ECLI:NL:RBDHA:2015:8191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
C-09-489576 - KG ZA 15-757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over handelsnaamrecht tussen De Vries Schoenen V.O.F. en Schoenmakerij De Vries

In deze zaak, die op 16 juli 2015 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderden de eiseressen, De Vries Schoenen V.O.F., een verbod op het gebruik van de handelsnaam 'Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries' door de gedaagden, Schoenmakerij De Vries. Eiseressen, die een schoenwinkel in Lekkerkerk exploiteren onder de naam 'De Vries Schoenen', stelden dat de gedaagden, die een schoenmakerij in Krimpen aan de Lek hebben, inbreuk maken op hun handelsnaamrecht. De eiseressen voerden aan dat er verwarringsgevaar bestaat tussen de handelsnamen, aangezien beide ondernemingen zich richten op hetzelfde publiek in de gemeente Krimpenerwaard.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseressen een ouder handelsnaamrecht hebben, aangezien zij sinds 1990 de naam 'De Vries Schoenen' voeren. De rechter stelde vast dat de handelsnaam van de gedaagden, 'Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries', slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam van de eiseressen, en dat er verwarringsgevaar bestaat. De rechter verleende de vorderingen van de eiseressen, waarbij gedaagden werden verboden de handelsnaam 'Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries' te gebruiken en hen een dwangsom werd opgelegd voor het geval zij hieraan niet zouden voldoen.

De rechter bepaalde dat gedaagden vóór 1 september 2015 aan het vonnis moesten voldoen en dat zij de proceskosten moesten vergoeden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F.M. Bus.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/489576 / KG ZA 15-757
Vonnis in kort geding van 16 juli 2015
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
DE VRIES SCHOENEN V.O.F.,
gevestigd te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats],
eiseressen,
advocaat mr. O.F.X. Roozemond te Amersfoort,
tegen
1. de vennootschap onder firma
SCHOENMAKERIJ DE VRIES, h.o.d.n.
SCHOENMODE [voornaam ged 2] DE VRIES,
gevestigd te Krimpen aan de Lek, gemeente Krimpenerwaard,
gedaagde,
verschenen,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk eiseressen genoemd worden en afzonderlijk De Vries Schoenen VOF, de heer [eiser 2] en mevrouw [eiser 3]. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk gedaagden genoemd worden en afzonderlijk Schoenmakerij De Vries VOF, de heer [gedaagde 2] en mevrouw [gedaagde 3]. De zaak is voor eiseressen inhoudelijk behandeld door mr. Roozemond voornoemd. De heer [gedaagde 2] heeft namens zichzelf en namens Schoenmakerij De Vries VOF verweer gevoerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 juni 2015 met 11 producties (inclusief proceskostenopgave);
  • de mondelinge behandeling van 2 juli 2015.
1.2.
De heer [gedaagde 2] heeft de voorzieningenrechter ter zitting een volmacht van zijn echtgenote, mevrouw [gedaagde 3] getoond en verklaard dat zij niet kon verschijnen omdat zij in de winkel nodig was. Op grond van artikel 255 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan een gedaagde in kort geding echter alleen in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat verschijnen. De heer [gedaagde 2] kon haar dus niet vertegenwoordigen. Alle voorgeschreven termijnen en formaliteiten zijn in acht genomen, zodat de voorzieningenrechter verstek verleent jegens mevrouw [gedaagde 3]. Nu de heer [gedaagde 2] en Schoenmakerij De Vries VOF zijn verschenen, zal een vonnis op tegenspraak tegen alle gedaagden worden gewezen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiseressen drijven een schoenwinkel in Lekkerkerk onder de naam ‘De Vries schoenen’. De heer [eiser 2] heeft samen met zijn vrouw, mevrouw [eiser 3], de schoenwinkel in Lekkerkerk overgenomen van zijn vader. De heer en mevrouw [eiser 3] hebben de vennootschap onder firma Fa. De Vries Schoenen V.O.F. op 2 januari 1990 opgericht ten behoeve van de exploitatie van deze winkel. Sinds deze datum wordt de handelsnaam ‘De Vries Schoenen’ voor de schoenwinkel gebruikt.
2.2.
De heer [gedaagde 2], de broer van de heer [eiser 2], heeft vanaf 1986 een schoenmakerij in Reeuwijk geëxploiteerd onder de naam ‘Schoenmakerij de Vries’. In de periode tussen 1990 en 1995 heeft hij de schoenmakerij van zijn vader in Lekkerkerk overgenomen. De heer [gedaagde 2] heeft, samen met zijn vrouw, mevrouw [gedaagde 3], de vennootschap onder firma Schoenmakerij De Vries opgericht op 1 januari 1993. Sindsdien drijft deze vennootschap een onderneming die zich bezighoudt met schoenmakerij in Lekkerkerk, onder de handelsnaam ‘Schoenmakerij De Vries’.
2.3.
