ECLI:NL:RBDHA:2015:6693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
09/797387-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van ADO-supporters voor geweld in familievak tijdens voetbalwedstrijd

Op 12 juni 2015 heeft de Rechtbank Den Haag acht ADO-supporters veroordeeld voor hun betrokkenheid bij een vechtpartij op 5 mei 2013 in het familievak van het Kyocera-stadion tijdens de wedstrijd ADO Den Haag tegen Feyenoord. De rechtbank legde taakstraffen op van zestig uur, met uitzondering van één supporter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van dertig uur kreeg vanwege eerdere geweldsmisdrijven. De vechtpartij ontstond toen ADO-supporters een scheidingshek met geweld openbraken en geweld gebruikten tegen Feyenoord-supporters en stadionpersoneel. De rechtbank weegt mee dat de verdachten al stadionverboden en geldboetes van de KNVB hadden gekregen, wat strafverminderend werkte. Een van de verdachten werd vrijgesproken van openlijke geweldpleging omdat niet bewezen kon worden dat hij het geweld had aangewakkerd. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de strafvervolging, ondanks de verdediging die schendingen van procesrechten aanvoerde. De rechtbank concludeerde dat de straffen lager waren dan geëist door de officier van justitie, maar dat de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de uiteindelijke beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797387-13
Datum uitspraak: 12 juni 2015
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te[geboorteplaats],
BRP-adres: [adres][woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 mei 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.J. Kemkers en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. H.W. van Eeuwijk, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 05 mei 2013 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het Kyocera voetbalstadion (gelegen aan Haags Kwartier 55), althans een stadion en/of op of aan een openbare weg (Haags Kwartier 55) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen (te weten een of meerdere steward(s) van ADO Den Haag en/of een of meer supporters (al dan niet van Feyenoord) en/of kinderen) en/of tegen goederen, te weten een hekwerk (gelegen tussen de Haaglandentribune en de familie-/gezinstribune) en/of een scheidingswand, welk geweld bestond uit het
- meermalen slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die supporters en/of
- meermalen (met kracht) duwen van die supporters en/of kinderen (ten gevolge waarvan die supporter(s) en/of kinderen op de tribune naar beneden vielen) en/of
- meermalen slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die stewards en/of
- geven van een elleboogstoot in het gezicht/tegen het lichaam van een steward en/of
- knijpen van en/of bijten van een of meer steward(s) en/of
- meermalen (met kracht) duwen tegen en/of trekken en/of rukken aan en/of trappen tegen voornoemd hek.

3. De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De verdediging heeft, kort gezegd, betoogd dat er vier gronden zijn die de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) meebrengen, namelijk i) schending van het ne bis in idem beginsel, ii) schending van het beginsel van berechting binnen een redelijke termijn, iii) schending van het gelijkheidsbeginsel en iv) een perspublicatie met uitlatingen van het OM.
Voorop gesteld kan worden dat de niet-ontvankelijkverklaring van het OM wegens strijd met beginselen van een behoorlijke procesorde slechts kan volgen indien sprake is van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan (Zwolsman-criterium, zie: Hoge Raad 19 december 1995, NJ 1996, 249).
3.1
Schending van het ne bis in idem beginsel
De verdediging heeft betoogd dat het OM niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat er, kort gezegd, sprake is van schending van het ‘ne bis in idem’ beginsel. Daartoe is aangevoerd dat verdachte naar aanleiding van het onderhavige incident van de KNVB een stadionverbod en een geldboete heeft gekregen, welke sancties volgens de verdediging als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 van het EVRM zijn aan te merken. De verdediging heeft in dat verband aansluiting gezocht bij het arrest van de Hoge Raad d.d. 3 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:434) betreffende het alcoholslotprogramma (verder: ASP).
De rechtbank overweegt als volgt. In voornoemd arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat artikel 68 Wetboek van Strafrecht in het desbetreffende geval niet van toepassing was , omdat er geen sprake is van - kort gezegd - meerdere onherroepelijke beslissingen van de strafrechter. De Hoge Raad overweegt vervolgens dat er bij het opleggen van het ASP een uitzonderlijke – van andere gevallen waarin een bestuursrechtelijk en strafrechtelijk traject samenlopen, afwijkende – situatie voordoet die op gespannen voet staat met het aan artikel 68 Wetboek van Strafrecht ten grondslag liggende beginsel. Daardoor is er in dat uitzonderlijke geval sprake van strijd met de beginselen van een goede procesorde wanneer de verdachte op grond van hetzelfde feit een onherroepelijk geworden verplichting tot deelname aan het ASP is opgelegd en daarnaast strafrechtelijk wordt vervolgd, aldus de Hoge Raad.
