1.8.Bij brief van 15 februari 2013 heeft verweerder zijn voornemen bekend gemaakt eiser de disciplinaire straf van ontslag op te leggen. Bij e-mail van 21 februari 2013 heeft eiser geschreven: “Gisteren heb ik u laten weten schriftelijk te willen reageren op het voorgenomen ontslagbesluit. Ik hoop dat u niet het zwaarste middel uit de kast trekt om mij te straffen want door mijn domme gedrag straf ik ook mijn twee studerende kinderen, raak mijn co-ouderschap kwijt en kom nooit meer aan een baan. Daarom hoop ik dat de gemeente [plaats] mijn getoonde inzet wil laten meewegen in deze beslissing.” Bij brief van 1 maart 2013 heeft eiser zijn zienswijze ingediend.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van ontslag opgelegd. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder – primair – het strafontslag gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder samengevat ten grondslag gelegd dat, hoewel eiser heeft verklaard in zijn functie van rayonmanager geen kennis te hebben gehad van de omvang van de misstanden, is gebleken dat hij wel op de hoogte was van het feit dat goederen ongeoorloofd, althans zonder toestemming, werden meegenomen door medewerkers. Het behoorde tot eisers taken om daartegen op te treden, maar hij heeft niet adequaat en consequent ingegrepen. Zo heeft eiser, wanneer hij constateerde dat zijn medewerkers ongeoorloofd goederen meenamen, volstaan met een mondelinge waarschuwing, waarna zij alsnog toestemming kregen de goederen mee te nemen. Van een adequaat en consequent optreden was geen sprake. Verder is door eiser erkend dat hij ook zelf, zonder toestemming van zijn leidinggevende, goederen meenam, terwijl hij wist dat dit niet geoorloofd was. Daardoor heeft eiser gehandeld in strijd met hetgeen van een ambtenaar verwacht mag worden. Bovendien had hij als leidinggevende de verplichting het goede voorbeeld te geven. Verweerder is daarom van oordeel dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, dat aan hem kan worden toegerekend.
Het advies van de commissie om een minder zware disciplinaire straf op te leggen heeft verweerder in het bestreden besluit niet gevolgd. De commissie legde aan dat advies ten grondslag dat bij het zelfbrengdepot sprake was van een cultuur met regels, gecombineerd met een praktijk die veel losser was. Deze cultuur werd in de organisatie breed gedragen. Het management in de lijn van boven naar beneden was daarvoor verantwoordelijk. Verder stelde de commissie dat, behalve het uitreiken van het Rode boekje (waarin de toepassing van de geldende gedragsregels staat omschreven), niet is gebleken dat daadwerkelijk nadere invulling is gegeven aan de handhaving van de regels in de vorm van een toepassingspraktijk, dat kennelijk in het managementoverleg daaraan geen aandacht werd besteed, dat niet is gebleken dat eiser werd ondersteund in het handhaven van de regels door zijn leidinggevende ([persoon D]) en dat deze leidinggevende met zijn handelen, hoewel dit bleef binnen de marge van de regels, het verkeerde voorbeeld gaf.
Verweerder heeft zich, in afwijking van dat advies, op het standpunt gesteld dat het mogelijk bestaan van een gedoogcultuur onverlet laat dat eiser een essentiële schakel in het voortbestaan van die cultuur was, terwijl eiser er juist meermalen op is gewezen dat hij paal en perk diende te stellen aan het zonder toestemming meenemen van goederen. Afspraak was, zoals door [persoon C] ook is verklaard, dat indien er iets zonder toestemming werd meegenomen, dit in het personeelsdossier diende te worden opgenomen. Het afdelingshoofd ([persoon D]) heeft hierop juist aangedrongen en hij heeft het onderwerp integriteit steeds weer onder de aandacht gebracht tijdens het borrelnotenoverleg (werkoverleg). Ook in workshops verzorgd door BIOS is het onderwerp integriteit aan de hand van praktijkvoorbeelden onder de aandacht gebracht. Verder is in de beoordeling van eiser over de periode september 2009- september 2010 het onderwerp integer handelen aan de orde geweest en zou eiser blijkens de afsprakenkaart voor de periode januari 2011- januari 2012 beleid schrijven over integriteitsregels op het zelfbrengstation. Met betrekking tot het meenemen van zaken door eisers leidinggevende [persoon D], stelt verweerder zich op het standpunt dat dit paste binnen de grenzen van het beleid.