Gedaagden hebben op 1 augustus 2006 een schoenwinkel gekocht die was gevestigd in winkelcentrum ‘Carillon’ in Krimpen aan de Lek, een dorp dat op vijf kilometer afstand van Lekkerkerk ligt. Deze schoenwinkel dreven gedaagden aanvankelijk onder de naam ‘Carillons Schoenenhuis’, met als onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’. Op 25 november 2014 hebben zij, na een wijziging van de locatie van de winkel, de naam van de schoenwinkel gewijzigd in ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’. Bij bepaalde uitingen wordt daarbij opnieuw het onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’ gebruikt.
2.4.
Eiseressen hebben gedaagden bij brief van 2 december 2014 gesommeerd het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ te staken en gestaakt te houden. Op 15 december 2014 hebben eiseressen gedaagden opnieuw gesommeerd. Gedaagden hebben geen gehoor gegeven aan deze sommaties.

3.Het geschil

3.1.
Eiseressen vorderen samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden veroordeelt ieder gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ met als onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’, althans ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ en iedere andere handelsnaam die identiek is aan of slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam ‘De Vries Schoenen’ te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom met bepaling van de termijn voor het aanhangig maken van een bodemprocedure en met veroordeling van gedaagden in de werkelijke kosten van dit geding conform artikel 1019h Rv, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
Eiseressen leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat zij zich op grond van artikel 5 van de Handelsnaamwet (hierna: Hnw) kunnen verzetten tegen het gebruik van de handelsnaam Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries, nu deze slechts in geringe mate afwijkt van de handelsnaam De Vries Schoenen, die door de door hen opgerichte vennootschap onder firma eerder rechtmatig werd gevoerd en er gelet op de aard van beide ondernemingen en de plaats waar de ondernemingen gevestigd zijn, verwarringsgevaar te duchten is.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Eiseressen beroepen zich op een voortdurende handelsnaaminbreuk door gedaagden. Zij hebben derhalve een spoedeisend belang bij hun vorderingen. Gedaagden hebben de spoedeisendheid overigens ook niet bestreden.
Inbreuk op handelsnaamrecht?
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verboden is een handelsnaam te
voeren die, voordat de onderneming onder die naam werd gedreven, reeds door een ander
rechtmatig gevoerd werd, of die van diens handelsnaam slechts in geringe mate afwijkt,
indien dientengevolge, gelet op de aard en plaats van beide ondernemingen, bij het publiek
verwarring tussen die ondernemingen te duchten is. Het feit dat een handelsnaam de familienaam van de eigenaar van de onderneming bevat, vormt geen rechtvaardiging voor het voeren van een verwarringwekkende handelsnaam. Gelet op deze uitgangspunten overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.3.
Gedaagden hebben niet bestreden dat eiseressen sinds 1990 de handelsnaam ‘De Vries Schoenen’ voeren voor de door hen gedreven schoenwinkel in Lekkerkerk, dat gedaagden hun schoenwinkel pas in 2006 zijn begonnen en dat zij pas sinds 25 november 2014 de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ voeren. Het staat dus niet ter discussie dat eiseressen een ouder handelsnaamrecht hebben.
4.4.
Partijen zijn het er over eens dat de aard van de ondernemingen dezelfde is, namelijk de detailhandel in schoenen.
4.5.
De afstand tussen Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek is circa vijf kilometer. Eiseressen hebben onweersproken gesteld dat de gemeente Krimpenerwaard, waar beide dorpen deel van uitmaken, een tussen twee rivieren gelegen, hechte gemeente is en dat het relevante publiek voor haar aankopen doorgaans binnen de gemeente blijft. Ondanks het feit dat de ondernemingen in twee verschillende dorpen binnen die gemeente zijn gevestigd, acht de voorzieningenrechter het daarom aannemelijk dat beide ondernemingen zich richten op hetzelfde publiek, te weten het algemene publiek in de Krimpenerwaard.
4.6.
Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat zij juist moeite hebben gedaan een handelsnaam te kiezen die afwijkt van de handelsnaam van eiseressen. Door het gebruik van de eigen naam “[voornaam]”, alsmede het gebruik van het woord “schoenmode” zijn gedaagden naar hun mening voldoende afgeweken van de door eiseressen gevoerde handelsnaam, zodat geen sprake kan zijn van verwarring. Dit argument treft geen doel. Zowel in de handelsnaam ‘De Vries schoenen’ als in de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ is het element ‘De Vries’ het meest kenmerkende bestanddeel. De overige elementen (schoenen c.q. schoenmode en [voornaam]) zijn daaraan ondergeschikt. De elementen ‘schoenen’ en ‘schoenmode’ lijken bovendien ook sterk op elkaar. Om deze redenen zullen beide handelsnamen bij het publiek, dat die namen niet direct naast elkaar ziet, eenzelfde indruk wekken. Hetzelfde geldt voor de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ met het onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’. De gestelde goede intenties van de gebruiker van de jongere handelsnaam zijn daarbij niet relevant.
