ECLI:NL:RBDHA:2015:6733

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
09/755154-10
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen, hypotheekfraude en oplichting door verdachte met gebruik van valse documenten en strolieden

Op 12 juni 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, hypotheekfraude en oplichting. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van gewoontewitwassen door het verbergen van de herkomst van geldbedragen en onroerende zaken, die afkomstig waren van misdrijven. Hij maakte gebruik van strolieden om panden op hun naam te registreren, terwijl hij zelf de feitelijke controle over deze panden had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse documenten, zoals werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, indiende bij banken om hypotheken te verkrijgen voor de aankoop van onroerend goed. Dit leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de betrokken banken en de strolieden, die vaak in een kwetsbare positie verkeerden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vijf jaar op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De vorderingen van benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de meeste feiten werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de betrokkenen, waaronder de banken en de strolieden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755154-10
Datum uitspraak: 12 juni 2015
Tegenspraak
Verkort vonnis
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op 25 november 1953 te[geboorteplaats],
adres: [adres].

1.De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 april 2012, 15 juni 2012, 11 september 2012, 3 december 2012, 11 april 2013, 6 december 2013, 11 juli 2014, 4 februari 2015, 18 februari 2015 en de inhoudelijke terechtzittingen van 7, 8, 9, 13, 14, 17, 21 en 24 april 2015. Op 12 juni 2015 is het onderzoek gesloten en direct uitspraak gedaan.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzittingen verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. M.M. Egberts heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen aan verdachte is ten laste gelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, openbaarmaking van het vonnis conform artikel 9 eerste lid sub b onder 3 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en verbeurdverklaring van alle op de lijst met in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, als bijlage II aan dit vonnis gehecht) vermelde goederen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 32.376,95, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft de officier van justitie geconcludeerd dat deze niet voor toewijzing in aanmerking komt. Tenslotte heeft de officier van justitie geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V., met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 21 april 2015 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e Sr aanhangig te maken.

2.De tenlasteleggingAan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

Onder feit 1 wordt verdachte verweten dat hij zich al dan niet tezamen en vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen door twintig onroerende zaken die afkomstig waren van enig misdrijf te laten leveren en juridisch eigendom over te dragen of te verkrijgen, door uit misdrijf afkomstige huurpenningen te ontvangen voor deze onroerende zaken en door via zestien bankrekeningen op naam van derden geld te ontvangen en over te maken ten behoeve van deze onroerende zaken, terwijl de banktegoeden afkomstig waren van enig misdrijf.
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het al dan niet medeplegen van valsheid in geschrift met betrekking tot zes huurovereenkomsten en/of gebruik van die vervalste geschriften.
Onder feit 3 is aan verdachte ten laste gelegde dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan oplichting van een drietal banken door middel van zes hypotheekfraudes. Subsidiair is onder dit feit het al dan niet medeplegen van het gebruik van vervalste geschriften ten behoeve van het verkrijgen van hypotheken tenlastegelegd. Meer subsidiair is ten laste gelegd het (gewoonte)witwassen van geldbedragen en/of onroerende zaken waarop door de banken voormelde hypotheek zijn genomen.
Onder feit 4 gaat het om het al dan niet medeplegen van oplichting van [Benadeelde partij 1] en [slachtoffer 1], alsmede oplichting van rechtbank Assen.
Onder feit 5 is het medeplegen van poging tot oplichting van de rechtbank Rotterdam ten laste gelegd en subsidiair oplichting van die rechtbank.
Tot slot wordt verdachte onder feit 6 verweten dat hij zich al dan niet tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan poging tot oplichting van [Slachtoffer 2], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3].