3. Eiser voert in beroep – kort weergegeven – het volgende aan. Hij stelt, onder verwijzing naar het advies van de commissie, dat er jarenlang een gedoogbeleid is geweest en dat niet alleen hij maar het gehele management, van hoog tot laag, verantwoordelijk was voor een cultuur, waarbij de regels niet strikt werden gehandhaafd. Eiser heeft een aantal voorbeelden gegeven van situaties waarin in het verleden niet integer is gehandeld. Het is niet redelijk eiser daarvoor meer dan de overige leidinggevenden verantwoordelijk te houden. Dat eiser een essentiële schakel vormde in het voortbestaan van de schending van de integriteitsregels heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd. Eiser heeft een aantal voorbeelden gegeven van situaties waarbij goederen werden meegenomen door medewerkers en leidinggevenden waartegen niet werd opgetreden.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
6. Juridisch kader.
Ingevolge artikel 15.1 van de CAR/UWO is de ambtenaar gehouden zijn betrekking nauwgezet en ijverig te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
Ingevolge artikel 15.1b, aanhef en onder b, van de CAR/UWO is het de ambtenaar verboden, behoudens toestemming verleend door of namens het college in bijzondere gevallen, ten eigen bate aan de gemeente toebehorende eigendommen te gebruiken.
Ingevolge artikel 16.1.1, eerste lid, van de CAR/UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel van de Ambtenarenwet, deswege disciplinair worden gestraft.
Ingevolge artikel 16.1.1, tweede lid, van de CAR/UWO omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Naar vaste jurisprudentie hanteert de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) ten aanzien van disciplinaire straffen als toetsingsmaatstaf dat de bestuursrechter in ambtenarenzaken, die een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf dient te beoordelen, dient vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich schuldig heeft gemaakt aan het plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat er sprake is van plichtsverzuim zal de rechter moeten toetsen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit. Voorts moet het plichtsverzuim de ambtenaar zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
7. De rechtbank stelt vast dat de regel neergelegd in het Rode Boekje onder 1d luidt: “Integriteit. Alle spullen op kantoor, de auto’s, in de stalling, de depots of de terreinen: Ze zijn van de werkgever. Daar ga je in je werk met zorg mee om en je neemt niets ervan mee naar huis of gebruikt iets voor jezelf. Al het afval, of het nu goede spullen zijn of niet, is van de werkgever en niet van jou. Je zorgt dat dit volgens de werkinstructies terecht komt bij de verwerker. Het is dus niet toegestaan om iets voor eigen gebruik mee te nemen. Het is niet toegestaan om afval aan anderen te geven of te verhandelen.”
De rechtbank stelt voorts vast dat tussen partijen niet in geschil is dat deze regel niet werd gehandhaafd en dat daarvoor in de plaats gold een regel die iedereen kende en luidde: “Je mag met toestemming van je direct leidinggevende kleine zaken voor eigen gebruik meenemen.”
Na het Twitterincident is de laatstgenoemde regel nogmaals onder de aandacht van de medewerkers en de leidinggevenden gebracht.
8. De rechtbank is van oordeel dat eiser met het wegnemen van goederen uit het zelfbrengdepot voor eigen gebruik zonder daarvoor toestemming van zijn leidinggevende te hebben gevraagd, heeft gehandeld in strijd met hetgeen een goed ambtenaar betaamt en dat hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Voorts heeft eiser gehandeld in strijd met hetgeen een goed ambtenaar betaamt door als leidinggevende en verantwoordelijke voor het zelfbrengdepot na te laten adequaat op te treden tegen medewerkers die zonder toestemming goederen meenamen vanaf het zelfbrengdepot voor eigen gebruik of verkoop, hoewel hij daarvan op de hoogte was, althans redelijkerwijs behoorde te zijn. Ook dit heeft verweerder terecht aangemerkt als ernstig plichtsverzuim. Eiser heeft overigens erkend dat hij heeft gehandeld in strijd met het gedrag dat van een goed ambtenaar mag worden verwacht. Verweerder was dan ook bevoegd eiser een disciplinaire straf op te leggen. Niet gebleken is van omstandigheden op grond waarvan eiser zijn gedragingen niet toegerekend kunnen worden.
