Uitspraak
Gezagsuitoefening
Beschikking op het op 5 augustus 2014 ingekomen verzoek van:
[de moeder],
[de vader],
Procedure
- het verzoekschrift;
- twee aanvullende verzoekschriften;
- het verweerschrift;
- het faxbericht met bijlagen d.d. 27 maart 2015 van de zijde van de moeder.
- de moeder en haar advocaat;
- de vader en zijn advocaat;
- mevrouw [naam] en mevrouw [naam] namens de gecertificeerde instelling.
Verzoek en verweer
primair en subsidiair
- te bepalen dat de minderjarigen hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben;
- een zorgregeling met de moeder te bepalen als de rechtbank juist acht,
Feiten
- Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum] te [plaats].
- Uit dit geregistreerd partnerschap zijn geboren de minderjarigen:
- Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 18 juni 2013 is de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken en is – voor zover van belang – iedere verdere beslissing ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de zorgregeling aangehouden in afwachting van de resultaten van de mediation.
- Deze beschikking is op 14 oktober 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 11 april 2014 is – voor zover van belang –:
- Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank d.d. 31 juli 2014 zijn de minderjarigen van 31 juli 2014 tot 31 oktober 2014 voorlopig onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (thans: Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland).
- Bij verstekvonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 1 augustus 2014 is – voor zover van belang –:
- Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank d.d. 20 oktober 2014 zijn de minderjarigen van 20 oktober 2014 tot 31 juli 2015 onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland (thans: Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland).
- Bij verzetvonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank d.d. 30 september 2014 is – voor zover van belang –:
- De moeder is op 10 juli 2014 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank d.d. 11 april 2014. De mondelinge behandeling ter terechtzitting van het gerechtshof Den Haag heeft plaatsgevonden op 30 januari 2015.
- Op 11 maart 2015 heeft Jeugdbescherming West een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, inhoudende dat de moeder zichzelf dient aan te melden voor deelname aan het traject “Kinderen uit de knel” van Cardea.
- Bij beschikking d.d. 3 juni 2015 van het Gerechtshof Den Haag is de beschikking d.d. 11 april 2014 van deze rechtbank bekrachtigd ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en zorgregeling en is de behandeling voor het overige aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht.
Beoordeling
- de vader te verbieden om op enigerlei wijze contact op te nemen met de moeder of de minderjarigen, uitgezonderd de periode waarin de vader in de gelegenheid dient te worden gesteld om de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling uit te voeren;
- de vader te gebieden zich te onthouden de moeder gedragingen ten laste te leggen die haar eer of goede naam als verzorgende ouder aanranden, met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid te geven, zolang de vader niet te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat de door hem ten laste gelegde gedragingen waar zijn;
- de vader te bevelen tot medewerking aan de uitvoering van deze maatregelen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000 voor iedere keer, dag of gedeelte daarvan dat de vader de bedoelde verboden en geboden overtreedt, tot een maximum van € 50.000, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag.
Beslissing
1 november 2015;uiterlijk twee weken vóór die datum dienen partijen zich uit te laten over de stand van zaken van dat moment in het traject “Kinderen uit de knel”; indien het traject dan (nog) loopt, kan gemotiveerd om een nadere aanhouding worden gevraagd;
houdt iedere verdere beslissing aan ten aanzien van:
- het gezag, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en de zorgregeling;
- het subsidiaire verzoek van de moeder te bepalen dat de vader deskundige hulp zal ondergaan voor de door de moeder aan de orde gestelde problematiek en
- het verzoek van de moeder om het NIFP te verzoeken psychologisch-diagnostisch onderzoek te verrichten naar de competenties van de vader en de interactie tussen de kinderen en de vader.