3.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Op 7 april 2015 is door de verdediging preliminair verweer gevoerd, strekkende tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Bij beslissing van 8 april 2015 heeft de rechtbank alle door de verdediging gevoerde preliminaire verweren verworpen. Bij pleidooi heeft de verdediging gepersisteerd bij deze door haar gevoerde verweren.
Ten aanzien van de reeds preliminair gevoerde verweren – met uitzondering van het verweer ten aanzien van de geheimhoudersgesprekken in de zaak [Benadeelde partij 1] – overweegt de rechtbank overeenkomstig haar beslissing van 8 april 2015 als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het aan haar is om te beoordelen of sprake is van een vormverzuim en indien deze vraag bevestigend kan worden beantwoord, of hier enig rechtsgevolg aan moet worden verbonden. Hierbij dient het belang dat het geschonden vormschrift beoogd te beschermen te worden meegewogen, evenals de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Vereist is dat de verdachte door het verzuim daadwerkelijk in zijn verdediging is geschaad. [1]
Wanneer het vormverzuim erin bestaat dat opsporingsambtenaren en/of het openbaar ministerie ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan,
kande rechtbank vervolgens overgaan tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie . [2]
Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie ex artikel 359a Sv is evenwel slechts in zeer uitzonderlijke gevallen aan de orde.
Onrechtmatige stelselmatige observaties
De verdediging heeft zich aangesloten bij het verweer inhoudende dat onrechtmatige stelselmatige observaties hebben plaatsgevonden op 30 en 31 augustus 2010 vóórdat de officier van justitie op 1 september 2010 het opsporingsonderzoek “Citroen” tegen verdachte instelde. In het proces-verbaal wordt ook gemeld dat het een opsporingsonderzoek betreft in het kader van het RIEC. Voorts is aangevoerd dat nu zich van deze periode geen BOB stukken in het dossier bevinden, het voor de rechtbank en de verdediging onmogelijk is om gebruikte opsporingsmethoden te toetsen op rechtmatigheid. Dit onherstelbaar vormverzuim zou volgens de verdediging moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank is nog altijd van oordeel dat de op 30 en 31 augustus 2010 uitgevoerde observaties, gelet op de beperkte duur (een paar uur gedurende twee avonden) en de aard van de observatie (er is slechts één foto en één video in het openbaar gemaakt) niet als stelselmatig zijn aan te merken. Daarnaast kan uit het enkele gebruik van de term opsporingsonderzoek door de leider van het observatieteam, niet worden afgeleid dat toen sprake was van een opsporingsonderzoek in het kader van het RIEC. Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve geen sprake geweest van het gestelde vormverzuim.
Aangeboden transactie aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2]
De verdediging heeft bepleit dat de gang van zaken rond het aanbieden van de transacties aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] onrechtmatig is geweest, aangezien het openbaar ministerie deze personen onvoldoende heeft voorgelicht over de strekking van de door hen ondertekende stukken en hen onder druk heeft gezet. Over de gang van zaken met betrekking tot het krijgen van toestemming voor het aanbieden van deze transacties heeft de officier van justitie wisselend verklaard, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan meineed, aldus de verdediging. Het openbaar ministerie heeft op deze wijze een voorschot genomen op het beslag, ten nadele van de familie [familie naam verdachte].
Bij de beoordeling van dit verweer stelt de rechtbank voorop dat de officier van justitie de bevoegdheid toekomt om individuele zaken te beslissen over de wijze van vervolging. Eventuele onrechtmatigheden die hebben plaatsgevonden in de gang van zaken rond het aanbieden van een transactie aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2], raken de belangen van de verdachten niet en kunnen niet leiden tot de conclusie dat de officier van justitie in de onderhavige vervolging niet ontvankelijk zou zijn.
De rechtbank heeft voorts met verbazing kennis genomen van het standpunt van de verdediging dat de officier van justitie zich zou hebben schuldig gemaakt aan meineed. Dit betreft een beschuldiging die niet lichtvaardig mag worden geuit. De rechtbank constateert dat deze beschuldiging op geen enkele wijze steun vindt in de gang van zaken rondom de mededelingen door de officier van justitie. De officier van justitie heeft afdoende toegelicht waarom hij in eerste instantie dacht dat ook deze transacties waren goedgekeurd door de Minister van Veiligheid en Justitie en dat hem nadien is gebleken dat zij slechts aan de Minister ter kennis zijn gebracht.
Voor zover de officier van justitie met zijn handelswijze een voorschot zou hebben genomen op enige beslissing rondom het beslag, leidt dit naar het oordeel van de rechtbank evenmin tot een vormverzuim dat moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Onrechtmatige inbeslagname en onvolledige teruggave van administratie
Volgens de verdediging is er in strijd met de daartoe geldende aanwijzing ongespecificeerd in beslag genomen en zijn diverse goederen niet geretourneerd aan verdachte waardoor hij in zijn verdedigingsbelangen is geschaad.
De rechtbank stelt vast dat de wijze waarop in dit onderzoek in beslag is genomen niet conform de aanwijzing inbeslagneming is geschied. Gelet op de omvang van het gelegde beslag, alsmede de staat waarin de administratie zich blijkens het dossier bevond, is dit echter voorstelbaar. De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom de verdachte hierdoor in zijn verdediging is geschaad. Het gevoerde verweer kan dan ook niet tot niet-ontvankelijkheid leiden.
Geheimhoudersgesprekken
De verdediging heeft naar voren gebracht dat er gedurende het opsporingsonderzoek excessief is getapt en een groot aantal geheimhoudersgesprekken zijn opgenomen en uitgeluisterd. Deze gesprekken zijn vervolgens niet aanstonds vernietigd. Anders dan door de officier van justitie aangegeven hebben volgens de verdediging onderzoeksrechercheurs geheimhoudersgesprekken beluisterd. De inhoud van één geheimhoudersgesprek is in het procesdossier beland, middels weergave in een excelbestand. Niet valt uit te sluiten dat de geheimhoudersgesprekken als sturingsinformatie zijn gebruikt in het strafrechtelijk onderzoek. De officier van justitie is hierover misleidend geweest, aldus de raadsman. De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de raadslieden van de andere verdachten, die hebben gesteld dat de officier van justitie door kort voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak de vernietiging van de gesprekken te bevelen, de verdediging in zijn belangen heeft geschaad. Het toezicht door de officier van justitie op de vernietiging van de geheimhoudersgesprekken zou ernstig te kort zijn geschoten.
De rechtbank stelt vast dat het bepaalde in het tweede lid van artikel 126aa van het Wetboek van Strafvordering is geschonden. Er is derhalve sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Bij de beantwoorden van de vraag of dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient rekening te worden gehouden met de criteria zoals die hiervoor zijn genoemd.
Met betrekking tot het gesprek dat zich in het strafdossier bevindt, is de rechtbank nog altijd van oordeel dat dit weliswaar een ernstig onherstelbaar vormverzuim is, maar dat het gesprek, gelet op de inhoud, onvoldoende concreet is en geen betrekking lijkt te hebben op de inhoud van de strafzaak. De andere gesprekken waarop de verdediging heeft gewezen en deels heeft laten beluisteren ter terechtzitting maken geen onderdeel uit van het strafdossier. Bovendien wordt ook in die gesprekken niet inhoudelijk op de strafzaak ingegaan.
De rechtbank constateert met de raadsman dat geheimhoudersgesprekken zijn beluisterd door opsporingsambtenaren uit het onderzoeksteam, maar ziet geen aanleiding hier verdere consequenties aan te verbinden, nu die gesprekken onvoldoende concreet zijn en geen betrekking lijken te hebben op de inhoud van de strafzaak.
Met betrekking tot de CD-roms met alle tapgesprekken overweegt de rechtbank dat deze bij tussenvonnis van 20 december 2013 aan de verdediging ter beschikking zijn gesteld – in het kader van de equality of arms en het verdedigingsbelang – zodat zij kennis konden nemen van de inhoud van alle tapgesprekken en vervolgens desgewenst en gemotiveerd nader konden verzoeken om specifieke tapgesprekken nader te laten uitwerken. De verdediging heeft de CD-roms sinds april 2014 tot haar beschikking en tot op heden is een dergelijk verzoek niet ingediend. De rechtbank ziet dan ook geen enkele noodzaak thans de CD-roms in zijn geheel te laten toevoegen aan het dossier.
Dat de officier van justitie ernstig tekortgeschoten is in zijn toezicht op de naleving van het bepaalde in artikel 126aa lid 2 Sv volgt de rechtbank niet. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verklaard dat hij in voortkomende gevallen door de opsporingsambtenaren werd geattendeerd op eventuele geheimhoudersgesprekken en dat hij in die gevallen vernietigingsbevelen heeft uitgevaardigd. Vervolgens is daar onvoldoende uitvoering aangegeven. Dat laat onverlet dat wel toezicht is uitgeoefend.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat met het vormverzuim doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan dan wel dat gehandeld is in strijd met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt. Daarom ziet de rechtbank in dit geval geen grond voor toepassing van de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.
Ten aanzien van de opmerking dat in dit opsporingsonderzoek excessief is getapt merkt de rechtbank op dat excessief tappen niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Gesteld noch gebleken is dat aan het tappen van de desbetreffende telefoongesprekken geen rechtsgeldige bevelen ten grondslag liggen.
De zaak [Benadeelde partij 1]
Het dossier vermeldt dat [Benadeelde partij 1] is gehoord door de politie, naar aanleiding van een telefoongesprek tussen verdachte en zijn zoon [medeverdachte 2] dat op 24 januari 2012 door de politie zou zijn uitgeluisterd. Het verhoor van [Benadeelde partij 1] vond echter plaats op 22 januari 2012. Bij beslissing van 8 april 2015 heeft de rechtbank al overwogen dat deze gang van zaken ook bij de rechtbank vragen oproept, maar bij gebreke van concrete aanwijzingen heeft de rechtbank vervolgens het verweer verworpen.
Bij pleidooi heeft de raadsman aangevoerd dat hij van mr. [betrokkene 3] – de toenmalige advocaat van verdachte in civiele zaken – heeft vernomen dat deze in de eerste week dat verdachte in detentie zat (de rechtbank begrijpt in de periode van 10 januari 2012 tot 17 januari 2012) met verdachte heeft gebeld en met hem heeft gesproken over een schikkingsvoorstel in de civiele zaak tussen [medeverdachte 3] en [Benadeelde partij 1]. Daarmee heeft de verdediging concrete informatie uit een geheimhoudersgesprek gegeven die in het strafrechtelijk onderzoek nadelig voor verdachte kan zijn geweest.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de politie het telefoongesprek tussen verdachte en zijn zoon mogelijk al in de penitentiaire inrichting heeft beluisterd nog voordat de gesprekken officieel waren opgevraagd, zodat mogelijk reeds vóór 22 januari 2012 kennis is genomen van de inhoud van dit telefoongesprek. Deze niet nader onderbouwde verklaring van de geconstateerde ongerijmdheid acht de rechtbank, mede ook in het licht van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd, onvoldoende. Dit geldt zoveel te meer nu de officier van justitie ook heeft aangegeven dat aan medewerkers van de penitentiaire inrichting alleen is aangegeven dat 010-nummers geheimhoudersgesprekken konden betreffen en vaststaat dat mr [betrokkene 3] geen Rotterdamse advocaat is.
Dit alles leidt ertoe dat de verdediging voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de inhoud van een geheimhoudersgesprek mogelijk heeft geleid tot strafrechtelijk onderzoek naar verdachte in de zaak [Benadeelde partij 1]. Aldus heeft zich een onherstelbaar vormverzuim voorgedaan.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of dit vormverzuim dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Zoals reeds overwogen
kantot deze sanctie worden overgaan, maar geschiedt dit slechts in
zeeruitzonderlijke gevallen. Van een dergelijk uitzonderlijk geval is naar het oordeel van de rechtbank ook in deze situatie geen sprake. Het verweer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen. Onder 4.5 zal nader worden overwogen of het vastgestelde vormverzuim dient te leiden tot bewijsuitsluiting.
Ook in onderlinge samenhang bezien kunnen de door de rechtbank vastgestelde vormverzuimen niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Zaak [X]
Zoals de rechtbank al ter zitting heeft aangegeven, maakt de ‘zaak [X]’ geen onderdeel uit van de behandeling ter zitting en ook bij de beoordeling is deze zaak niet meegenomen.
4.2
T.a.v. feit 3 (oplichting banken)
4.2.1
Zaanstraat [A]te Den Haag
De DSB bank N.V. heeft in juni 2011 aangifte gedaan tegen [betrokkene 4] ter zake betrokkenheid van fraude gepleegd bij het aanvragen en verkrijgen van zijn hypotheek ten bedrage van € 147.500,-- voor de aankoop van dit pand. Het pand is geleverd op 5 oktober 2009. Bij de aanvraag is gebruik gemaakt van valse documenten van [betrokken bedrijf 1] (een werkgeversverklaring, een arbeidsovereenkomst en een loonstrook). [betrokkene 4] heeft immers verklaard dat hij nooit werkzaam is geweest bij [betrokken bedrijf 1] Uit onderzoek is voorts gebleken dat er in 2009 in het geheel geen salarisbetaling heeft plaatsgevonden van [betrokken bedrijf 1] aan [betrokkene 4].
Betrokkenheid verdachte?
[betrokkene 4] heeft verklaard dat verdachte alles heeft geregeld en dat hij alleen de papieren heeft getekend. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [betrokkene 5], de hypotheekadviseur van de DSB bank, en [betrokkene 6], manager personeelszaken van [betrokken bedrijf 1] die de valse documenten heeft opgemaakt. Bovendien blijkt de voortdurende betrokkenheid van verdachte bij dit pand uit het feit dat hij in de periode van april 2007 tot en met april 2010, derhalve ook in de periode dat [betrokkene 4] eigenaar was van de Zaanstraat [A], huurinkomsten heeft ontvangen voor de verhuur van dit pand.
4.2.2
Van Ruysbroekstraat [A] te Den Haag
De DSB bank N.V. heeft in juni 2011 aangifte gedaan tegen [benadeelde partij 2] ter zake betrokkenheid van fraude gepleegd bij het aanvragen en verkrijgen van haar hypotheek ten bedrage van € 185.325,-- voor de aankoop van dit pand. Het pand is geleverd op 8 juni 2009. Ook bij deze aanvraag is gebruik gemaakt van valse documenten van [betrokken bedrijf 1] (een werkgeversverklaring, een arbeidsovereenkomst en een loonstrook). [benadeelde partij 2] heeft verklaard nooit werkzaam te zijn geweest bij dat bedrijf. Uit onderzoek is verder gebleken dat slechts éénmaal een bedrag door [betrokken bedrijf 1] op de rekening van [benadeelde partij 2] is gestort en dat kort daarna ongeveer dat bedrag van de rekening is gepind.
Betrokkenheid verdachte?
Ook [benadeelde partij 2] heeft verklaard dat verdachte alles heeft geregeld en dat zij alleen de papieren heeft getekend. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van [betrokkene 5], de hypotheekadviseur van de DSB bank, en [betrokkene 6], manager personeelszaken van [betrokken bedrijf 1] die de valse documenten heeft opgemaakt.
4.2.3
Paramaribostraat [A] te Utrecht
Op 4 juli 2011 heeft de Rabobank aangifte gedaan ter zake hypotheekfraude gepleegd door [betrokkene 7] bij de hypotheekaanvraag in verband met de aankoop van dit pand. Het pand is geleverd op 11 december 2009. Voor de hypotheekaanvraag is gebruik gemaakt van een salarisstrook en een werkgeversverklaring die niet door de werkgever, de heer [betrokkene 8], zijn verstrekt. Uit onderzoek is gebleken dat ook de hoogte van het gestorte salaris voor oktober 2009 niet overeenkomt met het bedrag dat staat vermeld op de salarisstrook die is gebruikt bij de hypotheekaanvraag.
Betrokkenheid verdachte?
[betrokkene 7] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte het pand op zijn naam heeft gezet en dat verdachte het pand zou gaan verhuren en de hypotheek voor de aanschaf van het pand zou regelen. Dat verdachte nauw betrokken is bij de hypotheekaanvraag wordt ondersteund door de verklaring van [betrokkene 9], de hypotheekadviseur van de Rabobank. Daarnaast is op de werkgeversverklaring een bedrijfsstempel van [betrokken bedrijf 2] gebruikt, waarop de letter 'L' in het woord 'Lijnden' ontbreekt. De werkgever [betrokkene 8] heeft verklaard dat die stempel niet hun bedrijfsstempel is. Deze stempel, met de ontbrekende ‘L’, is in de woning van verdachte aangetroffen. De niet nader onderbouwde verklaring van verdachte dat die stempel zat in een verhuisdoos met persoonlijke spullen van [betrokkene 7] die bij hem waren opgeslagen, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande bevindingen niet geloofwaardig. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat deze stempel van verdachte was en door hem is gebruikt.
4.2.4
Nicolaas Tulpstraat [A] te Den Haag
Op 22 juni 2011 heeft de ING Bank N.V. aangifte gedaan ter zake hypotheekfraude gepleegd door [betrokkene 7] bij de hypotheekaanvraag in verband met de aankoop van dit pand. Het pand is geleverd op 29 december 2009. Voor de hypotheekaanvraag is gebruik gemaakt van een werkgeversverklaring waarop vermeld staat dat [betrokkene 7] sinds 15-01-1980 in dienst zou zijn, terwijl zijn geboortedatum [geboortedatum betrokkene 7] is.
Betrokkenheid verdachte?
[betrokkene 7] heeft verklaard dat verdachte hem heeft overgehaald om dit pand te kopen en dat verdachte de hypotheek heeft verzorgd. [betrokkene 7] heeft voor deze hypotheek geen papieren ingeleverd bij verdachte. Hij heeft zich nooit met de verhuur van dit pand bemoeid en herkent de huurcontracten op zijn naam voor dit pand niet. Deze verklaring vindt steun in de bevindingen van de politie dat na de overdracht van het pand aan [betrokkene 7] er in 2010 huurpenningen ten behoeve van de verhuur van dit pand zijn ontvangen op rekeningnummer [rekening nummer24] ten name van [medeverdachte 4] de vrouw van verdachte (hierna: ‘zijn echtgenote’ of ‘de echtgenote van verdachte’). Niet gebleken is dat deze huurinkomsten aan [betrokkene 7] zijn afgedragen. Hieruit maakt de rechtbank op dat het pand zowel vóór de overdracht aan [betrokkene 7] als ook daarna in de machtssfeer van verdachte is gebleven. Tot slot is ook hier op de werkgeversverklaring een bedrijfsstempel van [betrokken bedrijf 2] gebruikt waarop de letter 'L' in het woord 'Lijnden' ontbreekt. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij onder 4.2.3. reeds heeft overwogen.
4.2.5
Newtonstraat [A] te Den Haag
De Rabobank heeft op 23 juni 2009 aangifte gedaan van hypotheekfraude gepleegd door [betrokkene 10] bij de hypotheekaanvraag voor dit pand. Het pand is op 17 september 2007 geleverd. Ten behoeve van de hypotheekaanvraag zijn een valse werkgeversverklaring en een valse loonspecificatie overgelegd van [betrokken bedrijf 3]. De eigenaar van dat café, de heer [betrokkene 11], heeft verklaard dat de naam [betrokkene 10] hem niets zegt en dat de handtekening op de aan de bank overgelegde werkgeversverklaring niet van hem is.
Betrokkenheid verdachte?
De eigenaar van [betrokken bedrijf 3] voorts heeft verklaard dat verdachte wel aan hem heeft gevraagd om voor [betrokkene 10] een werkgeversverklaring te maken. [betrokkene 10] wijst voorts verdachte aan als de persoon die de financiering bij de Rabobank heeft geregeld. Het is ook verdachte geweest die taxateur [betrokkene 51] opdracht heeft gegeven om het pand te taxeren ten behoeve van de financiering. Na de overdracht van het pand aan [betrokkene 10] heeft verdachte het pand verhuurd en de huurpenningen in ontvangst genomen.
4.2.6
Tussenconclusie met betrekking tot de panden Zaanstraat [A], Van Ruysbroekstraat [A], Paramaribostraat [A], Nicolaas Tulpstraat [A] en de Newtonstraat [A]
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij al deze panden sturing heeft gegeven aan en nauw en bewust samengewerkt heeft met anderen om de banken middels listige kunstgrepen – het overleggen van valse of vervalste documenten en valse informatie – te bewegen tot afgifte van diverse geldbedragen.
4.2.7
De Heemstraat [A] te Den Haag
De Rabobank heeft op 23 juni 2009 aangifte gedaan van hypotheekfraude gepleegd door [betrokkene 12] bij de hypotheekaanvraag voor De Heemstraat [A] te Den Haag. Dit pand is op 30 oktober 2006 door de reeds genoemde [betrokkene 10] verkocht aan [medeverdachte 5], een neef van verdachte. Op 26 oktober 2007 is het pand door die neef geleverd aan [betrokkene 12]. Ook bij deze hypotheekaanvraag zijn een valse werkgeversverklaring en een valse loonspecificatie overgelegd van [betrokken bedrijf 3]. De eigenaar van dat café heeft verklaard dat de naam [betrokkene 12] hem niets zegt en dat de handtekening op de aan de bank overgelegde werkgeversverklaring niet van hem is. [betrokkene 12] heeft nimmer de hypotheeklasten betaald en is twee dagen na de levering van het pand vertrokken.
Betrokkenheid verdachte?
Anders dan de verdediging heeft betoogd is de gevraagde getuige [betrokkene 12] door de rechter-commissaris toegewezen. Vervolgens heeft de rechter-commissaris in een proces-verbaal van bevindingen vermeld dat de getuige niet te traceren is en daarom niet kon worden gehoord. Nadere gegevens met betrekking tot de verblijfplaats van deze [betrokkene 12] zijn nimmer bekend geworden. De rechtbank heeft daarom tijdens de pro formazitting van 18 februari 2015 het verzoek om [betrokkene 12] als getuige te horen afgewezen. Dat hij niet gehoord is kunnen worden staat er echter niet aan in de weg dat op grond van de overige bewijsmiddelen het volgende wordt overwogen.
Bij alle hiervoor onder 4.2.6. genoemde panden is sprake van een zelfde modus operandi: met behulp van strolieden en valse papieren worden de banken opgelicht. Verdachte speelt daarbij een initiërende rol zowel bij de voorbereiding als de uitvoering. Geen van de strolieden heeft de hypotheeklasten betaald.
Bij het onderhavige pand zijn als verkoper zowel [betrokkene 10] (een stroman van verdachte) als de neef van verdachte betrokken. Dit duidt op betrokkenheid van verdachte. Voorts is de koper een persoon die een paar dagen na de aankoop met de noorderzon vertrekt en nimmer hypotheek heeft betaald. Dit duidt erop dat er ook hier sprake is van een stroman. Verder staat vast dat ook hier gebruik is gemaakt van een valse werkgeversverklaring en salarisstrook van werkgever [betrokken bedrijf 3] en dat dit één maand na aankoop van de Newtonstraat [A] heeft plaatsgevonden.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen bij de aanvraag voor de financiering van dit pand en daarbij de bank middels listige kunstgrepen – het overleggen van valse of vervalste documenten en valse informatie – heeft bewogen tot afgifte van het hypotheekbedrag.
4.3
T.a.v. feit 2 (valsheid in geschrift huurovereenkomsten / witwassen)
4.3.1
Beeklaan [A] en Noorderbeekstraat [A]
De huurovereenkomst voor de Beeklaan [A] is op naam gezet van [betrokkene 13], terwijl zij heeft verklaard er niet bekend mee te zijn of het pand is verhuurd. Dit wordt ook bevestigd door haar dochter [betrokkene 14] die heeft verklaard dat de handtekening op de huurovereenkomst niet van haar moeder is.
Op de twee huurovereenkomsten voor de Noorderbeekstraat [A] staat als verhuurder vermeld [betrokkene 15] en de ingangsdatum van deze overeenkomsten zijn 1 oktober 2009 respectievelijk 15 mei 2011. Vaststaat dat [betrokkene 15] (die hierna nog nader zal worden besproken) op [Overlijdingsdatum] 1999 is overleden, zodat hij nimmer als verhuurder heeft kunnen optreden.
Verdachte heeft ter zitting bekend de drie huurovereenkomsten te hebben opgemaakt. Dat hij niet de handtekeningen daaronder zou hebben gezet, zoals hij ter terechtzitting heeft vermeld, doet aan het verwijt van het in strijd met de waarheid opmaken daarvan niet af.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich hierbij schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte.
4.3.2
Vrijspraak: De Vliegerstraat [A], De Heemstraat [A] en Beeklaan [B] te Den Haag
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte met betrekking tot de huurovereenkomsten voor deze panden omdat onvoldoende is gebleken dat deze in strijd met de waarheid zijn opgemaakt. Verdachte zal daarom in zoverre worden vrijgesproken.
4.4
T.a.v. feit 1 (gewoonte-witwassen)
4.4.1
De buitenlandse rekeningen
4.4.1.1 De herkomst van het vermogen van [betrokkene 15]
