ECLI:NL:RBDHA:2015:6734
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.F. Mewe
- Chr.A.J.F.M. Hensen
- A.M. Boogers
- Rechtspraak.nl
Vervolgingskwestie ne bis in idem in kinderpornozaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die eerder in 2013 was vrijgesproken voor het bezit van kinderporno. De verdachte werd opnieuw vervolgd voor vergelijkbare feiten, waarbij de officier van justitie vorderde dat de verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdenking in deze zaak feitelijk en juridisch overeenkomt met de eerdere zaak, wat leidt tot de conclusie dat er sprake is van ne bis in idem. Dit betekent dat de verdachte niet opnieuw kan worden vervolgd voor hetzelfde feit. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat deze op basis van de eerdere vrijspraak het vertrouwen mocht ontlenen dat hij niet meer vervolgd zou worden voor deze feiten. De rechtbank heeft ook de geldigheid van de dagvaarding beoordeeld en deze partieel nietig verklaard voor bepaalde zinsneden. De uitspraak benadrukt de belangrijke juridische principes van ne bis in idem en de bescherming van verdachten tegen dubbele vervolging.