ECLI:NL:RBDHA:2015:6930
Rechtbank Den Haag
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding voor immateriële schade en gederfde inkomsten na onterecht ondergane hechtenis
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1968, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding ten laste van de Staat wegens immateriële schade en gederfde inkomsten als gevolg van zijn onterecht ondergane hechtenis. Verzoeker was van 27 juni 2012 tot 10 juli 2012 in verzekering en voorlopige hechtenis gesteld, wat resulteerde in een verlies van 13 dagen vrijheid.
De rechtbank heeft het verzoek op 12 mei 2015 in raadkamer behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek, maar met een gematigd bedrag voor de immateriële schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een hogere vergoeding dan het forfaitaire bedrag, gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de grote media-aandacht die aan de zaak is besteed.
De rechtbank heeft de immateriële schade vastgesteld op € 157,50 per dag voor de tijd in verzekering en € 120,00 per dag voor de tijd in voorlopige hechtenis, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.672,50. Daarnaast heeft de rechtbank de gederfde inkomsten vastgesteld op € 985,00, na aftrek van bespaarde kosten van levensonderhoud. Uiteindelijk heeft de rechtbank een totaalbedrag van € 2.527,50 toegewezen aan verzoeker, waarbij het verzoek voor het overige is afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter J.B. Wijnholt, in aanwezigheid van griffier A.B.M. Nohl.