Uit het dossier dat familieleden en anderen uit de kring rondom verdachte bankrekeningen aanhielden in onder meer België en Luxemburg. Een van deze rekeningen betreft de ‘zichtrekening’ bij (thans) BNP Paribas te Antwerpen met rekeningnummer [rekening nummer 1]. Rekeninghouder is de reeds genoemde [betrokkene 15], de vader van verdachte (hierna: ‘zijn vader’) geboren op [geboortedatum betrokkene 15] in [geboorteplaats betrokkene 15] en overleden op [Overlijdingsdatum] 1999 in Den Haag. Hij is in 1998 in Nederland gaan wonen.
De rechtbank heeft de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld ten aanzien van deze bankrekening:
i) verdachte is gemachtigd op deze bankrekening;
ii) in een door zijn echtgenote gehuurde kluis bij dezelfde bank zijn documenten ter zake deze rekening aangetroffen. Volgens de Federale gerechtelijke politie Antwerpen blijkt uit deze stukken dat in 2001 en 2002 (
de chartale euro werd op 1 januari 2002 ingevoerd, toevoeging rechtbank) op deze rekening cashstortingen plaatsvonden van NLG 1.034.625 (mogelijk in coupures van NLG 100, 250 en 1.000), NLG 1.117.500 en NLG 316.210;
iii) in die kluis zijn ook bankafschriften behorende bij deze rekening aangetroffen. Deze bankafschriften mochten niet naar enig adres verzonden worden;
iv) op 27 februari 2006 het bedrag van € 670.000,-- overgemaakt naar de bankrekening van een notaris ten behoeve van de levering van het pand aan de Noldijk [A] in Barendrecht. Koper was [medeverdachte 6]. Zij werd vertegenwoordigd door de echtgenote van verdachte. Van enig materieel belang bij (de aankoop van) dit pand is aan de zijde van [medeverdachte 6] uit het dossier niet gebleken;
v) op 27 april 2006 het bedrag van € 225.000,-- overgeboekt naar de bankrekening op naam van [medeverdachte 7]. Dit bedrag is aangewend voor de aankoop van het pand Haanplein [A] in Den Haag (totale koopprijs € 505.000,--). [medeverdachte 7] kreeg dit pand op 2 mei 2006 geleverd van verdachte die het eerder die dag geleverd had gekregen (ABC constructie). Van enig materieel belang bij (de aankoop van) dit pand is aan de zijde van [medeverdachte 7] uit het dossier niet gebleken. Na verkoop van het pand (binnen een half jaar) werd de koopprijs gestort op de bankrekening t.n.v. [medeverdachte 7] waarop verdachte is gemachtigd;
vi) verdachte gaf de bank opdracht tot de twee overboekingen.
Bij deze stand van zaken kan van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het tegoed op deze Belgische bankrekening van zijn vader. Zo een verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft – samengevat weergegeven – ter terechtzitting het volgende verklaard. De gelden behoren tot de onverdeelde nalatenschap van zijn overleden ouders. Zijn vader was een vermogend man. Hij had grond in Suriname. Hij heeft vermogen vanuit Suriname verplaatst naar onder meer België en Luxemburg. Vanwege politieke ontwikkelingen in Suriname heeft hij toen nummerrekeningen geopend. Toen de politieke situatie in Suriname was verbeterd zijn de nummers omgezet naar rekeningen op naam van zijn vader. De tegoeden op de buitenlandse rekeningen moeten als een geheel worden gezien. Er is alleen tussen de rekeningen met geld geschoven en in effecten gehandeld. Uitzonderingen zijn de aankoop van de beide hiervoor onder iv en v genoemde panden.
Deze toelichting – naar de kern genomen: mijn vader was vermogend – zegt echter niets over de herkomst van dit vermogen en geeft zelfs geen aanknopingspunt voor beantwoording van de vraag hoe zijn vader dit heeft vergaard. Er is derhalve geen sprake van dat een legale herkomst niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten. Eerder is het tegendeel het geval. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat de vader van verdachte geen vermogen had.
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft bij (het in cassatie in stand gebleven) arrest van 4 december 1997 in een procedure van onder anderen zijn vader tegen de Ontvanger overwogen dat zijn vader er niet in is geslaagd te weerleggen het vermoeden dat hij niet zelf beschikte over – kort gezegd –voldoende financiële middelen. Verder overweegt de rechtbank dat [betrokkene 16] en [betrokkene 17] naast verdachte ook zijn kinderen, tegenover de politie hebben verklaard dat hun vader in Suriname een kleine landbouwer was en geen vermogen had. Eerstgenoemde toonde een verklaring van minvermogen van zijn vader uit 1998. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaring van [betrokkene 1], een in Suriname woonachtige aangetrouwde nicht van verdachte.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de vader van verdachte de bankrekening reeds in 1986 heeft geopend en daarop louter rente en transactiewinst heeft geboekt. Wat hier verder van zij – de stelling vindt steun noch in de verklaring van verdachte noch in het dossier – ook dit standpunt zegt niets over de herkomst van het kapitaal. Wat de verzochte (maar afgewezen) getuige [betrokkene 18] van de bank over de herkomst had kunnen verklaren – hij was volgens de verdediging betrokken bij een
interneovermaking van NLG 2.500.000,-- vanaf deze rekening in 1998 aan familielid [betrokkene 19] die een rekening aanhield bij dezelfde bank – ontgaat de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat het tegoed op de bankrekening [rekening nummer 1] afkomstig is van enig misdrijf. De hiervoor vermelde omstandigheden tezamen met de ongeloofwaardige verklaring van verdachte leiden tot de conclusie dat verdachte dit moet hebben geweten.
4.4.1.2 Belgische rekening [rekening nummer 2] op naam van [betrokkene 15]
Het tegoed op deze bankrekening – een effectenrekening waarop verdachte is gemachtigd –is afkomstig van de hiervoor besproken bankrekening [rekening nummer 1] en daarmee is het saldo uit misdrijf afkomstig. Dit volgt uit de verklaring van verdachte dat de bij (thans) BNP Paribas gestorte gelden op rekening van zijn vader van de ene naar de andere rekening zijn gegaan en er aandelen en termijndeposito’s van zijn gekocht.
4.4.1.3 Belgische rekening [rekening nummer 3] op naam van [betrokkene 19]
Ook het saldo op deze bankrekening is afkomstig van de hiervoor besproken bankrekening [rekening nummer 1] en daarmee is het saldo uit misdrijf afkomstig.
4.4.1.4 Belgische rekening [rekening nummer 4] op naam van [betrokkene 20]
Hetzelfde geldt voor het saldo op deze bankrekening, zodat ook dit saldo uit misdrijf afkomstig is.
4.4.1.5 Luxemburgse rekeningen [rekening nummer 4], [rekening nummer 5], [rekening nummer 6] en [rekening nummer 8] op naam van [betrokkene 21]
is de moeder van verdachte en zij is op [Overlijdingsdatum] 1991 overleden. Op deze rekeningen stond ten tijde van de inbeslagname in totaal een bedrag van €81.416,66 en een aantal effecten met een waarde van € 803.928,00
Op grond van het dossier stelt de rechtbank verder het navolgende vast:
de onderhavige rekeningen zijn na het overlijden van de moeder van verdachte in 2005 geopend als subrekening van de hoofdrekeningen [rekening nummer 8] en [rekening nummer 6].
de echtgenote van verdachte is op deze rekeningen gemachtigd;
meerdere stukken met betrekking tot deze rekeningen werden aangetroffen in de woning van verdachte;
rekening [rekening nummer 8] is op 12 juni 1987 in Luxemburg geopend door verdachte waarna de rekening op 7 juli 1987 op naam van zijn moeder is gezet. De rekening [rekening nummer 6] is op 12 juni 1987 direct op naam van zijn moeder geopend;
in 1988 staat op de [rekening nummer 8] rekening een saldo van $ 357.644,54 en op rekening 691.570,84 (onbekend welke valuta) en in 1994 een saldo van respectievelijk 1.185.064,65 (onbekend welke valuta) en 1.046.700,62 (onbekend welke valuta);
bij een wisselspeculatie in 1995 waarbij een bedrag van 15 miljoen guldens werd omgezet in dollars werd een verlies gemaakt van $ 724.238,45. Verdachte belt en correspondeert met de bank over deze transactie.
Ook hier heeft te gelden dat, gezien voormelde omstandigheden, van verdachte kan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het tegoed op deze Luxemburgse rekeningen ten name van zijn moeder. Waarbij, zoals al overwogen de verklaring dient te voldoen aan de vereisten dat zij concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Verdachte heeft ook ten aanzien van deze rekeningen verklaard dat de gelden op deze rekeningen behoren tot de onverdeelde nalatenschap van zijn overleden ouders. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor onder 4.4.1.1 heeft overwogen. Ook ten aanzien van deze rekeningen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze tegoeden afkomstig zijn van enig misdrijf. De hiervoor vermelde omstandigheden tezamen met de ongeloofwaardige verklaring van verdachte leiden tot de conclusie dat verdachte dit moet hebben geweten.
4.4.1.6 Luxemburgse rekening [rekening nummer 9] op naam van [betrokkene 15]
Deze rekening is door verdachte – na het overlijden zijn vader – op 20 mei 2001 op naam van zijn vader geopend met een notariële volmacht die zijn vader hem heeft verstrekt op 12 augustus 1987. Ten tijde van het beslag staat op die rekening een bedrag van € 43.686,81.
Ook deze rekening zou volgens verdachte deel uitmaken van de onverdeelde nalatenschap van zijn overleden ouders. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen en concludeert dat het ook hier niet anders kan dan het tegoed afkomstig is van enig misdrijf en dat verdachte dit moet hebben geweten.
4.4.1.7 Luxemburgse rekening [rekening nummer 10] op naam van [medeverdachte 4]
Deze rekening is op 21 september 1988 geopend in Dusseldorf en overgezet naar Luxemburg op 26 september 2000. Verdachte is vanaf het begin gemachtigd op deze rekening. Bij de opening is de opdracht gegeven “post bitte sammeln”. Volgens de korte omschrijving in het dossier van de bank gaat het om familiekapitaal dat door verdachte wordt beheerd en wordt gegenereerd door handel in hout en goud in Suriname, terwijl de familie daarnaast veel onroerend goed in België en Nederland heeft. De rechtbank constateert dat voor handel in hout en goud in Suriname geen enkele aanwijzing in het dossier te vinden is. Nu het ook hier volgens verdachte zou gaan om tegoed dat deel uitmaakt van de onverdeelde nalatenschap van de ouders van verdachte, geldt voor deze rekening hetzelfde als de hiervoor reeds besproken rekeningen en komt de rechtbank op grond van dezelfde overweging tot de conclusie dat het niet anders kan dan het tegoed afkomstig is van enig misdrijf en dat verdachte dit moet hebben geweten.
4.4.2
De panden
4.4.2.1. Schalk Burgerstraat [A] te Den Haag
Vaststaat dat dit pand op 20 november 2007 op naam van [medeverdachte 6] (de al dan niet gewezen echtgenote van de broer van verdachte) is gekocht voor €70.000,-. Volgens [medeverdachte 6] is dit een pand van verdachte en weet zij niets van de aankoop. Hierbij past dat de koopsom is betaald via rekening [rekening nummer 11] ten name van [medeverdachte 7] (€53.000,-), op welke rekening verdachte gemachtigd was en via rekening [rekening nummer 12] ten name van de echtgenote van verdachte (€15.097,84). Verdachte heeft ook zelf verklaard dat het pand niet van [medeverdachte 6] is maar deel uitmaakt van de onverdeelde boedel van zijn ouders en via voormelde rekeningen is betaald.
Uit het dossier blijkt dat voormelde rekening van zijn echtgenote voorafgaand aan deze overboeking is gevoed met de opbrengst van de verkoop van het pand Newtonstraat [A] te Den Haag. Zoals hiervoor reeds overwogen onder 4.2.6 is bij deze verkoop sprake geweest van hypotheekfraude die door verdachte in nauwe samenwerking met anderen is gepleegd. Dat betekent dat het geld dat werd betaald bij de verkoop van het pand aan de Newtonstraat [A] van misdrijf afkomstig was. Verdachte wist dit want hij was naar eigen zeggen degene die bepaalde op welke rekening de opbrengsten van een verkoop gestort moesten worden en vanaf welke rekening voor een aankoop betaald moest worden. Nu de koopsom voor de Schalk Burgerstraat voor meer dan 1/5 deel hiermee is betaald, is ten aanzien van dit pand sprake van witwassen van geld met een criminele herkomst.
4.4.2.2 Noldijk [A] te Barendrecht
Ook dit pand is aangekocht door [medeverdachte 6] op 3 maart 2006. De koopprijs is aan de notaris betaald vanaf de bij (thans) BNP Paribas te Antwerpen aangehouden bankrekening met rekeningnummer [rekening nummer 1] Deze staat op naam van de vader van verdachte die, zoals hiervoor al is vastgesteld, op dat moment reeds lang overleden was. Verdachte heeft als gemachtigde opdracht gegeven tot deze overboeking. Verder is ten behoeve van de aankoop van dit pand een bedrag van € 51.545,19 contant gestort op een Nederlandse bankrekening t.n.v. [medeverdachte 6] en vervolgens overgemaakt aan de notaris.
De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de buitenlandse bankrekening op naam de vader van verdachte. Hieruit volgt dat dit pand is aangeschaft met geld met een criminele herkomst en dat verdachte dit moet hebben geweten. Nu uit dit saldo het overgrote deel van de aankoop van dit pand is voldaan, kan dit pand worden beschouwd als “deels” uit misdrijf afkomstig. [3] Uit het dossier blijkt niet van enig materieel belang van [medeverdachte 6] bij de aankoop van dit pand – zij heeft verklaard er zelfs geen weet van te hebben – hetgeen past bij de verklaring van verdachte dat hij panden op naam van anderen zet om uit handen van de Belastingdienst en de FIOD te blijven. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte het pand heeft verworven. Hij heeft immers – via zijn echtgenote die gemachtigde van [medeverdachte 6] was – de feitelijke zeggenschap over het pand verkregen. Illustratief in dit verband is dat het pand in 2008 te koop is gezet bij het makelaarskantoor van de zoon van verdachte.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het pand is aangeschaft met geld met een criminele herkomst wat verdachte moet hebben geweten, zodat ook ten aanzien van dit pand sprake is van witwassen.
4.4.2.3 Schalk Burgerstraat [B] te Den Haag
Vaststaat dat dit pand op 31 december 2007 aan [medeverdachte 3] (een broer van verdachte) is verkocht voor € 79.000,-.. De behandelend notaris heeft telefonisch doorgegeven dat het aankoopbedrag voor dit pand in twee delen op zijn rekening is gestort. Een bedrag van €47.792,- was afkomstig van bankrekening [rekening nummer13] ten name van de reeds genoemde J. [medeverdachte 5] (de neef van verdachte) en een bedrag van € 38.000,- van de hiervoor reeds genoemde bankrekening ten name van zijn echtgenote
.Verdachte was op de rekening van zijn neef gemachtigd en heeft verklaard dat ook dit pand deel uitmaakte van de onverdeelde boedel van zijn ouders.
Uit het dossier blijkt dat op de rekening van [medeverdachte 5] voorafgaand aan de aankoop van het onderhavige pand, de opbrengst van de verkoop van het pand Heemstraat [A] te Den Haag is gestort. Uit hetgeen hiervoor onder 4.2.6. is overwogen volgt dat bij de verkoop van het pand aan de Heemstraat sprake is van hypotheekfraude die door verdachte in nauwe samenwerking met anderen is gepleegd. De verkoopopbrengst is daarom van misdrijf afkomstig en verdachte wist dit en hij is degene geweest die dit geld heeft aangewend voor de aankoop van het onderhavige pand. Daarmee is sprake van witwassen.
4.4.2.4 Irisplein [A], Vliegerstraat [A] en Ruysbroekstraat [B] te Den Haag
Vaststaat dat deze panden, in verband met belastingschulden van verdachte, openbaar zijn geveild op 19 oktober 2004 en toen door [betrokkene 22] zijn gekocht voor zichzelf of een nader te noemen meester. Ten overstaan van de notaris geeft [betrokkene 22] op 26 oktober 2004 aan dat hij hierbij is opgetreden namens een zekere [betrokkene 23].
Volgens [betrokkene 22] heeft verdachte niet alleen opdracht gegeven voor de aankoop/terugkoop van de panden, hij heeft ook bepaald wie uiteindelijk als eigenaar moest worden geregistreerd. Na eerst te hebben gezegd dat de panden op naam van de zoon of de vrouw of de broer van verdachte zou moeten komen, heeft hij, zo verklaart [betrokkene 22], in opdracht van verdachte de panden op naam van [betrokkene 23] voornoemd gezet. Verdachte heeft hem sindsdien telkens gevraagd om de volmacht van [betrokkene 23], zodat verdachte namens [betrokkene 23] kon handelen.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen.
In dit verband wordt het volgende overwogen. Volgens de eigen verklaring van verdachte is het geld waarmee de panden zijn aangekocht niet afkomstig van [betrokkene 23] (zie ook hierna). Van enig contact tussen verdachte en [betrokkene 23], in de periode van de aankoop of nadien blijkt niet. Uit de omstandigheid dat in de slaapkamer van verdachte op het [adres] een vervalst paspoort op naam van [betrokkene 23] is aangetroffen met daarin de foto die volgens zijn echtgenote de foto van haar broer is, leidt de rechtbank af dat dit contact er ook niet is geweest. Alleen dat verklaart immers waarom met behulp van dit valse paspoort via een Belgische notaris een volmacht is geregeld waarin door de persoon die zich voordeed als “[betrokkene 23]” de hiervoor reeds genoemde [betrokkene 10] – die immers kan worden aangemerkt als stroman van verdachte – wordt gemachtigd om namens [betrokkene 23] op te treden. Voorts blijkt uit de dossier dat verdachte zich ook zelf heeft voorgedaan als [betrokkene 23].
Verdachte heeft geen verklaring willen geven omdat, zo stelt hij, de rechtbank – in navolging van de rechter-commissaris – heeft geweigerd [betrokkene 23] als getuige in India te doen horen. Daargelaten dat de rechter-commissaris voldoende aanleiding had een rechtshulpverzoek aan de Indiase autoriteiten niet succesvol te achten – ook omdat duidelijk was dat [betrokkene 23] niet wenste te verklaren – schreeuwen voormelde omstandigheden om een verklaring van verdachte zelf. Bij gebreke daarvan houdt de rechtbank het ervoor dat [betrokkene 23], net als onder meer [medeverdachte 6], [betrokkene 10] en [betrokkene 12] (zie hiervoor), moet worden aangemerkt als een stroman van verdachte en dat de panden op zijn naam zijn gezet om te verhullen dat ze in feite toebehoren aan verdachte.
Uit de verklaring van de notaris die met de veiling was belast, blijkt verder dat de koopprijs is voldaan in drie contante stortingen op 7 december 2007 van tweemaal €90.000,- en eenmaal €45.000,-.
Volgens verdachte is er echter geen sprake van contante stortingen. [medeverdachte 4] heeft deze bedragen opgenomen van haar twee rekeningen en vervolgens contant gestort op de derdenrekening van de notaris. Dit is gebeurd, aldus nog steeds verdachte, omdat de betaling op dezelfde dag op de derdenrekening van het veilende notariskantoor diende te staan en internet bankieren toen nog niet was geïntroduceerd.
Deze verklaring vindt geen steun in het dossier. Daargelaten dat ook in 2004 al internetbankieren mogelijk was en gesteld noch gebleken is waaróm het aankoopbedrag pas op het – blijkbaar – laatst mogelijke moment betaald moest worden, constateert de rechtbank dat het dossier geen bankafschriften van de rekeningen ten name van [medeverdachte 4] voornoemd bevat waarop de opname van deze bedragen is terug te vinden. Hetzelfde geldt overigens voor de andere uit het dossier bekende bankrekeningen. Onder deze omstandigheden heeft verdachte voor de herkomst van de gelden die zijn gebruikt voor de aankoop van de panden geen concrete min of meer verifieerbare verklaring gegeven, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het ontgaat de rechtbank verder wat [betrokkene 23] over de herkomst van het aankoopbedrag had kunnen verklaren. Dat geld zou immers volgens verdachte betaald zijn vanaf de rekeningen van zijn echtgenote. Zonder nadere toelichting, die achterwege is gebleven, valt dan niet in te zien dat [betrokkene 23] zelf enige bemoeienis heeft gehad met de gelden waarmee de panden zijn aangekocht.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat ook met betrekking tot deze panden sprake is van witwassen.
4.4.2.5 Beeklaan [A] te Den Haag
Dit pand is op 9 februari 2011 door [betrokken bedrijf 4]” verkocht aan [medeverdachte 8] voor € 117.500,-- en bij akte van 9 februari 2011 aan hem geleverd. De koopsom is op de kwaliteitsrekening van de notaris voldaan vanaf de bankrekening [rekening nummer 14] ten name van [medeverdachte 8]. Op deze rekening was verdachte gemachtigd. Deze bankrekening is op 7 oktober 2009 gevoed met € 116.573,98 uit de verkoop van Zaanstraat [A] aan [betrokkene 4]. Zoals hiervoor reeds overwogen onder 4.2.6 is bij deze verkoop sprake geweest van hypotheekfraude die door verdacht in nauwe samenwerking met anderen is gepleegd. Het pand Beeklaan [A] is daarmee (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig en verdachte wist dit ook. Dit blijkt zoveel te meer uit het telefoongesprek dat verdachte na zijn aanhouding vanuit het arrestantenhuis met zijn dochter heeft, waarin hij haar instrueert en zegt dat [medeverdachte 8] moet worden voorgehouden dat hij het saldo op zijn bankrekening aan de verkoop van zijn pand aan de Kepplerstraat [A] heeft overgehouden. Uit het dossier blijkt echter genoegzaam dat verdachte dit pand van [medeverdachte 8] heeft verkocht en [medeverdachte 8] hieraan niets heeft overgehouden. Ook uit deze poging om via een instructie aan [medeverdachte 8] het saldo als legaal te kunnen bestempelen kan worden afgeleid dat verdachte wist dat het saldo (deels) afkomstig was uit hypotheekfraude zodat ook met betrekking tot dit pand sprake is van witwassen.
4.4.2.6 Beeklaan [C] te Den Haag
Bij akte van 21 september 2010 is dit pand geleverd aan de reeds genoemde [medeverdachte 8] voor € 102.500,--. Op 15 september 2010 werd ten behoeve van de levering het bedrag van € 110.092,50 overgemaakt aan de transporterend notaris. Dit bedrag was afkomstig van bankrekening [rekening nummer 15] ten name van [betrokkene 24], waarop de echtgenote van verdachte gemachtigd was.
Naar het oordeel van de rechtbank is de koopsom is voldaan met crimineel geld, te weten geld dat is besmet geraakt met de opbrengst uit de hypotheekfraude bij de aankoop van het pand Hendrik Mandestraat [A] en met de opbrengst van de verkoop van het pand aan de Spakenburgsestraat [A]. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte leverde het pand aan de Hendrik Mandestraat [A] te Den Haag op 25 oktober 2005 aan [betrokkene 14]. Zij heeft op 11 mei 2006 een hypothecaire geldlening afgesloten bij ING Bank. Daarbij heeft [betrokkene 14] nagelaten aan ING Bank mede te delen dat zij recent haar pand aan de Beeklaan [A] reeds hypothecair had verbonden, dat zij niet van plan was het pand Hendrik Mandestraat [A] te gaan bewonen, dat zij het kocht teneinde een consumptieve schuld aan verdachte in te lossen en dat zij van plan was het zo spoedig mogelijk weer te verkopen. Aldus heeft zij – kort gezegd – hypotheekfraude gepleegd. Volgens [betrokkene 14] moet verdachte hiervan hebben geweten.
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad wist dat het de bedoeling was dat uit de hypothecaire geldlening de persoonlijke lening werd terugbetaald aan hem. Op 12 mei 2006 stortte de notaris ten overstaan van wie de hypotheekakte was verleden het bedrag van € 131.989,63 ovv “spoedoverboeking rest hypotheek” op rekening [rekening nummer 16] ten name van [medeverdachte 7]. Vanaf deze rekening is op 7 juni 2006 een bedrag van € 105.511,22 overgemaakt naar de kwaliteitsrekening van een notaris ten behoeve van de levering van het pand aan de Spakenburgsestraat [A] aan [medeverdachte 6] vertegenwoordigd door de echtgenote van verdachte. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte een volmacht had op deze bankrekening van [medeverdachte 7]. [medeverdachte 7] heeft immers verklaard dat de rekening op verzoek van verdachte is geopend en dat alleen verdachte deze heeft gebruikt. Verdachte heeft ook niet betwist dat hij gemachtigd was. Verdachte moet aldus hebben geweten dat het geld voor de aankoop van dit pand (deels) afkomstig was uit de verkoop van de Hendrik Mandestraat [A]. De verkoopopbrengst van Spakenburgsestraat [A] bestaat derhalve (deels) uit crimineel geld. De opbrengst van laatstgenoemde verkoop is bovendien van misdrijf afkomstig aangezien de echtgenote van verdachte zich bij dit pand aan witwassen schuldig heeft gemaakt. Gelet op voormelde volmacht van verdachte op de rekening van [medeverdachte 7] alsmede de uit het gehele dossier blijkende (werk)verhouding tussen verdachte en zijn echtgenote – zij handelt op instructie van verdachte en volgens hem heeft zij niets met onroerend goed van doen – kan het niet anders zijn dan dat verdachte van het witwassen door zijn echtgenote wetenschap had. Via de bankrekeningen van [medeverdachte 6] (€ 145.478,07) en [medeverdachte 3] – de reeds genoemde broer van verdachte – ter zake de aankoop van Newtonstraat [B] is deze criminele opbrengst op de bankrekening van [betrokkene 24] [rekening nummer 15] terecht gekomen en een voldoende substantieel deel van het saldo gaan uitmaken. Daarmee is Beeklaan [C] (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig en wist verdachte hiervan, zodat ook met betrekking tot dit pand sprake is van witwassen.
4.4.2.7 Rhoonsestraat [A] te Schiedam
