vanwege onvoldoende saldo.
3.3.16.Het politieonderzoek is thans nog niet afgerond en de politie houdt alle opties open.