De rechtbank stelt vast dat in het onderhavige geval geen sprake is van onherroepelijke beslissing van de strafrechter, zodat artikel 68 Wetboek van Strafrecht niet van toepassing is. Er is evenmin sprake een uitzonderlijk geval, als bedoeld in voornoemd arrest van Hoge Raad waardoor sprake zou kunnen zijn van strijd met de beginselen van een goede procesorde. Er is namelijk geen sterke gelijkenis tussen een strafrechtelijke veroordeling en een door de KNVB opgelegd stadionverbod en boete. Daartoe verwijst de rechtbank naar de zogenaamde Engel-criteria (EHRM 8 juni 1976,
NJ1978/223 (
Engel/Nederland)), die betrekking hebben op de vraag of sprake is van een “criminal charge” in de zin van artikel 6 lid 1 EVRM, te weten:
Is de handhaving van de overtreden norm als strafrechtelijk aan te merken naar geldend recht?
Wat is de aard van het verweten handelen?
Wat is de aard en zwaarte van de maatregel die met de overtreding wordt geriskeerd?
Naar het oordeel van de rechtbank strandt het beroep op artikel 6 EVRM reeds op het eerste criterium. Een ieder die een toegangsbewijs aanschaft voor een voetbalwedstrijd sluit hierdoor een civielrechtelijke overeenkomst met de KNVB en de betreffende voetbalclub en accepteert en verbindt zich daarmee aan de door de KNVB en voetbalclubs opgestelde regels, voorwaarden en aan de eventuele sancties op het overtreden daarvan. De regels zijn dus niet een ieder verbindend maar gelden slechts voor degenen die zich tevoren – door aankoop van een toegangsbewijs – vrijwillig verbinden aan de algemene voorwaarden. Verdachte heeft door zijn gedrag de algemene voorwaarden van de KNVB overtreden en is daarmee ten opzichte van de KNVB tekortgeschoten in nakoming van de door aankoop van het toegangsbewijs gesloten overeenkomst.
Daarop heeft de KNVB aan verdachte overeenkomstig de standaard-voorwaarden een stadionverbod en een boete opgelegd. Deze, niet door een rechter opgelegde, civielrechtelijke sancties zijn naar het oordeel van de rechtbank niet als een ‘criminal charge’ aan te merken.
Dat de KNVB de informatie omtrent het gedrag van verdachte tijdens de voetbalwedstrijd ADO Den Haag – Feyenoord van politie of justitie heeft gekregen en dat er overleggen plaatsvinden tussen justitie en de KNVB doet aan het vorenstaande niet af. Het verweer wordt verworpen.
3.2
Schending van het beginsel van berechting binnen een redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat ingevolge vaste jurisprudentie de redelijke termijn aanvangt op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht, waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het OM een strafvervolging zal worden ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is die termijn in deze zaak aangevangen op het moment dat verdachte is aangehouden op 21 mei 2013.
Het relevante tijdsverloop in onderhavige zaak is dan ook 2 jaar en 8 dagen, in welke periode de zaak enkele maanden stil heeft gelegen. Er is dan ook sprake van schending van de redelijke termijn. Met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) is de rechtbank evenwel van oordeel dat deze overschrijding niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het OM. Het verweer wordt aldus verworpen.
3.3
Schending van het gelijkheidsbeginsel
De verdediging heeft betoogd dat het OM voorts niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien, kort gezegd, sprake is van schending van de beginselen van een behoorlijke strafprocesorde bij de vervolgingsbeslissing, te weten het gelijkheidsbeginsel, meer in bijzonder het verbod op willekeur. De verdediging heeft betoogd de schending bestaat uit het vervolgen van verdachte en de acht medeverdachten, terwijl andere ADO Den Haag supporters en Feyenoord supporters die betrokken waren bij de geweldplegingen niet worden vervolgd.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek strafrechtelijke vervolging moet plaatsvinden. Deze beslissing leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen is plaats voor een niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde, waaronder begrepen het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank dient te beoordelen of hier sprake is van onverenigbaarheid met een redelijke en billijke belangenafweging. Zij dient de vraag te beantwoorden of hier sprake is van het uitzonderlijke geval, dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen, dat met de vervolging van deze personen enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. Aan dit oordeel worden zware motiveringseisen gesteld. De door de verdediging gestelde feiten moeten feitelijk juist zijn en het standpunt van het Openbaar Ministerie moet expliciet meegewogen worden.
Voor wat betreft de ADO Den Haag supporters overweegt de rechtbank dat uit de camerabeelden en het procesdossier weliswaar blijkt dat er meer dan de negen gedagvaarde ADO Den Haag supporters betrokken waren bij het geweld, maar dat er dit opzicht geen sprake is van ‘gelijke gevallen’. Dit volgt reeds uit het feit dat verdachte, zoals hierna nog aan de orde zal komen, wel is herkend, zowel door de politie als op de camerabeelden. Andere bij het geweld betrokken ADO Den Haag supporters zijn niet herkend of geïdentificeerd, waardoor het niet mogelijk is hen te vervolgen.