Op 12 november 2009 werd dit pand geleverd aan de reeds genoemde [medeverdachte 8]. De koopprijs bedroeg € 102.500,--. Ten behoeve van het transport werd op 10 november 2009 het bedrag van € 100.300,-- voldaan vanaf de hiervoor onder 4.4.2.5. reeds besproken bankrekening [rekening nummer 14] ten name van [medeverdachte 8] waarop verdachte was gemachtigd. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij daar heeft overwogen. Daarmee staat vast dat ook deze aankoop is betaald uit crimineel geld. Het pand Rhoonsestraat [A] is daarmee (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig en verdachte wist dat. Daarmee is ook ten aanzien van dit pand sprake van witwassen.
4.4.2.8 Loosduinsekade [A] te Den Haag
Dit pand werd bij akte van 7 december 2011 geleverd aan [medeverdachte 8] voor € 70.000,--. De koopsom – althans het restant nadat € 7.000,-- rechtstreeks aan de verkoper was voldaan – is op 18 november 2011 op de kwaliteitsrekening van de notaris voldaan vanaf de reeds genoemde bankrekening [rekening nummer 14]. Daarmee staat vast dat de aankoop is betaald uit crimineel geld. Immers op deze bankrekening is op 13 september 2011 € 160.600,- gestort, afkomstig van de verkoop van Paramaribostraat [A] te Utrecht aan [betrokkene 7]. Zoals hiervoor onder 4.2.6 is overwogen is hierbij sprake geweest van hypotheekfraude door verdachte in nauwe samenwerking met anderen gepleegd. Het aankoopbedrag van Loosduinsekade [A] is daarmee (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig en verdachte wist dit. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar hetgeen zij hiervoor onder 4.4.2.5 heeft overwogen. Ook met betrekking tot dit pand sprake is van witwassen.
4.4.2.9 Beeklaan [B] te Den Haag
Op 6 december 2006 verkreeg [betrokkene 10] dit pand en leverde hij het meteen door aan [medeverdachte 5], de reeds genoemde neef van verdachte, die het had gekocht voor € 245.000,-. Het overgrote deel van de koopsom is betaald vanaf de bankrekening [rekening nummer 11] t.n.v. [medeverdachte 7], waarop verdachte was gemachtigd. Volgens verdachte behoort het saldo op deze rekening tot ‘het familiekapitaal’. Op deze bankrekening – geopend op 14 september 2006 – heeft een notaris op 15 september 2006 een bedrag van € 593.591 gestort met omschrijving “Haanplein [A] eindsaldo” naar aanleiding van de levering van Haanplein [A] aan derden. Uit hetgeen hiervoor onder 4.4.1.1 is overwogen volgt dat Haanplein [A] is aangeschaft met crimineel geld en naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte daar van hebben geweten. Daarmee is ook de verkoopopbrengst (middellijk) afkomstig uit enig misdrijf. Ook had verdachte wetenschap van de aankoop en de (wijze van) betaling van het pand aan de Beeklaan [B]. [betrokkene 10] heeft immers verklaard dat verdachte de leiding had bij de koop en verkoop van Beeklaan [B]. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat (onder meer) dit pand op zijn naam stond, maar het in werkelijkheid aan verdachte toebehoort. [medeverdachte 7] – ten slotte – heeft verklaard dat hij weliswaar bankrekeningen opende, maar verdachte de volledige beschikking erover had. Ook met betrekking tot dit pand is sprake van witwassen.
4.4.2.10 Zacharias Jansenstraat [A] te Den Haag
Op 9 maart 2007 werd dit pand geleverd aan de zwager van verdachte, [medeverdachte 9], die werd vertegenwoordigd door zijn zus, de echtgenote van verdachte. De koopprijs bedroeg
€ 41.141,65. De koopsom – vermeerderd met kosten – werd wederom betaald vanaf de reeds genoemde bankrekening [rekening nummer 11]. Verwijzend naar hetgeen hiervoor onder 4.4.2.9 al is overwogen, staat daarmee vast dat de aankoop is betaald uit crimineel geld. Verdachte heeft – hoewel hij dit pand ter terechtzitting als een zeer interessante zaak beschouwde – niets willen verklaren. Echter, gelet op voormelde volmacht van verdachte op de rekening van [medeverdachte 7], zijn stelling dat het hierbij gaat om ‘familiekapitaal’ alsmede de uit het gehele dossier blijkende (werk)verhouding tussen verdachte en zijn echtgenote – zij handelt op instructie van verdachte en volgens hem heeft zij niets met onroerend goed van doen – kan het niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de aankoop van Zacharius Jansenstraat [A]. Ook met betrekking tot dit pand is sprake van witwassen.
4.4.2.11 Hendrik Mandestraat [B] te Den Haag
Op 31 oktober 2006 werden de appartementsrechten Hendrik Mandestraat [C] en [B] geleverd aan [medeverdachte 9], vertegenwoordigd door de echtgenote van verdachte. De koopprijs bedroeg € 190.000,--. De koopsom – vermeerderd met kosten – werd betaald vanaf de reeds meermalen genoemde bankrekening [rekening nummer 11]. Zoals hiervoor onder 4.4.2.10 al is overwogen, staat vast dat de aankoop is betaald uit crimineel geld. Hendrik Mandestraat [B] is daarmee (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig en het kan niet anders dan dat verdachte wetenschap had van deze aankoop. Ook met betrekking tot dit pand is sprake van witwassen.
4.4.2.12 Zacharias Jansenstraat [B] te Den Haag
Op 24 september 2007 werd dit pand geleverd aan de reeds genoemde [medeverdachte 9], vertegenwoordigd door de echtgenote van verdachte. Hij – opnieuw vertegenwoordigd door de echtgenote van verdachte – levert het pand op dezelfde dag door aan [betrokkene 25], vertegenwoordigd door [medeverdachte 10]. De koopprijs bedroeg telkens € 110.000,--. Het overgrote deel van de koopsom – € 106.817,72 – is vanaf de kwaliteitsrekening van [betrokken notaris kantoor] overgemaakt op de kwaliteitsrekening van notariskantoor [betrokken notaris kantoor 2] die de ABC transactie uitvoerde. Dit bedrag betrof de gedeeltelijke opbrengst van de verkoop van Newtonstraat [A] dat eigendom was van [betrokkene 25]. Daarmee staat vast dat de aankoop is betaald uit crimineel geld. Zoals hiervoor reeds overwogen onder 4.2.6. is bij de koop van Newtonstraat [A] immers sprake geweest van hypotheekfraude die door verdachte in nauwe samenwerking met anderen is gepleegd. Het aankoopbedrag van het pand Zacharius Jansenstraat [B] is daarmee (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig. Ook had verdachte wetenschap van de aankoop en de (wijze van) betaling van de Zacharius Jansenstraat [B]. Dit volgt uit de samenhang tussen de verkoop van Newtonstraat [A] – waarbij verdachte als gezegd betrokken was – en de (ver)koop van Zacharius Jansenstraat [B] (de koopsom is grotendeels van notaris naar notaris gegaan) en uit het feit dat zijn echtgenote vertegenwoordiger van [medeverdachte 9] was. Overigens heeft hij dit ter terechtzitting ook niet weersproken.
4.4.2.13 Vrijspraak: Kepplerstraat [B] Den Haag, Noorderbeekdwarsstraat [A] Den Haag, [adres], Fazantplein [A] Den Haag, Majubastraat [A] Den Haag en Paul Krugerlaan [A]
Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat ook met betrekking tot deze panden sprake is van witwassen zodat verdachte in zoverre zal worden vrijgesproken
4.4.3
De bankrekeningen
4.4.3.1.
Bankrekeningen bij de Fortis Bank [rekening nummer 17] en Rabobank [rekening nummer 18] op naam van [betrokkene 1]
Op deze rekeningen is de echtgenote van verdachte gemachtigd. Volgens [betrokkene 1] is het geld op deze rekening van verdachte en tekent zij gewoon als verdachte haar vraagt te tekenen. De echtgenote van verdachte heeft voorts verklaard dat zij van verdachte hoort wanneer zij geld van deze rekeningen moet overmaken. Verdachte heeft dit bevestigd. In zijn visie behoren de gelden die op deze rekeningen staan toe aan de onverdeelde boedel van zijn ouders en handelt hij, verdachte, met deze gelden in onroerend goed.
Daargelaten de vraag of daadwerkelijk sprake is van een onverdeelde boedel van enige omvang, is niet aannemelijk geworden dat ook [betrokkene 1] (die getrouwd was met een neef van verdachte) daartoe (deel)gerechtigd zou zijn. Zelf verklaard zij daar ook in het geheel niet over. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank door het op haar naam zetten van deze rekeningen, sprake van verhullen van de werkelijk rechthebbende.
Op de rekening bij de Fortisbank wordt op 24 juni 2009 en 14 december 2009 de opbrengst gestort van de verkoop van het pand Paramaribostraat [A] te Utrecht. Zoals hiervoor onder 4.2.6. al is overwogen is daarbij sprake geweest van een hypotheekfraude die door verdachte in nauwe samenwerking met anderen is gepleegd. Dat betekent dat op deze rekening geld is binnengekomen dat van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat ook wist. Op 17 november 2010 wordt een groot deel van dit geld gestort op de rekening bij de Rabobank zodat ook deze rekening besmet wordt met geld van misdrijf afkomstig.
Uit het voorgaande volgt dat met betrekking tot deze rekeningen sprake is van witwassen.
4.4.3.2. Bankrekening SNS [rekening nummer 19] op naam van[medeverdachte 5]
Op deze rekening is verdachte sinds 9 januari 2007 gemachtigd. Volgens [medeverdachte 5] heeft hij deze rekening op verzoek van verdachte geopend en kon verdachte met de rekening doen wat hij wilde. Verdachte erkent dit en geeft aan dat hij op deze rekening belegde in aandelen en dat het daartoe aangewende vermogen afkomstig is van de onverdeelde boedel van zijn ouders.
Ook hier heeft te gelden dat, daargelaten de vraag of daadwerkelijk sprake is van een onverdeelde boedel van de ouders van enige omvang, niet aannemelijk is geworden dat ook [medeverdachte 5] (een neef van verdachte) daartoe (deel)gerechtigd zou zijn. Niet alleen duidt hun verwantschap daar niet zonder meer op, ook heeft [medeverdachte 5] zelf niets verklaard over het bestaan van een (grote) onverdeelde boedel waartoe hij (deel)gerechtigd zou zijn. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank door het op zijn naam zetten van deze rekening, sprake van verhullen van de werkelijk rechthebbende.
Op 11 oktober 2007 is een bedrag van €178.300,- op deze rekening gestort. Dit bedrag is afkomstig van de verkoop van de Hendrik Mandestraat [C]. De aankoop van dit pand op 31 oktober 2006 door [medeverdachte 9], de zwager van verdachte, is gefinancierd met geld dat afkomstig is van de verkoop van Haanplein [A] te Den Haag.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.4.1.1 is overwogen volgt dat Haanplein [A] is aangeschaft met crimineel geld en daar moet verdachte van hebben geweten. Dat maakt dat ook de aankoop van Hendrik Mandestraat [C] besmet geld betreft evenals de op de onderhavige rekening gestorte opbrengst van de verkoop van dit pand.
Uit het voorgaande volgt dat ook met betrekking tot deze rekening sprake is van witwassen.
4.4.3.3 Bankrekeningen Rabobank [rekening nummer 20] en [rekening nummer 21] op naam van [medeverdachte 6]
Dit betreft een rekening met daaraan gekoppeld een beleggingsrekening. De echtgenote van verdachte is op deze rekeningen gemachtigd.
De eerste transactie vindt plaats op 7 januari 2007. Dan worden vanaf het buitenland twee stortingen gedaan van respectievelijk € 10.000,- en € 12.000,-. [medeverdachte 6] kent deze rekeningen niet en heeft verklaard dat het geld op deze rekeningen niet van haar is. Volgens verdachte is ook dit een rekening waarop vermogen staat dat afkomstig is van de onverdeelde boedel van zijn ouders. Ook hier heeft te gelden dat, daargelaten dat het bestaan van een onverdeelde boedel niet aannemelijk is geworden, ook niet aannemelijk is geworden dat [medeverdachte 6], die op dat moment zijn ex schoonzus was (in 2011 is zij na een scheiding van vele jaren pas weer hertrouwd met de broer van verdachte) daartoe (deel)gerechtigd zou zijn. Zelf is zij daarvan ook niet op de hoogte. In haar visie heeft zij slechts een klein salaris waarvan zij moet leven en wordt zij gesteund door haar dochter als zij tekort komt.
Onder deze omstandigheden is ook ten aanzien van deze rekening sprake van verhullen van de werkelijk rechthebbende op de tegoeden die daarop staan.
Volgens de verdachte zijn de gelden op de rekening afkomstig van de rekening van [medeverdachte 6] bij de AXA Bank te België en zijn op die Belgische rekening alleen maar aandelentransacties verricht. De verklaringen van de bankmedewerkers acht de verdediging van essentieel belang in dit verband.
Dat op die AXA rekening alleen maar aandelentransacties zijn verricht, zegt echter nog niets over de oorspronkelijke herkomst van het geld op die rekening. De rechtbank ziet ook niet in wat de bankmedewerkers over die herkomst zouden kunnen verklaren.
Uit het dossier blijkt verder dat de aan- en verkoop van aandelen op deze rekening op 23 januari 2006 is gestart met een aandelenaankoop ter waarde van € 743.968,76. Waar dit geld vandaan is gekomen, is volstrekt duister gebleven. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen met betrekking tot de buitenlandse gelden, is de rechtbank van oordeel dat ook hier heeft te gelden dat het, bij gebreke van enige verklaring over de herkomst, niet anders kan dan dat dit tegoed van misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat moet hebben geweten.
Daaruit volgt dat ook het geld op deze rekeningen besmet is geraakt en dat sprake is van witwassen.
4.4.3.4 Bankrekening ABN-Amro [rekening nummer 22] op naam van [medeverdachte 8]
Verdachte is op deze rekening gemachtigd. [medeverdachte 8] heeft naar zijn zeggen deze rekening op verzoek van verdachte geopend. Verdachte heeft alle papieren meegenomen en krijgt ook de rekeningafschriften. Verdachte heeft verklaard dat hij ook deze rekening gebruikt voor de aan- en verkoop van onroerend goed dat behoort tot de onverdeelde boedel van zijn ouders. Vaststaat dat [medeverdachte 8] in ieder geval niet valt aan te merken als iemand die (deel)gerechtigd is op een eventuele onverdeelde boedel van de ouders van verdachte. Dit betekent dat met betrekking tot de tegoeden op deze rekening zonder meer sprake is van het verhullen van de werkelijk rechthebbende.
Op 7 oktober 2010 wordt op deze rekening de opbrengst van de verkoop van het pand Zaanstraat [A] gestort. Zoals hiervoor onder 4.2.6 al is overwogen, is dit bedrag afkomstig van hypotheekfraude door verdachte in nauwe samenwerking met anderen gepleegd. Door de storting van de opbrengst op de rekening ten name van [medeverdachte 8] is ook het geld op deze rekening besmet geraakt. Dat betekent dat ook ten aanzien van deze rekening sprake is van witwassen.
4.4.3.5 Bankrekening [rekening nummer 23] op naam van [betrokkene 26]
Deze rekening is door [betrokkene 26] op 15 september 2009 geopend en de echtgenote van verdachte is op deze rekening gemachtigd. Volgens [betrokkene 26] is deze rekening geopend op initiatief van verdachte en zijn vrouw en zij stelt niets te weten van de gelden die op deze rekening staan. Ook deze rekening wordt volgens verdachte gebruikt voor de aan- en verkoop van onroerend goed dat behoort tot de onverdeelde boedel van zijn ouders. Ook hier heeft te gelden dat, daargelaten dat het bestaan van een onverdeelde boedel niet aannemelijk is geworden, niet aannemelijk is dat [betrokkene 26] (een dochter van de zus van zijn echtgenote) daartoe (deel)gerechtigd zou zijn. [betrokkene 26] verklaart hier ook niet over. Zij verdient 600 SRD per maand en weet niets van een erfenis.
Hieruit volgt dat met betrekking tot de tegoeden op deze rekening sprake is van het verhullen van de werkelijk rechthebbende.
Op 24 augustus 2009 wordt op deze rekening een bedrag van €342.00,00 ontvangen vanaf een rekening ten name van [medeverdachte 3]. Ook dit betreft een rekening waarvoor verdachte gemachtigd was en die werd gebruikt voor de aan- en verkoop van onroerend goed. Op deze rekening is, voorafgaand aan voormelde overboeking, geld binnengekomen van de reeds genoemde rekening ten name van [medeverdachte 6]. Op de rekening van [medeverdachte 6] is op 20 maart 2008 de opbrengst van de verkoop van de woning aan de Spakenburgsestraat [A] te Den Haag gestort. Zoals hiervoor onder 4.4.2.6 al is overwogen is deze opbrengst van misdrijf (hypotheekfraude) afkomstig en was verdachte hiermee bekend. Een deel van dit besmette geld (€167.500,-) is besteed aan de aankoop van het pand Newtonstraat [B] op 11 april 2008 voor een bedrag van € 200.000,- door [medeverdachte 3]. Dit pand is dus grotendeels aangeschaft met crimineel geld. Vervolgens is dit pand op 6 augustus 2008 verkocht. De opbrengst van deze verkoop (€282.095,63) maakt deel uit van het bedrag van € 342.000,- dat op 24 augustus 2009 op de onderhavige rekening ten name van [betrokkene 24] is gestort. Daarmee is dit geld van misdrijf afkomstig en dat betekent dat ook met betrekking tot de onderhavige rekening sprake is van witwassen.
4.4.4
Huurpenningen
Op bankrekening [rekening nummer24] ten name van de echtgenote van verdachte zijn huurbetalingen gedaan met betrekking tot panden waarvan zij geen eigenaar was. Daarmee is sprake van verhullen wie de rechthebbende op deze bedragen was. Zoals hiervoor onder 4.3.1. al is overwogen heeft verdachte zich ten aanzien van de daar vermelde huurovereenkomsten schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Daaruit volgt de op grond daarvan ontvangen huurpenningen van misdrijf afkomstig zijn, iets dat verdachte ook wist. Dat betekent dat ook met betrekking tot deze huurpenningen sprake is van witwassen.
4.4.5.
Gewoontewitwassen?
Gezien het groot aantal panden en bankrekeningen waarbij verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, is de rechtbank van oordeel dat hij van dat witwassen een gewoonte heeft gemaakt zodat ook dit feit bewezen wordt verklaard.
4.5
T.a.v. feit 4 (oplichting [Benadeelde partij 1], [slachtoffer 1] en de rechtbank Assen)
Zoals hiervoor al overwogen heeft zich een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv voorgedaan. Aannemelijk is immers geworden dat het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte met betrekking tot deze zaak mogelijk is gestart op basis van de inhoud van een geheimhoudersgesprek.
Het recht van een verdachte om vrijelijk te kunnen spreken met zijn advocaat, is een essentieel recht dat te allen tijde moet worden gewaarborgd en de schending van dit recht zorgt in aanzienlijke mate voor een inbreuk op de belangen van de verdachte. Gelet op de ernst van het verzuim en de daarmee geschonden belangen, is naar het oordeel van de rechtbank bewijsuitsluiting van alle zich in dit dossier bevindende stukken de enige juiste sanctie. De rechtbank zal daarom hiertoe overgaan.
Nu er overigens geen andere bewijsmiddelen voorhanden zijn dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [Benadeelde partij 1], [slachtoffer 1] en de rechtbank Assen, dient de verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
4.6
T.a.v. feiten 5 en 6 (poging tot oplichting van de erven [Slachtoffer 2] en de rechtbank Rotterdam)
4.6.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden
[Slachtoffer 2] (hierna [Slachtoffer 2]) heeft de woning gelegen aan de Klaverstraat [A] te Rotterdam samen met [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] geërfd van zijn zoon [betrokkene 27], die op [Overlijdingsdatum] 2008 is overleden (hierna de overledene).
[Slachtoffer 2] heeft over de verkoop van de woning in februari 2009 contact gehad met verdachte. Nadat de partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de koopprijs heeft [Slachtoffer 2] de onderhandelingen stopgezet en heeft kort daarna aan verdachte medegedeeld dat hij met een andere partij in zee was gegaan.
Vervolgens is ten name van een zekere [betrokkene 28] conservatoir beslag gelegd op de woning van de overledene. Dit beslag is bij vonnis van 18 augustus 2009 door de voorzieningenrechter te Rotterdam opgeheven onder de voorwaarde dat de verkoopopbrengst van de woning bij de notaris in depot blijf.
Volgens [betrokkene 28] had de overledene tezamen met een zekere [betrokkene 2] aan hem een schuld van € 47.000,- .
Op 14 juli 2009 zijn de erven gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam.
Bij uitspraak van 26 mei 2010 heeft de rechtbank Rotterdam de vorderingen van [betrokkene 28] afgewezen en daarbij overwogen dat ter zitting van 28 april 2010 het origineel van een schuldbekentenis is overgelegd met een handtekening die op een aantal punten verschilt met de handtekening die stond op een eerder overgelegde kopie van de schuldbekentenis.
Bij doorzoeking van de woning van verdachte op 10 januari 2012 is een kopie van de bedoelde schuldbetekenis aangetroffen alsmede een fax van 6 augustus 2009 afkomstig van Hypotheker [Betrokken bedrijf 7]. Dit faxbericht bevatte een kopie van een paspoort ten name van de overledene waarvan de geldigheid op 18 juni 2002 was verstreken.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie een overheadprojectorsheet met daarop gedrukt de handtekening van voormelde kopie van het paspoort op de handtekening van de schuldbekentenis gelegd. De rechtbank heeft toen geconstateerd dat de handtekeningen op beide documenten naadloos op elkaar passen en aan elkaar gelijk zijn.
[betrokkene 28] heeft verklaard dat hij de overledene niet kende, dat er geen schuld was, dat hij de schuldbetekenis niet heeft opgemaakt, dat hij geen beslag heeft laten leggen op de woning en dat hij geen civiele procedures heeft gevoerd tegen de overledene of de erfgenamen.
Ook [betrokkene 2] kent de overledene niet en hij heeft niet samen met hem geld van [betrokkene 28] geleend.
4.6.2
Gelet op de hiervoor onder v, vii en viii weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de handtekening van de overledene op de schuldbekentenis vals is. Het is immers volstrekt onwaarschijnlijk dat een handtekening die op 18 juni 1997 op een paspoort is gezet naadloos aansluit op een handtekening die ruim tien jaar later onder de gewraakte schuldbekentenis wordt gezet.
Gelet ook op de hiervoor weergegeven verklaringen van [betrokkene 28] en [betrokkene 2] dat er geen sprake is van een schuld, gaat het om een valselijk opgemaakte schuldbekentenis. Dat betekent dat ook op valse gronden beslag is gelegd op de woning van de overledene.
betrokkenheid verdachte?
4.6.3
De omstandigheid dat een kopie van de schuldbekentenis en een kopie van het oude paspoort van de overledene is aangetroffen in de woning van verdachte duidt erop dat verdachte bij dit alles betrokken is geweest. Hij heeft verklaard dat hij een kopie van het paspoort van de overledene bij de hypotheker had opgevraagd omdat hij de gegevens van overledene nodig had voor het opstellen van een koopcontract.
Deze verklaring acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Nog daargelaten dat dit op zichzelf geen gebruikelijke gang van zaken is, constateert de rechtbank dat verdachte de kopie per fax heeft ontvangen op een moment (6 augustus 2009) dat – ook naar zijn zeggen – de onderhandelingen tussen hem en [Slachtoffer 2] al lang waren beëindigd en de procedure [betrokkene 28] en de erven al was aangevangen. Voorts is vlak daarna tijdens de hiervoor onder iii genoemde kortgeding procedure een kopie van de schuldbekentenis voor het eerst in de procedure gebracht.
4.6.4.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [betrokkene 28], dat hij geen procedures tegen de erven [Slachtoffer 2] heeft gevoerd. Anders dan verdachte stelt, kan naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaring van mr [betrokkene 29] tegenover de rechter-commissaris niet de conclusie worden getrokken dat [betrokkene 28] daadwerkelijk is opgetreden als partij in de zaken tegen [Slachtoffer 2]. [betrokkene 29] heeft wel verklaard op enig moment gesproken te hebben met [betrokkene 28], maar hij kon niet met zekerheid zeggen of dit in de zaak [Slachtoffer 2] is geweest, of in een eerdere procedure waarin hij namens [betrokkene 28] heeft geprocedeerd.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die op naam van [betrokkene 28] de onderhavige procedures heeft gevoerd. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het gegeven dat de ‘huisadvocaten’ van verdachte in deze procedure als gemachtigde van [betrokkene 28] zijn opgetreden.
Conclusie
4.6.5.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op valse gronden en onder een valse naam beslag heeft laten leggen op het pand aan de Klaverstraat [A] te Rotterdam, een valse schuldbekentenis heeft opgesteld of doen opstellen en laten overleggen en op naam van [betrokkene 28] stukken en dagvaardingen heeft laten opstellen en verzenden waarin feiten stonden die niet conform de waarheid waren. Dit alles om de erven te bewegen een bedrag van €47.000,- aan hem te betalen. Nu er niet is betaald, is het ten aanzien van hen bij een poging gebleven.
4.6.6.
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van een poging oplichting van de rechtbank Rotterdam omdat een vonnis niet als een goed in de zin van artikel 326 Sr kan worden beschouwd.
Dit verweer wordt verworpen. Een toewijzend vonnis vertegenwoordigt voor de begunstigde een economische waarde want op basis van dat vonnis kan rechtsgeldig tot executie worden overgegaan. Gelet daarop is naar het oordeel van de rechtbank een toewijzend vonnis in voormelde zin wel degelijk te beschouwen als een goed in de zin van artikel 326 Sr. Ook hier is het echter bij een poging tot oplichting gebleven want de rechtbank Rotterdam heeft de vordering afgewezen.

