ECLI:NL:RBDHA:2015:7388
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag vennootschapsbelasting en toerekening van voordelen uit financiering onroerend goedtransacties
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] BV en de inspecteur van de Belastingdienst over een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2008. De rechtbank oordeelde dat de opbrengst van hypothecaire leningen verstrekt door de BV is opgekomen in de bedrijfsuitoefening van de onderneming. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.E.C. Neve, betwistte de navorderingsaanslag en stelde dat de voordelen uit de verstrekte leningen niet aan de BV, maar aan de DGA toerekenbaar waren. De rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk was gemaakt dat de leningen door de DGA zijn verstrekt middels een rekening courant boeking en dat de voordelen uit de leningen terecht aan de BV zijn toegerekend.
De rechtbank concludeerde dat de navorderingsaanslag, die was verminderd in bezwaar, terecht was opgelegd. Eiseres had niet kunnen aantonen dat er geen nieuw feit was dat navordering rechtvaardigde. De rechtbank stelde vast dat de voordelen uit de financiering van onroerend goedtransacties, die door de BV waren verstrekt, opgekomen waren in de bedrijfsuitoefening van de BV en dat de DGA niet de directe ontvanger van deze voordelen was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.