9. Met betrekking tot de evenredigheid van het opgelegde strafontslag overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat ten opzichte van de regel “je mag met toestemming van je direct leidinggevende kleine zaken voor eigen gebruik meenemen” geen sprake was van een gedoogbeleid en dat – voor zover er sprake was van een gedoogcultuur ten opzichte van deze regel – eiser heeft bijgedragen aan het voortbestaan van deze cultuur, terwijl het juist zijn taak was als leidinggevende en verantwoordelijke voor het zelfbrengdepot om deze gedoogcultuur te beëindigen. Eiser heeft dat nagelaten en is, ook na het Twitterincident niet, althans niet naar buiten kenbaar, gaan optreden tegen het in strijd met genoemde regel meenemen van goederen. Dit laatste mocht van hem als leidinggevende wel verwacht worden. Eiser heeft met zijn verklaring ter zitting dat hij toen vaker mensen mondeling heeft gewaarschuwd, er geen blijk van gegeven dat hij na het Twitterincident in de uitvoering en controle de teugels strakker heeft aangetrokken. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het onderwerp “integriteit” veelvuldig en duidelijk onder de aandacht is gebracht. Bovendien staat vast dat eiser zelf in strijd met de geldende regel zonder toestemming goederen mee naar huis heeft genomen, en dat zijn ondergeschikte werknemers hiervan op de hoogte waren, zodat hij hen daarmee het verkeerde voorbeeld heeft gegeven. Hieruit volgt ook dat eisers stelling dat hij wel gepoogd heeft een einde te maken aan de gedoogcultuur niet overtuigend is. In dit kader acht de rechtbank bovendien niet zonder betekenis dat eiser is opgedragen beleid te schrijven over integriteitsregels op het zelfbrengstation – hetgeen te meer aangeeft dat dit aspect (mede) onder zijn verantwoordelijkheden viel – maar dat eiser hieraan in het geheel geen uitvoering heeft gegeven.
Gezien de aard en de ernst van het plichtsverzuim is de rechtbank van oordeel dat het plichtsverzuim niet onevenredig is aan de opgelegde disciplinaire sanctie van ontslag.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de andere leidinggevenden, [persoon D] en [persoon C], zich niet in gelijke mate schuldig hebben gemaakt aan het aan eiser verweten plichtsverzuim. De stelling van eiser dat ook [persoon C] goederen zou hebben meegenomen vindt geen onderbouwing in het rapport van [X BV] en is niet op andere wijze aannemelijk gemaakt. Voorts geldt dat ten aanzien van [persoon C] niet is gebleken dat hij de geldende regel ten opzichte van de ondergeschikte werknemers niet handhaafde. [persoon D] heeft gepoogd het onderwerp “integriteit” onder de aandacht van de medewerkers te brengen. Voor zover hij goederen van het zelfbrengdepot heeft meegenomen is niet gebleken dat hij zich hierbij niet aan de geldende regel heeft gehouden.
Voorts gold eiser als een gewaarschuwd man, doordat hij bij besluit van 22 december 2011 schriftelijk is gewaarschuwd wegens handelen in strijd met de integriteitsregels.
Ten opzichte van de overige medewerkers geldt dat, alhoewel sommige medewerkers van het depot op grotere schaal goederen en materialen hebben verzameld en die in sommige gevallen tijdens en na werktijd te gelde hebben gemaakt, geen sprake is van gelijke gevallen omdat verzoeker door zijn leidinggevende functie een andere positie vervulde.
Van een schending van het verbod van willekeur of schendig van het gelijkheidsbeginsel is dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
10. Met betrekking tot de door eiser aangevoerde ernst van de gevolgen van het strafontslag voor hem is de rechtbank van oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van een integere bedrijfsvoering dan aan het persoonlijk belang van eiser bij handhaving van zijn dienstverband. De persoonlijke omstandigheden waarop eiser zich heeft beroepen maken dit niet anders.
11. Het beroep is ongegrond
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.