5.De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

6.De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 5 primair en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2005 tot en met 15 januari 2012, te Den Haag en Schiedam en Barendrecht en in België en in Luxemburg tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, door te verbergen en/of te verhullen wie de rechthebbende
nop voorwerp
en, te weten (geldbedragen en onroerende zaken en banktegoeden en huurpenningen zijn/waren en door te verbergen en te verhullen wie de voorwerpen, te weten geldbedragen en onroerende zaken en banktegoeden en huurpenningen voorhanden hadden,
immers, hebben verdachte en zijn mededaders de volgende onroerende zaken laten leveren
en/of juridisch in eigendom overgedragen en/of genomen/verkregen, waarbij de namen van een of meer mededaders zijn gebruikt bij de notaris om de onroerende zaken op diens naam te registreren, te weten:
de panden
- Schalk Burgerstraat [A] te Den Haag en
- Noldijk [A] te Barendrecht en
- Schalk Burgerstraat [B] te Den Haag en
- Irisplein [A] te Den Haag en
- De Vliegerstraat [A] en/of [B] te Den Haag en
- Ruysbroekstraat [B] te Den Haag en
- Beeklaan [A] te Den Haag en
- Beeklaan [C] te Den Haag en
- Rhoonsestraat [A] te Schiedam
- Loosduinsekade [A] te Den Haag en
- Beeklaan [B] te Den Haag en
- Zacharias Jansenstraat [A] te Den Haag en
- Hendrik Mandestraat [B] te Den Haag en
- Zacharias Jansenstraat [B] (garage) te Den Haag,
welke onroerende zaken - middellijk of onmiddellijk - van misdrijf afkomstig zijn,
en
hebben verdachte en zijn mededaders betreffende voor voornoemde onroerende zaken (contante) huurpenningen ontvangen die - middellijk of onmiddellijk - van misdrijf afkomstig zijn
en
hebben verdachte en zijn mededaders de volgende bankrekeningen op naam gehad en/of daarvan gebruik gemaakt en/of via die bankrekeningen geld ontvangen afkomstig van de verkoop van onroerende zaken en/of geldbedragen overgemaakt ten behoeve van de aankoop van onroerende zaken en/of voor die rekeningen een ander gevolmachtigd, te weten betreffende de bankrekeningen met nummer:
- [rekening nummer 26]
- [rekening nummer 18] en
- [rekening nummer 19] en/of de daaraan gekoppelde effecten(-rekening) en
- [rekening nummer 20] en/of de daaraan gekoppelde effecten(-rekening) en
- [rekening nummer 21] en/of de daaraan gekoppelde effecten(-rekening) en
- [rekening nummer 22] en
- [rekening nummer 23] en
- [rekening nummer 4] en
- [rekening nummer 5] en
- [rekening nummer 6] en
- [rekening nummer 8] en
- [rekening nummer 9] en
- [rekening nummer 10] en
- [rekening nummer 2] en
- [rekening nummer 3] en
- [rekening nummer 4],
welke banktegoeden en geldbedragen (deels) - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren van enig misdrijf en welke voornoemde handelingen door verdachte en zijn mededaders op naam van voornoemde personen zijn verricht om daarmee te verhullen wie de rechthebbende op voornoemde voorwerpen waren en te verhullen wie voornoemde voorwerpen daadwerkelijk, althans mede voorhanden hadden
,terwijl hij verdachte wist dat voornoemde voorwerpen van misdrijf afkomstig waren
en
voornoemde voorwerpen, te weten voornoemde geldbedragen en onroerende zaken en banktegoeden en huurpenningen verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van
22 juli 2008tot en met 14 mei 2011 te Den Haag alleen, meermalen,
geschriften, te weten huurovereenkomsten, te weten:
d. een huurovereenkomst met [betrokkene 30], huurder, betreffende het pand Beeklaan [A] te Den Haag gedateerd d.d. 22 juli 2008 te Den Haag en
e. een huurovereenkomst met [betrokkene 31], huurder, betreffende het pand Noorderbeekstraat [A] gedateerd 1 oktober 2009 te Den Haag en
f. een huurovereenkomst met [betrokkene 32], huurder, en [betrokkene 33], huurder, betreffende het pand Noorderbeekstraat [A] te Den Haag gedateerd 14 mei 2011 te Den Haag
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen en daar telkens valselijk – immers opzettelijk in strijd met de waarheid –
d. in die huurovereenkomst '[betrokkene 13], wonende te Den Haag' als
verhuurder vermeld en die huurovereenkomst onder het woord 'Verhuurder' zelf ondertekend en
e. in die huurovereenkomst '[betrokkene 15], wonende te Den
Haag)' als verhuurder vermeld en die huurovereenkomst onder het woord 'Verhuurder' zelf ondertekend en
f. in die huurovereenkomst '[betrokkene 15], wonende te Den Haag' als verhuurder vermeld en die huurovereenkomst onder het woord 'Verhuurder' zelf ondertekend,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
3.
hij in de periode 1 maart 2007 tot en met 31 december 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen de Rabobank en DSB bank en ING bank telkens op valse gronden heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten:
a. de verstrekking van een geldbedrag door de DSB Bank van EUR ongeveer 147.500,-, ten behoeve van de aankoop het pand Zaanstraat [A] te Den Haag, op naam van [betrokkene 4], en
b. de verstrekking van een geldbedrag door de DSB Bank van EUR 185.325,-, ten behoeve van de aankoop van het pand Van Ruysbroekstraat [A] te Den Haag, op naam van [benadeelde partij 2], en
c. de verstrekking van een geldbedrag door de Rabobank van EUR 149.500,-, ten behoeve van de aankoop van het pand Paramaribostraat [A] te Utrecht op naam van [betrokkene 7], en
d. de verstrekking van een geldbedrag door de ING Bank van EUR 146.100,-, ten behoeve van de aankoop van het pand Nicolaas Tulpstraat [A] te Den Haag op naam van [betrokkene 7], en
e. de verstrekking van een geldbedrag door de Rabobank van EUR 151.875,-, ten behoeve van de aankoop van het pand De Heemstraat [A] te Den Haag op naam van [betrokkene 12], en
f. de verstrekking van een geldbedrag door de Rabobank van EUR 185.625,-, ten behoeve van de aankoop van het pand Newtonstraat [A] te Den Haag op naam van [betrokkene 10],
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders, toen en aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid werkgeversverklaringen en salarisspecificaties, in welke werkgeversverklaringen en salarisspecificaties ten onrechte valse en/of vervalste werkgeversgegevens en salarisgegevens waren opgenomen,
ingediend bij of doen/laten indienen aan de Rabobank en/of DSB Bank en/of ING bank,
en naar aanleiding waarvan hij, verdachte, en zijn mededaders, de
Rabobank en/of DSB Bank en/of ING bank heeft bewogen tot afgifte van geldbedragen;
5.
hij in de periode van 14 juli 2009 tot en met 26 mei 2010 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de rechtbank Rotterdam op te lichten ter verkrijging van een voor hem toewijzend, althans gunstig vonnis, als volgt
heeftgehandeld,
hebbende hij met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen getracht de rechtbank Rotterdam te doen overgaan tot het geven van
eenvoor hem gunstig vonnis,
hebbende hij, verdachte, toen en aldaar met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- een schuldbekentenis van [betrokkene 27] en [betrokkene 2] aan [betrokkene 28] d.d. 17 juli 2007 ten bedrage van EUR 47.000,- opgesteld en/of doen opstellen en in een civiel geding doen/laten brengen en/of overleggen, beweerdelijk door [betrokkene 27] ondertekend, en
- namens [betrokkene 28] stukken doen/laten opstellen en verzenden,
te wetende civiele dagvaarding d.d. 14 juli 2009 gericht aan de erven van [betrokkene 27],
terwijl deze stukken in werkelijkheid namens verdachte [verdachte]
werden opgesteld en/of verzonden en waarin omstandigheden zijn opgesomd, welke niet conform de waarheid waren, en
- op valse gronden en met een valse hoedanigheid beslag gelegd op het pand Klaverstraat [A] te Rotterdam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf, het verkrijgen van een (deels) toewijzend/gunstige vonnis) niet is voltooid;
6.
hij in de periode van 1 februari 2009 tot en met 9 november 2010, te Rotterdam en/of Den Haag en/of Dordrecht en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], zijnde de erven van [betrokkene 27], op te lichten,
als volgt
heeftgehandeld,
hebbende hij, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen, getracht [Slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], zijnde de erven van [betrokkene 27], telkens op valse gronden te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten het betalen van een
geldsom ten bedrage van EUR 47.000,-,
hebbende hij, verdachte, toen en aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- een schuldbekentenis van [betrokkene 27] en [betrokkene 2] aan [betrokkene 28] d.d. 17 juli 2007 ten bedrage van EUR 47.000,- opgesteld of doen/opstellen en in een civiel geding doen/laten brengen en/of overleggen, beweerdelijk door [betrokkene 27] ondertekend, en
- namens [betrokkene 28] stukken doen/laten opstellen en/of verzenden,
te wetende civiele dagvaarding d.d. 14 juli 2009 gericht aan de erven van [betrokkene 27],
terwijl deze stukken in werkelijkheid namens verdachte [verdachte]
werden opgesteld en/of verzonden en waarin omstandigheden zijn opgesomd, welke niet conform de waarheid waren, en
- op valse gronden en met een valse hoedanigheid beslag
doen leggenop het pand Klaverstraat [A] te Rotterdam,
naar aanleiding waarvan hij, verdachte, [Slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], zijnde de erven van [betrokkene 27],
heeftgetracht te doen bewegen tot het betalen van een geldsom van EUR 47.000,-, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
t.a.v. feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 3: oplichting, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 5: poging tot oplichting;
t.a.v. feit 6: poging tot oplichting.

8.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

9.De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Hypotheekfraude
Verdachte heeft zich bij het afsluiten van hypotheken (door anderen) schuldig gemaakt aan oplichting van banken door het verstrekken van valselijk opgemaakte documenten voor het verkrijgen van hypotheken op basis van gefingeerde gegevens. Aangezien verdachte geen panden op zijn naam wilde hebben, zorgde hij ervoor dat strolieden deze panden in eigendom verkregen (waarover hieronder meer). Deze katvangers moesten de koopprijs voldoen uit een hypothecaire geldlening. Verdachte bracht door hem uitgezochte huizenkopers aan bij hypotheekverstrekkers en hij presenteerde zich als ervaren onroerend goed handelaar die ook voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening bereid was de kopers bij te staan. Deze katvangers koos verdachte zorgvuldig uit. Veelal tamelijk onmondige, laag opgeleide mensen die om allerlei redenen – schulden, verslavingen en gezondheidsproblemen – al veel aan hun hoofd hadden en om woonruimte verlegen zaten. Hij bood ze onverwacht een uitweg uit hun betreurenswaardige positie, omdat zij met zijn hulp een huis konden kopen. Hierbij gaf verdachte aan dat hun werkloosheid en schulden geen belemmering hoefde te zijn. Hij zou het regelen. En hij regelde het, zij het ten koste van de hypotheekverstrekkers en de strolieden. Met de vervalste loonstroken en werkgeversverklaringen verstrekte banken hypothecaire geldleningen aan de door verdachte aangebrachte kopers die de maandlasten nooit zouden kunnen opbrengen. Dit heeft ertoe geleid dat panden executoriaal werden verkocht. Door aldus te handelen heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat door de maatschappij en in het bijzonder door hypotheeknemende geldverstrekkers zoals banken, in een tussenpersoon – ook indien deze zich als behulpzame onroerend goed handelaar presenteert – mag worden gesteld. Verdachte heeft miskend dat de integriteit van het financiële verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in partners in het zakelijke verkeer en in de juistheid van de inhoud van verstrekte gegevens. De banken bleven bovendien zitten met oninbare vorderingen. De strolieden met forse schulden die zij nooit kunnen terugbetalen. Dit laatste is wel erg wrang als men bedenkt dat verdachte enkele strolieden juist overhaalde een pand te kopen om zo – na een door verdachte in het vooruitzicht gestelde verkoop – uit de schulden te komen. Intussen voer verdachte hier als enige wel bij. De van de banken afkomstige koopsommen waren immers voldaan op bankrekeningen van de verkopers waarover verdachte kon beschikken. In een aantal gevallen kocht verdachte zelfs een pand op (of kort na) de veiling via een (andere) katvanger terug, met als resultaat dat hij in korte tijd niet alleen de koopsom opstreek maar ook het geveilde pand voor een veel lagere prijs weer in zijn bezit kreeg, de bank met een oninbare vordering en de katvanger met een onbetaalbare schuld achterlatend. Het saldo van de transacties gebruikte hij om weer andere panden te kopen.
Witwassen
Dat brengt de rechtbank op het gewoonte witwassen. De rechtbank is van oordeel dat in de door verdachte gevoerde strijd tegen de belastingdienst geen enkele rechtvaardiging kan worden gevonden voor het plegen van de grondmisdrijven zoals hypotheekfraude en het vervolgens verhullen van de opbrengst daarvan door middel van onroerend goed transacties. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. De omvang hiervan is bepaald niet gering. Verdachte heeft zo’n twintig panden aan en verkocht op naam van katvangers teneinde – kort gezegd – de geldstroom vanuit de hypotheekfraudes en de bankrekeningen te verhullen. De totale geldstroom bedraagt miljoenen euro’s. Hij houdt het geld uit het zicht omdat het met misdrijven is verdiend. Ook het opstellen en ondertekenen van valse huurcontracten valt te verklaren uit de wens van verdachte ‘onzichtbaar’ te blijven voor autoriteiten.
Oplichting
Verdachte heeft getracht [Slachtoffer 2] een fors geldbedrag afhandig te maken nadat [Slachtoffer 2] de onderhandelingen met verdachte over de verkoop van het (door hem geërfde) huis van zijn kort daarvoor overleden zoon had stopgezet, omdat hij aan een ander wilde verkopen. Gebruikmakend van de zwakke positie van [Slachtoffer 2] – de trieste omstandigheden waaronder [Slachtoffer 2] zijn overleden zoon heeft aangetroffen waren verdachte bekend – heeft verdachte een schuldbekentenis gefingeerd om betaling van een geldbedrag af te dwingen. Dit is op doordachte en doortrapte wijze opgezet. Verdachte heeft slechts uit financieel gewin gehandeld. Hij heeft ook het vertrouwen van [Slachtoffer 2] in de medemens in ernstige mate geschaad. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om het effect van zijn handelen op [Slachtoffer 2].
Inzicht verdachte
Het ontbreekt verdachte aan ieder inzicht omtrent het kwalijke van zijn handelen. Noch ten opzichte van de banken noch ten opzichte van de katvangers of zakenpartners heeft verdachte hiervan doen blijken. Ter zitting heeft verdachte slechts opgemerkt dat hij ‘de ander slechts wilde helpen, maar niet vromer is dan de paus’. Het lijkt verdachte volkomen onverschillig te laten welke gevolgen anderen van zijn handelen ondervinden. Het zaken doen lijkt voor verdachte een competitie met voor alle deelnemers gelijke kansen op winst of verlies, ook als hij kwetsbare mensen voor zijn karretje spant of oplicht en banken belazert met valse gegevens. Wanneer hij – na ontvangst van geld – als winnaar uit de bus komt, is er geen aanleiding om zich om de verliezers te bekommeren. Zij waren er immers zelf bij en hadden dus ook kunnen winnen, zo lijkt verdachte te willen zeggen zonder aan de gepleegde fraude te (willen) denken. Tegelijkertijd wijst verdachte naar anderen – kennelijk om de aandacht van de gedupeerden af te leiden. Anderen hebben hem groot onrecht aangedaan zo stelt verdachte bij herhaling. In zijn beleving is hij het slachtoffer van de politie, het openbaar ministerie en de belastingdienst. Verdachte gebruikt hierbij veel – en soms grote – woorden. Dat is zijn goed recht, maar zonder enige steekhoudende onderbouwing bevestigt dit slechts de indruk dat verdachte de aanleiding van dit strafproces buiten zichzelf zoekt zonder van enig inzicht over zijn eigen bijdrage blijk te geven. Ook in de zaak [Slachtoffer 2] is dit patroon te zien. Toen [Slachtoffer 2] zich uit de onderhandelingen met verdachte terugtrok omdat zij het niet eens konden worden over de verkoopprijs van de geërfde woning, ging verdachte met [Slachtoffer 2] de strijd aan. Een ongelijke strijd, waarbij verdachte als bemiddelde en ervaren onroerend goed handelaar een voorsprong had en die trachtte uit te buiten met een vervalste schuldbekentenis. Een en ander heeft verdachte er niet van weerhouden ter terechtzitting op te merken dat [Slachtoffer 2] uit was op het bloedgeld van zijn zoon.
Ook in het witwasdossier lijkt verdachte zich af te vragen wat hem te verwijten valt. Ter zitting heeft verdachte onverschillig opgemerkt dat als ‘dit witwassen is, hij al 25 jaar aan het witwassen is’ en dat hij slechts met panden schuift. Hij miskent volledig dat hij hiermee verhult dat deze panden (deels) met misdrijfgeld zijn gekocht. Verdachte lijkt evenmin in te zien dat hij anderen met grote schulden achterlaat als hij hun bezit ontneemt. Als voorbeeld haalt de rechtbank de koop van Zacharius Jansenstraat [B] door verdachte aan. Deze is betaald uit de door verdachte georganiseerde verkoop van Newtonstraat [A] van mevrouw [betrokkene 25]-[betrokkene 25], waarvoor zij jaren lang rente en aflossing had betaald en waar nog een relatief lage hypotheekschuld resteerde. Dit restant is afgelost, maar de rest van de verkoopopbrengst is haar door toedoen van verdachte ontglipt. Intussen beroept verdachte zich onbeschaamd op de jarenlange vriendschap met mevrouw [betrokkene 25]-[betrokkene 25] en haar man [medeverdachte 7].
Verdachtes familie, onder wie zijn echtgenote, een zoon, broer, neef en aangetrouwde familieleden, kan in zekere zin als slachtoffer worden beschouwd. Hij presenteert zich als pater familias die het beste met hen voorheeft. Tegelijkertijd brengt hij hen in gevaar. Hij schakelt zijn familie in voor allerlei transacties waardoor zij strafbare feiten plegen, soms als medepleger dan weer als medeplichtige. Sommigen stellen zich daarbij actief op, anderen verrichten slechts hand en spandiensten. De rode draad is echter dat zij niet kunnen – in enkele gevallen willen – weigeren. Verdachte treedt vaak dwingend op. Hij is een meer dan geslaagde zakenman en zal toch wel weten wat goed voor anderen is. Door bovendien de rol van de ander niet al te groot te laten lijken (ga even mee naar de notaris, we moeten even langs de bank, ik heb alleen een handtekening nodig, het pand staat maar korte tijd op je naam, zeg dat tegen een getuige etc.) stemt men eerder in. De ene keer uit loyaliteit, de andere keer omdat men voor eten en woonruimte afhankelijk is van verdachte. Zij realiseren zich dan niet altijd dat zij zich aan strafbare feiten schuldig maakt, zeker wanneer deze hand en spandiensten een structureel karakter krijgen – en dat hebben zij in een aantal gevallen gekregen. Enkele familieleden hebben verklaard wel te hebben vermoed dat een en ander niet helemaal in de haak was, maar toch meegewerkt te hebben. Intussen heeft verdachte die diensten alleen maar nodig omdat zijn transacties onzichtbaar moeten blijven. Met andere woorden: trouwe familieleden worden in het zicht van bijvoorbeeld politie en justitie gebracht omdat verdachte – veroordeeld in 2001 en verdachte in het omvangrijke AMFI onderzoek uit 2004 – uit zicht wil blijven. Ook hier ziet de rechtbank een patroon waarin verdachte zich nauwelijks bekommert om het lot van anderen – naaste familieleden incluis – en zelf transactiewinsten boekt, zij het – uiteraard – geregistreerd op naam van een aan hem loyale of afhankelijke derde.
Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het opstellen van een reclasseringsrapport zodat de rechtbank zich op het (omvangrijke) dossier en het optreden van verdachte ter zitting moet baseren. Gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen en op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij in 2001 onherroepelijk is veroordeeld voor in 1995 meermalen gepleegde fraude, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur een enige passende sanctie.
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om tot openbaarmaking van dit vonnis als bijkomende straf.
De voorlopige hechtenis
Op 30 oktober 2012 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst omdat het belang dat verdachte bij de schorsing van zijn voorlopige hechtenis had, diende te prevaleren boven het belang van de strafvordering en het belang van de maatschappij bij voortduring van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Gelet op de aan verdachte op te leggen straf, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële omvang, is de rechtbank van oordeel dat het belang dat de maatschappij in het algemeen en de slachtoffers van verdachte in het bijzonder hebben bij de onmiddellijke tenuitvoerlegging van die straf, thans prevaleren.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij op korte termijn geopereerd moet worden aan zijn knie en later aan zijn heup. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dit standpunt onvoldoende concreet heeft onderbouwd. De rechtbank neemt hierbij tevens in aanmerking dat verdachte geruime tijd geleden ook is geschorst uit de voorlopige hechtenis omdat hij aanstonds aan zijn knie geopereerd moest worden. Deze operatie heeft echter nog steeds niet plaatsgevonden en hij heeft reden van dit uitstel niet met medische stukken (anders dan die waaruit in algemene zin blijkt dat hij bij een cardioloog loopt) onderbouwd. In de algemene stellingen van verdachte wordt aldus in het geheel geen aanleiding gevonden anders te oordelen.
De rechtbank zal dan ook de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende straffen zijn gegrond op de artikelen):
- 24, 33, 33a, 45, 47, 57, 225, 326, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De vorderingen van de benadeelde partijen