4.7.
Eiseressen hebben gemotiveerd gesteld dat zich sinds november 2014 reeds verschillende gevallen van verwarring hebben voorgedaan. Eiseressen hebben onder meer aangevoerd dat hun klanten menen dat zij een filiaal zijn gestart in Krimpen aan de Lek en dat zij klanten hebben die met klachten over (de producten van) de winkel in Krimpen aan de Lek bij hen zijn gekomen. Ook is er volgens eiseressen post voor gedaagden bij hen bezorgd. Gedaagden hebben niet bestreden dat zich gevallen van daadwerkelijke verwarring hebben voorgedaan, doch hebben wel betwist dat er sprake is van wezenlijk verwarringsgevaar. Gedaagden wijzen er op dat beide partijen een eigen vaste klantenkring hebben en dat die klanten over het algemeen weten met welke De Vries men van doen heeft.
4.8.
Partijen richten zich tot hetzelfde algemene publiek in de gemeente Krimpenerwaard. Het feit dat iedere partij een eigen klantenkring heeft laat naar voorlopig oordeel onverlet dat er (potentiële) klanten zullen zijn die onbekend zijn met de exacte identiteit van de eigenaren en afgaan op hun onvolmaakte herinnering van de naam van de schoenwinkel in het naastgelegen dorp. Het feit dat de ondernemingen worden gedreven door twee broers en men daar mogelijk kennis van heeft, vergroot naar voorlopig oordeel juist het risico op indirect verwarringsgevaar. Het publiek zal eerder aannemen dat de ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn door de familieband.
4.9.
Alle hiervoor beschreven omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat er gevaar voor verwarring tussen beide ondernemingen te duchten is ten gevolge van het gebruik van de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ door gedaagden. De handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ (al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’) maakt naar voorlopig oordeel dan ook inbreuk op de oudere handelsnaam ‘De Vries schoenen’.
Vorderingen
4.10.
Eiseressen hebben gevorderd dat het verbod onmiddellijk na betekening van het vonnis zal ingaan. Gedaagden hebben aangegeven dat zij gelet op de vakantieperiode een termijn van één à twee maanden nodig hebben om onder meer de lichtbak aan de gevel te vervangen. De termijn zal derhalve worden gesteld op voldoening vóór 1 september a.s.
4.11.
Het gevorderde verbod zal worden toegewezen, behoudens het verbod een handelsnaam te gebruiken die in geringe mate afwijkt van de handelsnaam van eiseressen, omdat deze vordering te vaag is en daardoor gemakkelijk tot executiegeschillen aanleiding kan geven.
4.12.
De door eiseressen gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat een dwangsom van € 500,- per dag, een gedeelte van een dag als een gehele dag rekenend, met een maximum van € 25.000,- zal worden toegewezen.
4.13.
De voorzieningenrechter zal de termijn voor het instellen van een eis in
de hoofdzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv bepalen op 6 maanden.
4.14.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Eiseressen hebben een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv gevorderd en opgegeven dat de advocaatkosten in de onderhavige procedure tot de dagvaarding € 5.438,22 bedroegen. Voorts hebben zij een schatting gemaakt van de na de dagvaarding nog te maken kosten. De onderhavige zaak betreft de handhaving van intellectuele eigendomsrechten in de zin van artikel 1019 Rv, zodat een veroordeling in de redelijke en evenredige proceskosten in beginsel toewijsbaar is. Ter zitting heeft mr. Roozemond verklaard dat hij niet wist in hoeverre de geschatte kosten na dagvaarding daadwerkelijk waren gemaakt, zodat de voorzieningenrechter de toe te wijzen kosten zal beperken tot het gevorderde bedrag van € 5.438,22, te vermeerderen met de explootkosten van € 88,84 en het griffierecht van € 285,-, zijnde in totaal een bedrag van € 5.812,06, te vermeerderen met de door eiseressen op € 131,- en in het geval van betekening op € 199,- geschatte nakosten en wettelijke rente. Het bedrag van € 45,- voor “andere kosten” dat in het petitum wordt genoemd, is niet onderbouwd, zodat dit niet zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt gedaagden om vóór 1 september 2015 de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseressen bestaande uit het gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’, te staken en gestaakt te houden;
5.2.
veroordeelt gedaagden om aan eiseressen een dwangsom te betalen van € 500,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de betreffende gedaagde niet aan het in 5.1 genoemde gebod voldoet, tot een maximum van € 25.000,= voor alle gedaagden in totaal is bereikt;
5.3.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten ter hoogte van € 5.812,06, te vermeerderen met de nakosten van € 131,- en in het geval van betekening € 199,- en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis;
5.4.
bepaalt de termijn voor het instellen van een eis in de hoofdzaak als bedoeld in
artikel 1019i Rv op zes maanden na dagtekening van dit vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2015.