ECLI:NL:RBDHA:2015:7585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
3 juli 2015
Zaaknummer
C-09-485620 - JE RK 15-587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing in het kader van jeugdzorg en ouderschap na scheiding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de moeder tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing die door de gecertificeerde instelling was gegeven. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.M. Vervoorn, verzocht om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen, die haar verplichtte deel te nemen aan het traject 'Kinderen uit de knel' van Cardea. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over hun drie minderjarige kinderen, die feitelijk bij de moeder verblijven. De gecertificeerde instelling had de moeder eerder een schriftelijke aanwijzing gegeven in het kader van de zorg voor de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het verzoek van de moeder ontvankelijk is, omdat het binnen de wettelijke termijn van twee weken is ingediend. De moeder betoogde dat het traject niet de oplossing biedt voor de echtscheidingsproblematiek en dat zij niet kan voldoen aan de voorwaarden voor deelname. De rechtbank oordeelde echter dat, gezien de ernst van de situatie, het in het belang van de kinderen is dat de ouders samen het traject doorlopen. De rechtbank benadrukte dat het traject 'Kinderen uit de knel' bedoeld is voor ouders die na een scheiding niet tot overeenstemming kunnen komen over de zorg voor hun kinderen.

De rechtbank wees het verzoek van de moeder af, met de overweging dat het traject juist kan helpen om de strijd tussen de ouders te doorbreken en een veilige omgeving voor de kinderen te creëren. De kinderrechter besloot dat de ouders samen naar de intake moeten komen en dat zij hun juridische procedures tijdelijk moeten stopzetten. De beschikking is gegeven door de kinderrechters N.B. Verkleij, M. van Paridon en W.G. de Boer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: JE RK 15-587
Zaaknummer: C/09/485620
Datum beschikking: 25 juni 2015

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

Beschikking op het op 26 maart 2015 ingekomen verzoekschrift van:

[de moeder],

de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. J.M. Vervoorn te Nieuwkoop,
met betrekking tot de minderjarigen:
1. [de minderjarige 1]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
2. [de minderjarige 2]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
3. [de minderjarige 3]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (verder: de gecertificeerde instelling).

[de vader],

de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: --, voorheen mr. D.K.P.K. El Fadili te Oegstgeest.

Procedure

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met als bijlage een kopie van de schriftelijke aanwijzing.
Op 31 maart 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank met gesloten deuren behandeld (gevoegd met de zaak met kenmerk C/09/471133 / FA RK 14-6004).
Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
  • mevrouw [naam] en mevrouw [naam] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

  • De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 20 oktober 2014 de minderjarigen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling.
  • De minderjarigen verblijven feitelijk bij de moeder.
  • De gecertificeerde instelling heeft de moeder op 11 maart 2015 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarigen inhoudende dat de moeder zichzelf dient aan te melden voor deelname aan het traject “Kinderen uit de knel” van Cardea.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe de voormelde schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren en te bepalen dat het verzoek van de moeder schorsende kracht toekomt.