ING Bank N.V.
ING Bank N.V., heeft als benadeelde partij een vordering ingediend ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 90.922,27. Uit de vordering blijkt dat deze benadeelde zich voegt in de zaak tegen [betrokkene 7]. Nu verdachte in het geheel niet wordt genoemd in deze vordering zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[Benadeelde partij 1]
, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 54.127,95.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
[benadeelde partij 2]
, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding. De rechtbank constateert dat de vordering niet volledig is ingevuld en dat een schadebedrag en de handtekening van de benadeelde partij ontbreken. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

12.Beslag

12.1
Teruggave aan de rechthebbende(n) van de voorwerpen onder 2, 3, 19, 21, 23 en 25
Met betrekking tot deze voorwerpen is de rechtbank tot vrijspraak gekomen van het ten laste gelegde witwassen, zodat het belang van strafvordering zich niet langer verzet tegen teruggave. De rechtbank zal daarom teruggave gelasten aan de rechthebbende(n).
12.2
Teruggave aan de rechthebbende(n) van de voorwerpen onder 4, 5, 6, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 36, 37, 38, 52, 59, 60 en 150
Met betrekking tot deze voorwerpen wordt verdachte geen strafbare feiten verweten. Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende(n) gelasten van deze voorwerpen.
12.3
Gedeeltelijke teruggave aan de rechthebbende [medeverdachte 8] van het voorwerp onder 34 en gedeeltelijke verbeurdverklaring
Het gaat hierbij om een bankrekening ten name van [medeverdachte 8] met daarop een tegoed van € 157.633,00. Dit saldo kan worden verbeurd verklaard indien blijkt dat het is verkregen uit het strafbare feit. Een deel van dit bedrag (€ 149.133,34) is op 17 april 2009 gestort als opbrengst van de verkoop van de Kepplerstraat [A], het pand dat [medeverdachte 8] in eigendom had. Uit het dossier blijkt dat [medeverdachte 8] er niet van op de hoogte was dat verdachte zijn pand verkocht. Evenmin wist [medeverdachte 8] dat verdachte de opbrengst op de bankrekening had gestort en daar voor verdachte verborgen hield. Ten aanzien van dit bedrag ontbreekt derhalve de relatie tot het bewezenverklaarde witwassen. Weliswaar hebben – zonder enige actieve betrokkenheid van [medeverdachte 8] – vervolgens transacties plaatsgevonden op deze bankrekening die verband houden met witwassen door verdachte zodat denkelijk vermenging heeft plaatsgevonden, maar thans kan niet gezegd worden dat het saldo grotendeels door witwassen van verdachte is verkregen. Het omgekeerde is eerder het geval. Het bedrag van de verkoop van zijn woning (€ 149.133,34) komt [medeverdachte 8] toe en zal daarom worden teruggegeven aan [medeverdachte 8] nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet. Het restant wordt verbeurd verklaard. Verdachte heeft zich als heer en meester over de rekening gedragen en aldus een bedrag van € 8.499,66 met witwassen verkregen.
Deze uitkomst strookt met de aard van de verbeurd verklaring, namelijk een straf die beoogt verdachte te treffen in datgene waarin hij misdeed. Verdachte wordt voor het bedrag van € 8.499,66 getroffen in zijn materiële vermogenspositie als degene die over het saldo beschikte.
12.4
Verbeurdverklaring van de voorwerpen onder 1, 7, 8, 9, 10, 17, 18, 20, 22, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 35, 51, 54, 55, 56, 57, 58, 61, 62
Met betrekking tot deze voorwerpen wordt verdachte veroordeeld ter zake witwassen of oplichting. Het betreffen rekeningen en panden die op naam van derden staan. De rechtbank zal voor haar beslissing over het beslag aansluiten bij de materiële werkelijkheid zoals die uit het dossier blijkt. Die houdt in dat verdachte – hoewel geen juridisch eigenaar – heer en meester is over deze voorwerpen. De voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien ze verdachte toebehoren en zijn verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren.
12.5
Verbeurdverklaring van de voorwerpen onder 33 en 53
Ten aanzien van het voorwerp op de beslaglijst onder 33, de rekening op naam van [medeverdachte 10], stelt de rechtbank vast dat hiermee het onder 1 bewezenverklaarde feit (gedeeltelijk) is begaan. Ook van deze rekening is verdachte niet de juridisch eigenaar, maar kan hij hierover als heer en meester beschikken. De rechtbank zal dit voorwerp daarom verbeurdverklaren.
Ten aanzien van het voorwerp op de beslaglijst onder 53, de rekening op naam van [betrokkene 15], heeft de rechtbank hiervoor onder 4.1 overwogen dat met betrekking hiertoe het onder 1 bewezenverklaarde feit (gedeeltelijk) is begaan. Ook van deze rekening is verdachte niet de juridisch eigenaar, maar kan hij hierover als heer en meester beschikken. De rechtbank zal dit voorwerp daarom verbeurdverklaren.
Bij de vaststelling van de bijkomende straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

