ECLI:NL:RBDHA:2015:8473
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenbewaring. Verzoeker, een Rwandese man geboren in 1991, had tegen een besluit van 28 mei 2015 beroep ingesteld, waarbij hem de toegang tot Nederland was geweigerd en hem de verplichting was opgelegd zich op een door de grensbewaking aangewezen plaats op te houden. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen en hem in vrijheid te stellen, omdat hij meende dat de behandeling van zijn beroep tegen de bewaringsmaatregel niet kon worden afgewacht.
De voorzieningenrechter overwoog dat de behandeling van zaken in het kader van vreemdelingenbewaring met de grootst mogelijke spoed plaatsvindt, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet. Er was geen grond voor de conclusie dat verzoeker niet effectief rechtsbescherming zou krijgen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat de voorzieningenrechter geen aanleiding zag om vooruit te lopen op de inhoudelijke beoordeling van de bewaringsmaatregel. De voorzieningenrechter benadrukte dat indien er sprake zou zijn van onverwijlde spoed, er effectieve rechtsmiddelen beschikbaar zijn, maar dat dit in dit geval niet aan de orde was.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Looij. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.