ECLI:NL:RBDHA:2015:6940
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bekendmaking van aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft eiser op 3 januari 2013 de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2009 ontvangen. De rechtbank moest beoordelen of deze aanslag tijdig aan eiser was bekendgemaakt. De belastingschuld was ontstaan op 31 december 2009, en de bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag was vervallen op 31 december 2012, tenzij er uitstel was verleend. Verweerder heeft met een rapport van de Belastingdienst aangetoond dat het aanslagbiljet vóór 31 december 2012 per post is verzonden. De rechtbank oordeelt dat de aanslag tijdig bekendgemaakt is, en verklaart het beroep ongegrond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de tijdige bekendmaking bij de inspecteur ligt. Eiser ontkende niet dat hij de aanslag op 3 januari 2013 had ontvangen, maar stelde dat de aanslag niet tijdig was verzonden. De rechtbank concludeert dat de inspecteur voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanslag vóór de vervaldatum was verzonden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de heffingsrente die aan eiser in rekening was gebracht, terecht was berekend, omdat de aanslag geldig was vastgesteld.
De uitspraak van de rechtbank is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 16 juni 2015. Eiser heeft recht op een schadevergoeding van € 500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.