13.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 primair, 5 primair en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
t.a.v. feit 1: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
t.a.v. feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
t.a.v. feit 3: oplichting, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 5: poging tot oplichting;
t.a.v. feit 6: poging tot oplichting.
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte (apart geminuteerd);
de vordering van de benadeelde partij ING Bank N.V.
bepaalt dat de benadeelde partij ING Bank N.V. niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij ING Bank N.V. in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij 1]
bepaalt dat de benadeelde partij [Benadeelde partij 1] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [Benadeelde partij 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
de inbeslaggenomen goederen
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 7, 8, 9, 10, 17, 18, 20, 22, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 35, 51, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 61 en 62 genummerde voorwerpen;
gelast de teruggave aan [medeverdachte 8] van het op de beslaglijst onder 34 genummerde voorwerp tot een bedrag van € 149.133,43 en verbeurdverklaring voor het overige;
gelast de teruggave aan de rechthebbende(n) van de op de beslaglijst onder 2, 3, 4, 5, 6, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 19, 21, 23, 25, 36, 37, 38, 52, 59, 60 en 150 genummerde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. D.M. Thierry, rechter,
mr. N.F.H. van Eijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Ekkart en mr. B. Visser, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2015.
BIJLAGE I:
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
((GEWOONTE-)WITWASSEN - art 420bis/420ter)
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot
en met 15 januari 2012, te Den Haag en/of Rotterdam en/of Utrecht en/of
Schiedam en/of Barendrecht, in elk geval in Nederland, en/of in België en/of
in Luxemburg en/of te Paramaribo, althans in Suriname, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van
witwassen een gewoonte heeft gemaakt, door
(420bis eerste onder a)
van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) en/of onroerende zaken
en/of banktegoeden en/of huurpenningen/huurgelden de werkelijke aard, de
herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing te verbergen
en/of te verhullen, althans door te verbergen en/of te verhullen wie de
rechthebbende op een voorwerp, te weten (een) geldbedrag(en) en/of onroerende
zaken en/of banktegoeden en/of huurpenningen/huurgelden zijn/waren en/of door
te verbergen en/of te verhullen wie de voorwerp(en), te weten (een)
geldbedrag(en) en/of onroerende zaken en/of banktegoeden en/of
huurpenningen/huurgelden voorhanden had,
immers, heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de volgende onroerende
zaken (al dan niet met gebruikmaking van (notariële) volmachten laten leveren
en/of juridisch in eigendom overgedragen en/of genomen/verkregen (, waarbij de
namen van een of meer mededader(s) (al dan niet door een gevolmachtigde)
is/zijn gebruikt bij de notaris om de onroerende zaken op diens naam te
registreren en/of in juridisch eigendom te verkrijgen), te weten:
de panden
([medeverdachte 6])
- Schalk Burgerstraat [A] te Den Haag en/of
- Keplerstraat [B] te Den Haag en/of
- Noldijk[A] te Barendrecht en/of
- Noorderbeekdwarsstraat [A] te Den Haag en/of
([medeverdachte 3])
- Schalk Burgerstraat [B] te Den Haag en/of
- [adres] en/of
- Fazantplein [A] (2 garages) te Den Haag en/of
([betrokkene 23])
- Irisplein [A] te Den Haag en/of
- De Vliegerstraat [A] en/of [B] te Den Haag en/of
- Ruysbroekstraat [B] te Den Haag en/of
([medeverdachte 8])
- Beeklaan [A] te Den Haag en/of
- Beeklaan [C] te Den Haag en/of
- Rhoonsestraat [A] te Schiedam
- Loosduinsekade [A] te Den Haag en/of
([medeverdachte 5])
- Beeklaan [B] te Den Haag en/of
- Majubastraat [A] te Den Haag en/of
([medeverdachte 9])
en/of [betrokkene 25]
- Zacharias Jansenstraat [A] te Den Haag en/of
- Hendrik Mandestraat [B] te Den Haag en/of
- Paul Krugerlaan [A] te Den Haag en/of
- Zacharias Jansenstraat [B] (garage) te Den Haag en/of
, wellke onroerende zaken - middellijk of onmiddellijk - van misdrijf
afkomstig zijn,
en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) betreffende voor voornoemde
onroerende zaken (contante) huurpenningen ontvangen die - middellijk of
onmiddellijk - van misdrijf afkomstig zijn
en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) de volgende bankrekeningen op
naam gehad en/of daarvan gebruik gemaakt en/of via die bankrekeningen geld
ontvangen (afkomstig van de verkoop van onroerende zaken) (welke deels niet
in juridisch eigendom toebehoorde aan de tenaamgestelden van de
bankrekeningen) en/of geldbedragen overgemaakt ten behoeve van de aankoop van
onroerende zaken (welke deels niet in juridisch eigendom zijn gaan toebehoren
aan de tenaamgestelden van de bankrekeningen) en/of voor die rekeningen een
ander gevolmachtigd, te weten betreffende de bankrekeningen met nummer:
([betrokkene 1])
- [rekening nummer 26] ( Fortis/ABN Amro) en/of
- [rekening nummer 18] ( Rabobank) en/of
([medeverdachte 5])
- [rekening nummer 19] en/of de daaraan gekoppelde effecten(-rekening) en/of
([medeverdachte 6])
- [rekening nummer 20] en/of de daaraan gekoppelde effecten(-rekening) en/of
- [rekening nummer 21] en/of de daaraan gekoppelde effecten(-rekening) en/of
([medeverdachte 8])
- [rekening nummer 22] en/of
([betrokkene 26])
- [rekening nummer 23] en/of
(Luxumburg)
([betrokkene 21])
- [rekening nummer 4] ( Fortis Banque Luxembourg) en/of
- [rekening nummer 5] ( effecten) (Fortis Banque Luxembourg) en/of
- [rekening nummer 6] ( optiflex) (Fortis Banque Luxembourg) en/of
- [rekening nummer 8] ( effecten) (Fortis Banque Luxembourg) en/of
([betrokkene 15])
- [rekening nummer 9] (Banque et Caisse D'Epargne) en/of
([medeverdachte 4])
- [rekening nummer 10] ( effecten) (Commerzbank) en/of
(België)
([betrokkene 15])
- [rekening nummer 2] ( effecten) (BNP Paribas Fortis) en/of
([betrokkene 19])
- [rekening nummer 3] ( effecten) (BNP Paribas Fortis) en/of
([betrokkene 20])
- [rekening nummer 4] (effecten) (ING Bank)
, welke banktegoeden en/of geldbedragen en/of banktransacties (deels) -
middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren van enig misdrijf en/of
, welke voornoemde handelingen door verdachte en/of zijn mededader(s) op naam
van onder andere voornoemde personen zijn verricht om daarmee de werkelijke
aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing te
verbergen en/of te verhullen en/of te verbergen en/of te verhullen wie de
rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was/waren en/of te verhullen wie
voornoemd(e) voorwerp(en) (daadwerkelijk, althans mede) voorhanden had(den)
,
terwijl hij verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemd(e)
voorwerp(en) van misdrijf afkomstig waren
en/of
(420bis, eerste lid onder b)
voornoemde voorwerp(en), te weten voornoemde (een) geldbedrag(en) en/of
onroerende zaken en/of banktegoeden en/of huurpenningen/huurgelden verworven
en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik
gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
(deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420ter jo 420bis WvSr
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
(VALSHEID IN GESCHRIFT - 225 Sr) (huurovereenkomsten)
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus
2006 tot en met 14 mei 2011, te Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, meermalen,
geschriften, te weten een of meer huurovereenkomst(en), te weten:
a. een huurovereenkomst met [betrokkene 35], huurder, betreffende het pand
Vliegerstraat [A], te Den Haag gedateerd 18 augustus 2006 te Den
Haag (AH/09/167, p.1459) en/of
b. een huurovereenkomst met [betrokkene 36], huurder, betreffende het pand De
Heemstraat [A] te Den Haag, gedateerd 10 april 2007 te Den Haag (AH/09/126,
p.1356) en/of
c. een huurovereenkomst met [betrokkene 37], huurder, betreffende het pand
Beeklaan [B] te Den Haag gedateerd 9 maart 2008 te Den Haag (AH/09/494,
p.1686) en/of
d. een huurovereenkomst met [betrokkene 30], huurder, betreffende het pand
Beeklaan [A] te Den Haag gedateerd d.d. 22 juli 2008 te Den Haag (DD/120/087,
p.2297) en/of
e. een huurovereenkomst met [betrokkene 31], huurder, betreffende het pand
Noorderbeekstraat [A] gedateerd 1 oktober 2009 te Den Haag (DD/461/637,
p.2523) en/of
f. een huurovereenkomst met [betrokkene 32], huurder, en/of [betrokkene 33],
huurder, betreffende het pand Noorderbeekstraat [A] te Den Haag gedateerd 14
mei 2011 te Den Haag (DD/260/1, p.2472),
en/of/althans een of meer huurovereenkomst(en) en/of een of meer (andere)
geschriften, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgeakt en/of vervalst en/of
heeft/hebben laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar
(telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid -
a. in/op die huurovereenkomst '[betrokkene 23] (, wonende op de Newtonstraat [A] te
Den Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of
(vervolgens) die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf
ondertekend dan wel laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 23]
en/of
b. in/op die huurovereenkomst '[medeverdachte 5] (, wonende op de [Adres medeverdachte]
te Den Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of
(vervolgens) die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf
ondertekend dan wel laten/doen ondertekenen door een ander dan die [medeverdachte 5]
, althans [medeverdachte 5] dit geschrift blanco heeft laten
ondertekenen ter bevestiging van de juistheid van de opgenomen gegevens,
zonder dat [medeverdachte 5] bekend was met de (door hem, verdachte, later
opgenomen) inhoud van deze gegevens in dit geschrift en/of
c. in/op die huurovereenkomst '[medeverdachte 5] (, wonende te [Adres medeverdachte])' als
verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens) die
huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [medeverdachte 5], althans [medeverdachte 5]
dit geschrift blanco heeft laten ondertekenen ter bevestiging van
de juistheid van de opgenomen gegevens, zonder dat [medeverdachte 5] bekend was
met de (door hem, verdachte, later opgenomen) inhoud van de gegevens in dit
geschrift, en/of
d. in/op die huurovereenkomst '[betrokkene 13] (, wonende te Den Haag)' als
verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens) die
huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 13], en/of
e. in/op die huurovereenkomst (wijlen) '[betrokkene 15] (, wonende te Den
Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens)
die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 15] en/of
f. in/op die huurovereenkomst (wijlen) '[betrokkene 15] (, wonende te Den
Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens)
die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 15]
, althans in die geschriften valselijk gegevens heeft opgenomen, zulks
(telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
(GEBRUIK VERVALSTE GESCHRIFTEN - 225 lid 2 Sr) (huurovereenkomsten)
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 augustus
2006 tot en met 10 januari 2012, te Den Haag en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van (een) valse en/of
vervalste geschriften, te weten:
a. een huurovereenkomst met [betrokkene 35], huurder, betreffende het pand
Vliegerstraat [A], te Den Haag gedateerd 18 augustus 2006 te Den
Haag (AH/09/167, p.1459) en/of
b. een huurovereenkomst met [betrokkene 36], huurder, betreffende het pand De
Heemstraat [A] te Den Haag, gedateerd 10 april 2007 te Den Haag (AH/09/126,
p.1356) en/of
c. een huurovereenkomst met [betrokkene 37], huurder, betreffende het pand
Beeklaan [B] te Den Haag gedateerd 9 maart 2008 te Den Haag (AH/09/494,
p.1686) en/of
d. een huurovereenkomst met [betrokkene 30], huurder, betreffende het pand
Beeklaan [A] te Den Haag gedateerd d.d. 22 juli 2008 te Den Haag (DD/120/087,
p.2297) en/of
e. een huurovereenkomst met [betrokkene 31], huurder, betreffende het pand
Noorderbeekstraat [A] gedateerd 1 oktober 2009 te Den Haag (DD/461/637,
p.2523) en/of
f. een huurovereenkomst met [betrokkene 32], huurder, en/of [betrokkene 33],
huurder, betreffende het pand Noorderbeekstraat [A] te Den Haag gedateerd 14
mei 2011 te Den Haag (DD/260/1, p.2472) en/of
, althans een of meer huurovereenkomst(en) en/of een of meer (andere)
geschrift(en), zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van
enig feit te dienen, bestaande de valsheid erin dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) toen en daar (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd
met de waarheid -
a. in/op die huurovereenkomst '[betrokkene 23] (, wonende op de Newtonstraat [A] te
Den Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of
(vervolgens) die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf
ondertekend dan wel laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 23]
en/of
b. in/op die huurovereenkomst '[medeverdachte 5] (, wonende op de [Adres medeverdachte]
te Den Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of
(vervolgens) die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf
ondertekend dan wel laten/doen ondertekenen door een ander dan die [medeverdachte 5]
, althans [medeverdachte 5] dit geschrift blanco heeft laten
ondertekenen ter bevestiging van de juistheid van de opgenomen gegevens,
zonder dat [medeverdachte 5] bekend was met de (door hem, verdachte, later
opgenomen) inhoud van deze gegevens in dit geschrift, en/of
c. in/op die huurovereenkomst '[medeverdachte 5] (, wonende te [Adres medeverdachte])' als
verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens) die
huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [medeverdachte 5], althans [medeverdachte 5]
dit geschrift blanco heeft laten ondertekenen ter bevestiging van
de juistheid van de opgenomen gegevens, zonder dat [medeverdachte 5] bekend was
met de (door hem, verdachte, later opgenomen) inhoud van de gegevens in dit
geschrift en/of
d. in/op die huurovereenkomst '[betrokkene 13] (, wonende te Den Haag)' als
verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens) die
huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 13] en/of
e. in/op die huurovereenkomst (wijlen) '[betrokkene 15] (, wonende te Den
Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens)
die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 15] en/of
f. in/op die huurovereenkomst (wijlen) '[betrokkene 15] (, wonende te Den
Haag)' als verhuurder vermeld en/of laten/doen vermelden en/of (vervolgens)
die huurovereenkomst (onder het woord 'Verhuurder') zelf ondertekend dan wel
laten/doen ondertekenen door een ander dan die [betrokkene 15]
, althans in die geschriften valselijk gegevens heeft opgenomen,
en bestaande dat gebruik maken erin dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) deze huurovereenkomsten heeft/hebben laten ondertekenen door
huurder(s) en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) deze
huurovereenkomst(en) heeft/hebben gebruikt voor administratieve doeleinden
en/of dat deze huurovereenkomst(en) (valselijk en/of ten onrechte) als bewijs
heeft/hebben gediend van het bestaan van een of meer huurovereenkomst(en)
en/of ter inning van de huurpenningen uit deze huurovereenkomst(en);
artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(Primair)
(OPLICHTING - 326 Sr)
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2007 tot en
met 31 december 2009, te Den Haag en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Enschede
en/of Rotterdam en/of Lijnden en/of Leeuwarden en/of Wognum en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans
alleen, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander en/of anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of
door een samenweefsel van verdichtsels,
de Rabobank en/of DSB bank en/of ING bank en/of een of meer anderen (telkens)
(op valse gronden) heeft bewogen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of
geldbedrag(en) en/of tot het aangaan van een schuld te weten:
a. de verstrekking van een geldbedrag en/of een hypotheek door de DSB Bank ter
waarde van EUR (ongeveer) 147.500,-, althans een groot geldbedrag, ten behoeve
van de aankoop het pand Zaanstraat 76 te Den Haag, op naam van [betrokkene 4]
, althans het aangaan van een schuld ter waarde van EUR 147.500,-,
althans een groot geldbedrag, door [betrokkene 4] bij de DSB Bank in het
kader van de aankoop van het pand Zaanstraat [A] te Den Haag en/of
b. de verstrekking van een geldbedrag en/of een hypotheek door de DSB Bank ter
waarde van EUR 185.325,-, althans een groot geldbedrag, ten behoeve van de
aankoop van het pand Van Ruysbroekstraat [A] te Den Haag, op naam van [benadeelde partij 2]
, althans het aangaan van een schuld ter waarde van EUR 185.325,-,
althans een groot geldbedrag, door [benadeelde partij 2] bij de DSB Bank in het
kader van de aankoop van het pand Van Ruysbroekstraat [A] te Den Haag en/of
c. de verstrekking van een geldbedrag en/of een hypotheek door de Rabobank ter
waarde van EUR 149.500,-, althans een groot geldbedrag, ten behoeve van de
aankoop van het pand Paramaribostraat [A] te Utrecht op naam van [Betrokkene 7]
, althans het aangaan van een schuld ter waarde van EUR 149.500,-,
althans een groot geldbedrag, door [betrokkene 7] bij de Rabobank in het
kader van de aankoop van het pand Paramaribostraat [A] te Utrecht en/of
d. de verstrekking van een geldbedrag en/of een hypotheek door de ING Bank ter
waarde van EUR 146.100,-, althans een groot geldbedrag, ten behoeve van de
aankoop van het pand Nicolaas Tulpstraat [A] te Den Haag op naam van [Betrokkene 7]
, althans het aangaan van een schuld ter waarde van EUR 146.100,-,
althans een groot geldbedrag, door [betrokkene 7] bij de ING Bank in het
kader van de aankoop van het pand Nicolaasstraat [A] te Den Haag en/of
e. de verstrekking van een geldbedrag en/of een hypotheek door de Rabobank ter
waarde van EUR 151.875,-, althans een groot geldbedrag, ten behoeve van de
aankoop van het pand De Heemstraat [A] te Den Haag op naam van [betrokkene 12],
althans het aangaan van een schuld ter waarde van EUR 151.875,-, althans een
groot geldbedrag, door [betrokkene 12] bij de Rabobank in het kader van de aankoop
van het pand De Heemstraat [A] te Den Haag en/of
f. de verstrekking van een geldbedrag en/of een hypotheek door de Rabobank ter
waarde van EUR 185.625,-, althans een groot geldbedrag, ten behoeve van de
aankoop van het pand Newtonstraat [A] te Den Haag op naam van [betrokkene 10],
althans het aangaan van een schuld ter waarde van EUR 185.625,-, althans een
groot geldbedrag, door [betrokkene 10] bij de Rabobank in het kader van de
aankoop van het pand Newtonstraat [A] te Den Haag,
althans de verstrekking van (een) geldbedrag(en) en/of (een) hypothe(e)k(en)
(telkens) leidende tot uitbetaling(en) van een geldsom en/of de aanschaf van
(een) pand(en) en/of het aangaan van een schuld,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(een) werkgeversverklaring(en) en/of (een) salarisspecificatie(s) en/of (een)
hypotheekaanvra(a)g(en) en/of (een) hypotheekofferte(s) en/of (een) ander(e)
geschrift(en), in welke werkgeversverklaring(en) en/of salarisspecificatie(s)
en/of hypotheekaanvra(a)g(en) en/of hypotheekofferte(s) en/of (een) ander(e)
geschrift(en) ten onrechte valse en/of vervalste werkgeversgegevens en/of
salarisgegevens en/of anderszins valse en/of vervalste gegevens waren
opgenomen,
ingediend bij en/of toegezonden en/of ingezonden en/of teruggezonden en/of
doen/laten indienen en/of toezenden en/of inzenden en/of terugzenden
aan de Rabobank en/of DSB Bank en/of ING bank,
en/of naar aanleiding waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), de
Rabobank en/of DSB Bank en/of ING bank en/of een of meer anderen heeft bewogen
tot afgifte van (een) goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en), te weten
voornoemde (een) hypothe(e)k(en) en/of geldbedragen en/of tot het aangaan van
voornoemde (een) schuld(en)
art 326 WvSr
art 326 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(GEBRUIK (VER)VALS(T)E GESCHRIFTEN - 225 lid 2 Sr)
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2007 tot en
met 11 december 2009, te Den Haag en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of Enschede
en/of Rotterdam en/of Lijnden en/of Leeuwarden en/of Wognum en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, gebruik heeft/hebben gemaakt en/of doen
en/of laten gebruikmaken, van valse en/of vervalste geschriften, te weten:
a. (ZAANSTRAAT [A] te DEN HAAG)
- een loonstrook van de periode juni-juli 2009 van[betrokken bedrijf 1]
, althans [betrokken bedrijf 1], gevestigd te Rotterdam, inhoudende dat
[Betrokkene 4] deze periode als administratief medewerker 160 uur bij dit
bedrijf heeft gewerkt en/of hier netto EUR 1879,42 aan salaris mee/voor heeft
verdiend/gekregen, welk salaris werd overgemaakt op de girorekening van deze
[betrokkene 4] met nummer [rekening nummer 30] (DD-0028-005, p.739) en/of
- een werkgeversverklaring [betrokken bedrijf 5], gevestigd te
Rotterdam, inhoudende dat [Betrokkene 4] aldaar werkzaam is als
administratief medewerker met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of
in vaste dienst is aangesteld met een (totaal) bruto jaarsalaris (inclusief
toeslagen) ter hoogte van EUR 37.696,-, opgemaakt en ondertekend door en/of
namens [Betrokkene 6] d.d. 21 juni 2009 (DD-0028-004, p.738) en/of
- een (geretourneerde) hypotheekaanvraag voor een bedrag ter hoogte van EUR
147.500,- ten name van [Betrokkene 4] betreffende de aankoop van Zaanstraat
[A] te Den Haag, opgemaakt en ondertekend door/namens de DSB Bank d.d. 10
augustus 2009, onder meer inhoudende dat, althans gebaseerd op, de
(arbeids)gegevens dat deze [betrokkene 4] in vaste dienst werkzaam is bij [betrokken bedrijf 5]
als administratief medewerker tegen een bruto
maandsalaris van EUR 3.141,-, onder verklaring van de juistheid en
volledigheid van deze gegevens ondertekend door en/of namens [Betrokkene 4]
d.d. 10 augustus 2009 (zulks ter bevestiging van de juistheid van deze
gegevens) (DD-0027) en/of
b. (VAN RUYSBROEKSTRAAT [A] te Den Haag)
- twee, althans een of meer, loonstro(o)k(en) betreffende de periode(s) 23
februari 2009 tot en met 22 maart 2009 en/of 23 april 2009 tot en met 19 april
2009 [betrokken bedrijf 5], gevestigd te Rotterdam, inhoudende
dat [benadeelde partij 2] deze periode(s) als administratief medewerker (telkens)
160 uur (inclusief eventuele vakantie/feestdagen) bij dit bedrijf heeft
gewerkt en/of hier netto (respectievelijk) EUR 2076,42 en/of EUR 2044,85 aan
salaris mee/voor heeft verdiend/gekregen, welk salaris (telkens) werd
overgemaakt op de girorekening van deze [benadeelde partij 2] met nummer [rekening nummer 31]
(AH/216/024-025, p.62-63) en/of
- een werkgeversverklaring [betrokken bedrijf 5], gevestigd te
Rotterdam, inhoudende dat [benadeelde partij 2] aldaar werkzaam is als
administratief medewerker met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of
in vaste dienst is aangesteld met een (totaal) bruto jaarsalaris (inclusief
toeslagen) ter hoogte van EUR 38.188,80, opgemaakt en ondertekend door en/of
namens [Betrokkene 6] d.d. 21 maart 2009 (AH/216/029, p.67) en/of
- een (geretourneerde/getekende) hypotheekofferte, met bijlagen, voor een
bedrag ter hoogte van EUR 176.500, althans EUR 185.325,-, ten name van [benadeelde partij 2]
betreffende de aankoop van Van Ruysbroekstraat [A] te Den Haag,
opgemaakt door/namens de DSB Bank, met de bijlage DSB Bank Klantprofiel, welke
onder verklaring van de naar waarheid verstrekking van de gevraagde gegevens
d.d. 13 mei 2009 door en/of namens voornoemde [benadeelde partij 2] en/of de adviseur van
de DSB Bank is ondertekend, en/of met de bijlage Vragenformulier
Hypotheekaanvraag, met daarin opgenomen dat [benadeelde partij 2] in vaste dienst
fulltime werkzaam is bij [betrokken bedrijf 1] en/of daar een bruto maandinkomen van
EUR 3.420,- geniet, onder verklaring van het juist en volledig beantwoorden
van het vragenformulier d.d. 13 mei 2009 ondertekend door en/of namens [benadeelde partij 2]
, welke hypotheekofferte d.d. 13 mei 2009 door en/of namens [benadeelde partij 2]
ondertekend (zulks ter bevestiging van de juistheid van deze
gegevens) (AH/216/019-020, 035-036, 047-048, p.57-58, 73-74, 85-86) en/of
c. (PARAMARIBOSTRAAT [A] te Utrecht)
- een salarisspecificatie betreffende de periode oktober 2009 [betrokkene 8]
[betrokken bedrijf 2] te Lijnden, inhoudende dat [betrokkene 7] deze periode
165,3 uur bij dit bedrijf heeft gewerkt en/of hier (netto) EUR 1968,74 aan
salaris mee/voor heeft verdiend/gekregen, welk salaris werd overgemaakt op de
bankrekening van die [betrokkene 7] met nummer [rekening nummer 33] (AH/239/026, p.93) en/of
- een werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 2] BV, gevestigd te
Lijnden, inhoudende dat [betrokkene 7] aldaar werkzaam is als night auditor
met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste
dienst, met een (totaal) bruto jaarsalaris (inclusief toeslagen) ter hoogte
van EUR 36.660,-, opgemaakt, ondertekend en/of gestempeld door en/of namens
[betrokkene 8] en/of [betrokken bedrijf 2] BV d.d. 5 november 2009 (AH/239/027,
p.94) en/of
d. (NICOLAAS TULPSTRAAT [A] te Den Haag)