Beoordeling

Het verzoek van de moeder tot (gedeeltelijke) vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing is binnen de door de wet gestelde termijn van twee weken ingediend. Derhalve is de moeder ontvankelijk in haar verzoek.
De moeder heeft gesteld dat zij al geruime tijd voor ontvangst van de schriftelijke aanwijzing een ondertekend inschrijfformulier bij de gezinsvoogd heeft ingediend.
Het probleem zit er dan ook niet in dat zij zich niet wil aanmelden voor het traject, maar dat zij niet kan voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld aan deelname aan het traject “Kinderen uit de knel” bij Cardea, te weten:
  • dat de ouders samen naar de intake komen;
  • dat de ouders (tijdelijk) juridische procedures stoppen.
Daarbij komt dat de moeder van mening is dat het traject niet de oplossing is voor de echtscheidingsproblematiek van partijen.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat, gezien de ernst van de situatie met betrekking tot de minderjarige kinderen van partijen, in redelijkheid van de moeder kan worden gevergd om in het belang van de kinderen met de vader in gesprek te gaan en samen met hem het traject te doorlopen, met inbegrip van de intake.
De vrouw is van mening dat – gezien haar penibele financiële situatie – niet van haar kan worden gevergd dat zij de huidige gerechtelijke procedures tijdelijk “on hold” zet. In dit verband overweegt de rechtbank het volgende.
De gecertificeerde instelling heeft zich niet uitgelaten over de lopende procedures tussen partijen in relatie tot deelname aan het traject. Voor zover de rechtbank bekend gaat het hier om de procedure in hoger beroep bij het hof, waarin op 3 juni jl. uitspraak is gedaan, en de procedure bij de rechtbank onder nummer C/09/471133. Bij beschikking van heden is in laatstbedoelde zaak besloten de procedure terzake – samengevat – gezag, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, hulp aan en onderzoek naar vader, aan te houden in afwachting van het verloop van het traject “Kinderen uit de knel”.
Het hof heeft in zijn beschikking van 3 juni 2015 een deskundige benoemd, omdat het
– gezien het door de vrouw gedane verzoek en de vele onduidelijkheden betreffende de financiële positie van de man en de met de man gelieerde ondernemingen – een deskundigenonderzoek noodzakelijk acht. In afwachting van het deskundigenrapport heeft het hof de zaak aangehouden tot 26 september 2015. Partijen mochten zich binnen veertien dagen na de beschikking nog over een aantal aspecten uitlaten. Die termijn is inmiddels verstreken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw – evenmin als de man overigens – het niet in haar macht om deze procedure thans (tijdelijk) te doen aanhouden. Dit is ook ongewenst, omdat ook duidelijkheid omtrent de financiële afwikkeling van het geregistreerd partnerschap van partijen binnen afzienbare termijn gewenst is. Overigens heeft het hof ook bepaald dat het de deskundige vrij staat om tijdens zijn of haar onderzoek te onderzoeken of een onderlinge regeling eventueel op onderdelen tot de mogelijkheden behoort. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de voortgang van het deskundigenonderzoek niet in strijd komt met de – kennelijke – voorwaarde van Cardea dat partijen hun juridische strijd staken. Te verwachten is dat na ontvangst van het deskundigenbericht partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld om zich daarover uit te laten, indien er geen overeenstemming tot stand is gekomen. Indien het traject op dat moment nog loopt, ligt het in de rede dat partijen het hof op dat moment wel om een aanhouding verzoeken.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat het dan gaat om een tijdelijke onderbreking en dat de verzoeken van de vrouw betreffende de kinder- en partneralimentatie een in het verleden liggende ingangsdatum hebben, zodat de verwachting is dat een beslissing van het hof ter zake te zijner tijd terugwerkende kracht zal hebben. Gelet hierop kan van de vrouw – evenals van de man – naar het oordeel van de rechtbank worden verlangd dat zij, nadat de deskundige het onderzoek zal hebben afgerond, aanhouding vraagt ter zake op dat moment benodigde proceshandelingen. Nu ook het hof blijkens de beschikking veel waarde hecht aan de deelneming van partijen aan het traject “Kinderen uit de knel”, kan in redelijkheid worden verwacht dat het hof te zijner tijd met een aanhouding zal instemmen.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de moeder dat het traject “Kinderen uit de knel” geen oplossing biedt voor de problematiek van partijen. De rechtbank is van oordeel dat het traject “Kinderen uit de knel” juist de mogelijkheid biedt om de huidige strijd tussen de ouders te doorbreken en een veilige omgeving te creëren voor de kinderen, hetgeen in het hoogste belang van de kinderen moet worden geacht. Daarbij komt dat uit informatie op de website van Cardea blijkt dat het traject “Kinderen uit de knel” is bedoeld voor ouders die na een scheiding niet tot overeenstemming kunnen komen over een goede organisatie van het ouderschap en in strijd blijven over kwesties zoals zorg voor de kinderen, wonen en geld. Nu de ouders nog altijd in strijd zijn over de zorg voor de kinderen en de financiële afwikkeling van de scheiding, lijkt het traject daarom bij uitstek geschikt voor partijen. Overigens kunnen de argumenten die de moeder aandraagt voor haar stelling dat het traject geen oplossing biedt voor de problematiek van partijen in het traject aan de orde worden gesteld.
Tot slot merkt de rechtbank op dat ter terechtzitting aan de orde is gesteld dat [de minderjarige 2] binnenkort een KIES-training zal volgen. In dit verband is namens de gecertificeerde instelling toegezegd om niet eerder met “Kinderen uit de knel” te beginnen dan nadat [de minderjarige 2] de KIES-training heeft afgerond. Gelet op het uitstel van deze beschikking – in verband met het herhaalde uitstel van de voornoemde beschikking van het hof – , is het waarschijnlijk dat de KIES-training van [de minderjarige 2] inmiddels is afgerond.
Schorsende werking
Nu het traject “Kinderen uit de knel” thans nog niet loopt zal het verzoek van de moeder haar verzoek schorsende werking toe te kennen bij gebrek aan belang worden afgewezen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.B. Verkleij, M. van Paridon en W.G. de Boer, kinderrechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juni 2015 in tegenwoordigheid van mr. A.W. Spee als griffier.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.