ECLI:NL:RBDHA:2015:8481
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verblijfsrecht van een Marokkaanse nationaliteit in Duitsland en de gevolgen voor het recht op vrij verkeer binnen de EU
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de minister van Veiligheid en Justitie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een document dat haar rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd afgewezen. De rechtbank moest beoordelen of eiseres en haar echtgenoot, die in Nederland werkte, daadwerkelijk meer dan drie maanden in Duitsland hadden verbleven en of zij daar een gezinsleven hadden opgebouwd. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had aangetoond dat eiseres en haar echtgenoot niet aan de voorwaarden voor verblijf voldeden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het door eiseres overgelegde bewijs van feitelijk verblijf in Duitsland betrokken moest worden. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank al op het beroep had beslist. Eiseres kreeg haar griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.