- een salarisspecificatie betreffende de periode oktober 2009 [betrokkene 8] Gebouwbeheer
te Lijnden, inhoudende dat [betrokkene 7] deze periode bij dit bedrijf heeft
gewerkt en/of hier (netto) EUR 2188,83 aan salaris mee/voor heeft
verdiend/gekregen, welk salaris werd overgemaakt op de bankrekening van die
[betrokkene 7] met nummer [rekening nummer 33] (AH/218/031, p.45) en/of
- een werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 2] BV, gevestigd te
Lijnden, inhoudende dat [betrokkene 7] aldaar werkzaam is als night auditor
met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste
dienst, met een (totaal) bruto jaarsalaris (inclusief toeslagen) ter hoogte
van EUR 31.814,-, opgemaakt, ondertekend en/of gestempeld door en/of namens
[betrokkene 8] en/of [betrokken bedrijf 2] BV d.d. 20 november 2009 (AH/218/029,
p.43) en/of
- een (geretourneerde/getekende) hypotheekofferte, voor een bedrag ter hoogte
van EUR 146.100,-, ten name van [betrokkene 7] betreffende de aankoop van
Nicolaas Tulpstraat [A] te Den Haag, opgemaakt en ondertekend d.d. 4 december
2009 door/namens de ING bank, onder verklaring van de juistheid en
volledigheid van de aangeleverde gegevens, waaronder het gegeven dat [betrokkene 7]
een jaarinkomen ter hoogte van EUR 31.813,- geniet en/of onder verklaring dat
het onderpand door [betrokkene 7] zelf bewoond wordt en/of onder verklaring van de
juisheid van de door en/of namens [betrokkene 7] aangeleverde gegevens, d.d. 7
december 2009 te Den Haag door en/of namens voornoemde [betrokkene 7] ondertekend
en/of geparafeerd (, zulks ter bevestiging van de juistheid van deze gegevens)
(AH/218/020, p.34) en/of
e. (DE HEEMSTRAAT [A] te Den Haag)
- twee, althans een of meer, loonstro(o)k(en) betreffende de periode(s) juli
2007 en/of augustus 2007 van [betrokken bedrijf 3], gevestigd te Den
Haag, inhoudende dat [betrokkene 12] deze periode(s) als kok (telkens) 172 uur bij
dit bedrijf heeft gewerkt en/of hier netto (telkens) EUR 1.956,57 aan salaris
mee/voor heeft verdiend/gekregen, welk salaris (telkens) werd overgemaakt op
de bankrekening van deze [betrokkene 12] met nummer [rekening nummer 34] (DD/58/001-002,
p.203-204) en/of
- een werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 3], gevestigd te Den
Haag, inhoudende dat [betrokkene 12] aldaar werkzaam is als kok met een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst, met
een (totaal) bruto jaarsalaris (inclusief toeslagen) ter hoogte van EUR
35.912,16, opgemaakt, ondertekend en gestempeld door en/of namens [betrokkene 11]
en/of [betrokken bedrijf 3] in augustus 2007 (DD/57/001, p.202) en/of
- een (geretourneerde/getekende) hypotheekofferte, voor een bedrag ter hoogte
van EUR 151.875,-, ten name van [betrokkene 12] betreffende de aankoop van De
Heemstraat [A] te Den Haag, opgemaakt en ondertekend d.d. 5 september 2007
door/namens de Rabobank, onder verklaring van de juistheid en volledigheid van
de aangeleverde gegevens, waaronder een werkgeversverklaring betreffende een
baan voor onbepaalde tijd, d.d. 18 september 2007 door en/of namens voornoemde
[betrokkene 12] ondertekend en/of geparafeerd (zulks ter bevestiging van de juistheid
van deze gegevens) (DD-0056) en/of
f. (NEWTONSTRAAT [A] te Den Haag)
- twee, althans een of meer, loonstro(o)k(en) betreffende de periode(s) maart
2007 en/of augustus 2007 van [betrokken bedrijf 3], gevestigd te Den
Haag, inhoudende dat [betrokkene 10] deze periode(s) (telkens) 172 uur bij dit
bedrijf heeft gewerkt en/of hier netto (telkens) EUR 2.372,56 aan salaris
mee/voor heeft verdiend/gekregen, welk salaris (telkens) werd overgemaakt op
de bankrekening van deze [betrokkene 10] met nummer [rekening nummer 35] (DD-0050) en/of
- een werkgeversverklaring van [betrokken bedrijf 3], gevestigd te Den
Haag, inhoudende dat [betrokkene 10] aldaar werkzaam is als chefkok met een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of is aangesteld in vaste dienst, met
een (totaal) bruto jaarsalaris (inclusief toeslagen) ter hoogte van EUR
43.020,- met een vakantietoeslag van EUR 3.441,60, opgemaakt, ondertekend en
gestempeld door en/of namens [betrokkene 11] en/of [betrokken bedrijf 3] d.d. 25 april 2007
(DD-0049) en/of
- een (geretourneerde/getekende) hypotheekofferte, voor een bedrag ter hoogte
van EUR 185.625,-, ten name van [betrokkene 10] betreffende de aankoop van
Newtonstraat [A] te Den Haag, opgemaakt en ondertekend d.d. 23 augustus 2007
door/namens de Rabobank, onder verklaring van de juistheid en volledigheid van
de aangeleverde gegevens, waaronder een werkgeversverklaring betreffende een
baan voor onbepaalde tijd, d.d. 27 augustus 2007 door en/of namens voornoemde
[betrokkene 10] ondertekend en/of geparafeerd (zulks ter bevestiging van de juistheid
van deze gegevens) (DD-0048)
, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst,
zulks terwijl:
- de werkgeversverklaring(en) was/waren voorzien van onjuiste en/of valse
en/of vervalste werkgeversgegevens en/of salarisgegevens en/of was/waren
voorzien van (een) valse en/of vervalste handtekening(en) en/of stempels
(zulks ter bevestiging van de inhoud van dat/die geschrift(en)) en/of
- de salarisspecificatie(s) was/waren voorzien van onjuiste en/of
(ver)vals(t)e werkgeversgegevens en/of salarisgegevens en/of
- de (geretourneerde) (hypotheek)offerte(s) was/waren voorzien van en/of
gebaseerd op valse (salaris- en/of werkgevers-)gegevens en/of deze
(hypotheek)offerte(s) was/waren voorzien van (een) (valse) handtekening(en)
(zulks ter bevestiging van de inhoud van dat/die geschrift(en))
, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) deze geschrift(en) hebben overgelegd en/of doen en/of laten
overleggen bij de Rabobank en/of DSB Bank en/of ING bank ter verkrijging van
een hypotheek dan wel heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
deze geschriften opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) of
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd
was/waren voor zodanig gebruik;
artikel 225 lid 2 WvSr
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
((GEWOONTE-)WITWASSEN - 420BIS eerste onder b/420TER)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 maart 2007 tot en
met 31 december 2009, te Den Haag en/of Amsterdam en/of Utrecht en/of
Enschede en/of Rotterdam en/of Lijnden en/of Leeuwarden en/of Wognum en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
(een) voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) en/of één of meer
onroerende za(a)ken, te weten,
a. EUR 147.500,- en/of het pand Zaanstraat [A] te Den Haag en/of
b. EUR 185.325,- en/of het pand Van Ruysbroekstraat [A] te Den Haag en/of
c. EUR 149.500,- en/of het pand Paramaribostraat [A] te Utrecht en/of
d. EUR 146.100,- en/of het pand Nicolaas Tulpstraat [A] te Den Haag
e. EUR 151.875,- en/of het pand De Heemstraat [A] te Den Haag en/of
f. EUR 185.625,- en/of het pand Newtonstraat [A] te Den Haag
, althans een grote hoeveelheid geld en/of onroerende zaken,
witgewassen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders voornoemde voorwerpen
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik van
gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 420bis jo 420ter WvSr
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
4.
(OPLICHTING - 326 Sr ([Benadeelde partij 1] / Rechtbank Assen))
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 mei 2010 tot en
met 4 april 2012, te Assen en/of Rolde (gemeente Aa en Hunze, Drenthe) en/of
Den Haag en/of Deventer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander en/of anderen, althans alleen, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander en/of anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of
door een samenweefsel van verdichtsels,
a. [Benadeelde partij 1] en/of [slachtoffer 1] (telkens) (op valse gronde) heeft
bewogen tot de afgifte van (een) goed(eren) en/of geldbedrag(en) en/of het
aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, te weten het
betalen van (een) geldsom(men) ten bedrage van EUR 20.000,- en/of het aangaan
van een schuld ten bedrage van EUR 20.000,- of het teniet doen van een
inschuld ten bedrage van EUR 20.000,-, zijnde (telkens) een getroffen
schikking naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Assen d.d. 3
augustus 2011 (rolnummer 85397/HA ZA 11-178) en/of
b. de rechtbank Assen (op valse gronden) heeft bewogen tot de afgifte van
(een) goed(eren), te weten, een vonnis van de rechtbank Assen (rolnummer
85397/HA ZA 11-178), - onder meer - inhoudende dat [Benadeelde partij 1]
en/of [slachtoffer 1]
- dien(t)(en) mee te werken aan de levering van een onroerende zaak, te weten
een perceel in Rolde (gemeente Aa en Hunze, Drenthe) dan wel dat de levering
middels reële executie geschiedt door inschrijving in het openbare register
van genoemd vonnis dan wel betaling van vervangende schadevergoeding en/of
- tot betaling van de contractuele boete van 10% van de koopsom, zijnde EUR
13.250,- dien(t)(en) over te gaan en/of
- tot betaling van een schadevergoeding ten belope van EUR 14.100,-
dien(t)(en) over te gaan en/of
- tot betaling van de proceskosten van [medeverdachte 3], begroot op EUR 1.843,45
en/of EUR 452,- dien(t)(en) over te gaan
, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en aldaar (telkens)
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich meermalen in persoon en/of telefonisch en/of via het internet (e-mail)
en/of in geschrift heeft voorgedaan als [Alias verdachte] en/of[medeverdachte 3]
bij het aankopen van een stuk grond te Rolde (gemeente Aa en
Hunze, Drenthe) van [Benadeelde partij 1] en/of [slachtoffer 1], en/of
- namens [medeverdachte 3] (een) stuk(ken) opgesteld en/of verzonden, onder welke
de civiele dagvaarding d.d. 23 december 2010 gericht aan [Benadeelde partij 1]
en/of [slachtoffer 1], terwijl deze stukken in werkelijkheid namens [verdachte]
werden opgesteld en/of verzonden en/of waarin (een) feit(en) en/of
(een) omstandighe(i)den zijn opgesomd, welke niet conform de waarheid
wa(s)ren, en/of
- feit(en) en/of (een) omstandighe(i)den en/of (een) geschrift(en) in de
civiele procedure ingebracht die niet conform de waarheid wa(s)ren en/of
wa(s)ren opgemaakt, onder welke de (valselijke) bewering dat er sprake was van
schade wegens een doorverkoop van het perceel onroerend goed te Rolde
(gemeente Aa en Hunze, Drenthe) door [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 10] en/of een
(valselijke) aansprakelijkheidsstelling/ingebrekestelling door [medeverdachte 10]
van [medeverdachte 3] wegens het niet kunnen leveren door [medeverdachte 3], en/of
de/het geschrift(en), waaronder de (valselijk opgemaakte) koopovereenkomst
tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 10], dit alles met het doel de rechtbank
Assen en/of [Benadeelde partij 1] en/of [slachtoffer 1] te overtuigen van het
feit dat de grond al was doorverkocht, zulks terwijl dit in werkelijkheid niet
het geval was) en/of
- op valse gronden en/of met een valse hoedanigheid en/of onder een valse naam
beslag heeft gelegd op het perceel onroerend goed te Rolde (gemeente Aa en
Hunze, Drenthe) en/of
- zich voorgedaan als en/of de hoedanigheid en/of naam van [medeverdachte 3]
aangenomen/gebruikt ter civiele terechtzitting van de rechtbank Assen d.d. 14
juli 2011, terwijl in werkelijkheid verdachte, [verdachte], de procedure(s)
heeft gevoerd en/of aanwezig was ter terechtzitting,
en/of naar aanleiding waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), [Benadeelde partij 1]
en/of [slachtoffer 1] en/of de rechtbank Assen heeft bewogen tot
afgifte van (een) goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en) en/of het aangaan van
schuld of het teniet doen van een inschuld, te weten
a. de afgifte van voornoemde geldbedrag ten bedrage van EUR 20.000,-, gestort
op de derdengeldrekening van advocatenkantoor [betrokkene 3] als uitvloeisel van een
overeengekomen schikking naar aanleiding van een civiel vonnis (rolnummer
85397/HA ZA 11-178) en/of het aangaan van een schuld ten bedrage van EUR
20.000,- als uitvloeisel van een overeengekomen schikking naar aanleiding van
een civiel vonnis (rolnummer 85397/HA ZA 11-178) en/of het teniet doen van een
inschuld ten bedrage van EUR 20.000,- , gestort op de derdengeldrekening van
advocatenkantoor [betrokkene 3] als uitvloeisel van een overeengekomen schikking naar
aanleiding van een civiel vonnis (rolnummer 85397/HA ZA 11-178) en/of
b. de afgifte van voornoemde vonnis van de rechtbank Assen d.d. 3 augustus
2011 (rolnummer 85397/HA ZA 11-178);
art 326 WvSr
art 326 Wetboek van Strafrecht
5.
(POGING OPLICHTING - 326 jo 45 Sr - Rechtbank Rotterdam)
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2009 tot
en met 9 november 2010, te Rotterdam en/of Den Haag en/of Dordrecht en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen,
althans alleen, meermalen,
ter uitvoering van de/het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrij(f)(ven) om tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen de
rechtbank Rotterdam op te lichten ter verkrijging van (voor hem en/of zijn
mededader(s) (deels) toewijzende, althans gunstige) vonnissen,
heeft en/of hebben als volgt gehandeld,
hebbende hij, en/of zijn mededader(s), (telkens) met het oogmerk om zich en/of
een ander en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer)
listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
getracht de rechtbank Rotterdam te doen overgaan tot het geven van (voor hem
en/of zijn mededader(s) gunstige) vonnissen,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich meermalen telefonisch en/of in geschrift voorgedaan als [betrokkene 28],
(beweerdelijk) schuldeiser van (de erven van) [betrokkene 27], en/of hebbende
hij, verdachte en/of (één van) zijn mededader(s), te weten [Medeverdachte 11],
dochter van verdachte, zich meermalen telefonisch als de dochter of zus van
deze [betrokkene 28] voorgedaan, en/of
- een schuldbekentenis van [betrokkene 27] en/of [betrokkene 2] aan [betrokkene 28] d.d.
17 juli 2007 ten bedrage van EUR 47.000,- opgesteld en/of doen opstellen
en/of in een civiel geding gebracht en/of overgelegd en/of doen/laten brengen
en/of overleggen, (beweerdelijk) door of namens [betrokkene 27] en/of [betrokkene 21]
en/of [betrokkene 28] ondertekend (, zulks ter bevestiging van de juistheid
van de opgenomen gegevens), en/of
- namens [betrokkene 28] (een) stuk(ken) opgesteld en/of verzonden en/of doen/laten
opstellen en/of verzenden, onder welke de civiele dagvaarding d.d. 14 juli
2009 gericht aan [Slachtoffer 2], althans aan (de erven van) [betrokkene 27],
terwijl deze stukken in werkelijkheid door of namens verdachte [verdachte]
werden opgesteld en/of verzonden en/of waarin (een) feit(en) en/of (een)
omstandighe(i)den zijn opgesomd, welke niet conform de waarheid wa(s)ren, en/of
- geschermd met (een) feit(en) en/of (een) omstandighe(i)den en/of (een)
geschrift(en) die niet conform de waarheid wa(s)ren en/of wa(s)ren opgemaakt,
onder welke de (valselijke) schuldbekentenis van [betrokkene 27] en/of [betrokkene 21]
aan [betrokkene 28] (, zulks terwijl deze valselijk was opgemaakt);
- op valse gronden en/of met een valse hoedanigheid en/of onder een valse naam
beslag gelegd op het pand Klaverstraat [A] te Rotterdam en/of
- hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) ter terechtzitting van de
rechtbank Rotterdam (in de zaak met rolnummer 338914/HA ZA 09-2627) gedurende
de comparitie van partijen d.d. 28 april 2010 aangegeven tijdens een
schorsing van deze comparitie gebeld te hebben met [betrokkene 28], die zich op dat
moment (beweerdelijk) in Irak zou bevinden wegens zaken en/of welke [betrokkene 28]
toen telefonisch verklaard zou hebben dat de schuldbekentenis in drievoud is
opgemaakt en/of het getoonde exemplaar in bezit was van [betrokkene 28], terwijl de
andere 'originelen' in bezit zouden zijn van [betrokkene 2] en/of [betrokkene 27]
en/of
- de hoedanigheid en/of naam van [betrokkene 28] (valselijk) gebruikt in en/of
rondom het voeren van (een) diverse civiele procedure(s) bij de rechtbank
Rotterdam,
en/of naar aanleiding waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), de
rechtbank Rotterdam heeft bewogen tot afgifte van (een) goed(eren), te weten
- de afgifte van voornoemde (voor hem en/of zijn mededader(s) (deels)
toewijzende, althans gunstige) vonnis(sen) van de rechtbank Rotterdam d.d. 26
mei 2010 (rolnummer 338914/HA ZA 09-2627) en/of 9 november 2010 (rolnummer
362617/KG ZA 10-912)
, terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrij(f)(ven) (het
verkrijgen van een (deels) toewijzend/gunstige vonnis) niet is voltooid;
art 326 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
(OPLICHTING - 326 Sr (Rechtbank Rotterdam))
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2009
tot en met 9 november 2010, te Rotterdam en/of Den Haag en/of Dordrecht en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen,
althans alleen, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander en/of anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van
een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of
door een samenweefsel van verdichtsels,
de rechtbank Rotterdam (telkens) (op valse gronden) heeft bewogen tot de
afgifte van (een) goed(eren), te weten (een) vonnis(sen) van de rechtbank
Rotterdam d.d. 26 mei 2010 (rolnummer 338914/HA ZA 09-2627) en/of 9 november
2010 (rolnummer 362617/KG ZA 10-912)
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich meermalen telefonisch en/of in geschrift voorgedaan als [betrokkene 28],
(beweerdelijk) schuldeiser van (de erven van) [betrokkene 27], en/of hebbende
hij, verdachte en/of (één van) zijn mededader(s), te weten [Medeverdachte 11],
dochter van verdachte [verdachte], zich een of meermalen telefonisch als de
dochter of zus van deze [betrokkene 28] voorgedaan, en/of
- een schuldbekentenis van [betrokkene 27] en/of [betrokkene 2] aan [betrokkene 28] d.d.
17 juli 2007 ten bedrage van EUR 47.000,- opgesteld en/of doen opstellen en/of
in een civiel geding gebracht en/of overgelegd en/of doen/laten brengen en/of
overleggen, (beweerdelijk) door of namens [betrokkene 27] en/of [betrokkene 2]
en/of [betrokkene 28] ondertekend (, zulks ter bevestiging van de juistheid van de
opgenomen gegevens), en/of
- op naam van [betrokkene 28] (een) stuk(ken) opgesteld en/of verzonden en/of
doen/laten opstellen en/of verzenden, onder welke de civiele dagvaarding d.d.
14 juli 2009 gericht aan [Slachtoffer 2], althans aan (de erven van) [Slachtoffer 2]
, terwijl deze stukken in werkelijkheid door of namens [verdachte]
werden opgesteld en/of verzonden en/of waarin (een) feit(en) en/of (een)
omstandighe(i)den zijn opgesomd, welke niet conform de waarheid wa(s)ren, en/of
- geschermd met (een) feit(en) en/of (een) omstandighe(i)den en/of (een)
geschrift(en) die niet conform de waarheid wa(s)ren en/of wa(s)ren opgemaakt,
onder welke de (valselijke) schuldbekentenis van [betrokkene 27] en/of [betrokkene 21]
aan [betrokkene 28] (, zulks terwijl deze valselijk was opgemaakt) en/of
- op valse gronden en/of met een valse hoedanigheid en/of onder een valse naam
beslag gelegd op het pand Klaverstraat [A] te Rotterdam en/of
- hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) ter terechtzitting van de
rechtbank Rotterdam (in de zaak met rolnummer 338914/HA ZA 09-2627) gedurende
de comparitie van partijen d.d. 28 april 2010 aangegeven tijdens een schorsing
van deze comparitie gebeld te hebben met [betrokkene 28], die zich op dat moment
(beweerdelijk) in Irak zou bevinden wegens zaken en/of welke [betrokkene 28] toen
telefonisch verklaard zou hebben dat de schuldbekentenis in drievoud is
opgemaakt en/of het getoonde exemplaar in bezit was van [betrokkene 28], terwijl de
andere 'originelen' in bezit zouden zijn van [betrokkene 2] en/of [betrokkene 27]
en/of
- de hoedanigheid en/of naam van [betrokkene 28] (valselijk) gebruikt in en/of
rondom het voeren van (een) diverse civiele procedure(s) bij de rechtbank
Rotterdam,
en/of naar aanleiding waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), de
rechtbank Rotterdam heeft bewogen tot afgifte van (een) goed(eren), te weten
- de afgifte van voornoemde vonnis(sen) van de rechtbank Rotterdam d.d. 26 mei
2010 (rolnummer 338914/HA ZA 09-2627) en/of 9 november 2010 (rolnummer
362617/KG ZA 10-912);
art 326 WvSr
art 326 Wetboek van Strafrecht
6.
(POGING OPLICHTING - 326 jo 45 Sr - [Slachtoffer 2])
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari 2009
tot en met 9 november 2010, te Rotterdam en/of Den Haag en/of Dordrecht en/of
elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen,
althans alleen, meermalen,
ter uitvoering van de/het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrij(f)(ven) om tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, [Slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3], zijnde de erven van [Slachtoffer 2]
, op te lichten,
heeft en/of hebben als volgt gehandeld,
hebbende hij, en/of zijn mededader(s), (telkens) met het oogmerk om zich en/of
een ander en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer)
listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
getracht [Slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3], zijnde de erven
van [betrokkene 27], (telkens) (op valse gronden) te bewegen tot de afgifte van
(een) goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en) en/of het aangaan van een schuld
en/of het teniet doen van een inschuld, te weten het betalen van (een)
geldsom(men) ten bedrage van EUR 47.000,-, althans een geldbedrag, en/of het
aangaan van een schuld ten bedrage van EUR 47.000,- en/of het teniet doen van
een inschuld ten bedrage van EUR 47.000,- en/of het doen van afstand van de
erfenis van [betrokkene 27] en/of het overdragen van, althans het onder de
waarde verkopen van, het pand Klaverstraat [A] te Rotterdam,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen en aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich meermalen telefonisch en/of in geschrift voorgedaan als [betrokkene 28],
(beweerdelijk) schuldeiser van (de erven van) [betrokkene 27], en/of hebbende
hij, verdachte en/of (één van) zijn mededader(s), te weten [Medeverdachte 11],
dochter van verdachte, zich meermalen telefonisch als de dochter of zus van
deze [betrokkene 28] voorgedaan, en/of
- een schuldbekentenis van [betrokkene 27] en/of [betrokkene 2] aan [betrokkene 28] d.d.
17 juli 2007 ten bedrage van EUR 47.000,- opgesteld en/of doen opstellen
en/of in een civiel geding gebracht en/of overgelegd en/of doen/laten brengen
en/of overleggen, (beweerdelijk) door of namens [betrokkene 27] en/of [betrokkene 21]
en/of [betrokkene 28] ondertekend (, zulks ter bevestiging van de juistheid
van de opgenomen gegevens), en/of
- namens [betrokkene 28] (een) stuk(ken) opgesteld en/of verzonden en/of doen/laten
opstellen en/of verzenden, onder welke de civiele dagvaarding d.d. 14 juli
2009 gericht aan [Slachtoffer 2], althans aan (de erven van) [betrokkene 27],
terwijl deze stukken in werkelijkheid door of namens verdachte [verdachte]
werden opgesteld en/of verzonden en/of waarin (een) feit(en) en/of (een)
omstandighe(i)den zijn opgesomd, welke niet conform de waarheid wa(s)ren, en/of
- geschermd met (een) feit(en) en/of (een) omstandighe(i)den en/of (een)
geschrift(en) die niet conform de waarheid wa(s)ren en/of wa(s)ren opgemaakt,
onder welke de (valselijke) schuldbekentenis van [betrokkene 27] en/of [betrokkene 21]
aan [betrokkene 28] (, zulks terwijl deze valselijk was opgemaakt);
- op valse gronden en/of met een valse hoedanigheid en/of onder een valse naam
beslag gelegd op het pand Klaverstraat 120c te Rotterdam
- hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) ter terechtzitting van de
rechtbank Rotterdam (in de zaak met rolnummer 338914/HA ZA 09-2627) gedurende
de comparitie van partijen d.d. 28 april 2010 aangegeven tijdens een
schorsing van deze comparitie gebeld te hebben met [betrokkene 28], die zich op dat
moment (beweerdelijk) in Irak zou bevinden wegens zaken en/of welke [betrokkene 28]
toen telefonisch verklaard zou hebben dat de schuldbekentenis in drievoud is
opgemaakt en/of het getoonde exemplaar in bezit was van [betrokkene 28], terwijl de
andere 'originelen' in bezit zouden zijn van [betrokkene 2] en/of [betrokkene 27]
en/of
- de hoedanigheid en/of naam van [betrokkene 28] (valselijk) gebruikt in en/of
rondom het voeren van (een) diverse civiele procedure(s) bij de rechtbank
Rotterdam,
en/of naar aanleiding waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), [Slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3], zijnde de erven van [Slachtoffer 2]
, hebben getracht te doen bewegen tot de afgifte van (een)
goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en) en/of het aangaan van een schuld en/of
het teniet doen van een inschuld, te weten het betalen van (een) geldsom(men)
ten bedrage van EUR 47.000,-, althans een geldbedrag, en/of het aangaan van
een schuld ten bedrage van EUR 47.000,- en/of het teniet doen van een
inschuld ten bedrage van EUR 47.000,- en/of het doen van afstand van de
erfenis van [betrokkene 27] en/of het overdragen van, althans het onder de
waarde verkopen van, het pand Klaverstraat [A] te Rotterdam,
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrij(f)(ven) niet is voltooid;
art 45 jo 326 WvSr
art 326 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

2.HR 19 december 2005, NJ 1996, 249; HR 30 maart 2004, NJ 2004, 376
3.HR 23 november 2010 ECLI:NL:HR:2010:BN0578