Voor wat betreft de Feyenoord-supporters overweegt de rechtbank dat uit het procesdossier blijkt dat zij op de familietribune aanwezig waren. Hun aanwezigheid is in strijd met de verplichte bus-combi voor Feyenoord-supporters en in strijd met de regels van de gezinstribune. Uit het procesdossier blijkt echter ook dat de Feyenoord-supporters niet als zodanig uiterlijk herkenbaar gekleed gingen. Verder blijkt uit het procesdossier dat de ADO Den Haag supporters en niet de Feyenoord-supporters de confrontatie hebben geïnitieerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van hetgeen door de verdediging is aangevoerd niet (voldoende) aannemelijk is geworden dat er sprake is van een zodanige overeenstemming van zaken op het punt van de haalbaarheid en van de opportuniteit dat daaruit de conclusie moet worden getrokken dat in het onderhavige geval het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Feiten of omstandigheden die de rechtbank tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aannemelijk geworden.
3.4
Publicatie in het AD Haagsche Courant
Op 26 mei 2015 is in het AD Haagsche Courant een artikel gepubliceerd met de kop “
OM: ‘Supporters sloegen kinderen van de tribune af’”. In dit artikel staat vermeld dat negen verdachten kinderen hebben geschopt en geslagen en dat deze kinderen daardoor naar beneden zijn gevallen. Deze informatie is volgens dat artikel afkomstig van ‘de aanklager’. In het artikel staat de naam de aanklager echter niet vermeld.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betwist dat over de onderhavige zaak enig persbericht is uitgegaan en dat de informatie in het artikel afkomstig is van het OM.
Gelet op het vorenstaande is voor de rechtbank onvoldoende vast komen te staan dat de informatie uit het artikel daadwerkelijk afkomstig is van het OM, zodat het verweer reeds hierom wordt verworpen. Geheel ten overvloede merkt de rechtbank op dat, indien de informatie wél afkomstig zou zijn geweest van het OM, de inhoud van het artikel niet van dien aard is dat dit tot niet-ontvankelijkverklaring van het OM zou moeten leiden.
3.5
Conclusie
De rechtbank acht het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van verdachte.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op zondag 5 mei 2013 werd in het Kyocera-stadion te Den Haag, gelegen aan Haags Kwartier 55, de voetbalwedstrijd ADO Den Haag – Feyenoord gespeeld. Omstreeks 12.45 uur scoorde ADO Den Haag 1-0, waarna het in vak O van de Haaglandentribune onrustig werd. Een groep van ongeveer zestig ADO-supporters is kort hierna via de trap tussen de vakken N en O naar beneden gelopen. Deze groep heeft vervolgens meermalen het compartimenteringshek heen-en-weer bewogen door hieraan met kracht te duwen en te trekken, waarna het hek het begaf en opensloeg. Hierbij is de grondplaat volledig losgekomen en zijn de metalen vergrendelingspennen, het slot en de slotplaat verbogen. Een groep van 40 supporters is via het geforceerde hek doorgelopen naar vak N, de familie-/gezinstribune (hierna: familievak). Hierdoor ontstond een dermate onveilige situatie op het familievak dat medewerkers van het stadion, de politie en de ME hebben moeten ingrijpen. Nadat de supporters uiteen waren gedreven, keerde de rust terug. [2]
Verdachte heeft zich ter terechtzitting, voor wat betreft het feit, op zijn zwijgrecht beroepen.
De zaak draait in essentie om de vragen of er geweld is gebruikt tegen personen, welke rol verdachte in dat geheel heeft gespeeld en of verdachte een zodanig significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd dat hij zich tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat bewezen wordt verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feite heeft begaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
4.4.1
Geweld tegen personen
4.4.1.1 De bevindingen
Verbalisant [verbalisant], werkzaam als voetbalcoördinator, heeft vanuit de commandopost in het stadion gezien dat een groep ADO-supporters het familievak op ging en dat families en kinderen veiligheid zochten. Meerdere stewards probeerden de ADO-supporters tegen te houden. Een groep van ongeveer 20 ADO-supporters liep tot bovenin het gezinsvak. Vijf ADO-supporters van deze groep begonnen kennelijk en opzettelijk met kracht een groep van negen supporters te schoppen en te slaan. Meer supporters verlieten daarop in allerijl de gezinstribune. Hierbij vielen volwassenen en kinderen van de trap. [3]
4.4.1.2 De aangiftes
[aangever 1] heeft verklaard dat hij tijdens de wedstrijd als steward werkzaam was in het familievak. Hij zag een groep Feyenoordsupporters op de tribune zitten, die rustig naar de wedstrijd aan het kijken was. Nadat ADO een punt had gescoord, zag aangever dat een groep harde-kern-supporters van ADO de tribune op kwam rennen. Enkele ADO-supporters liepen naar de groep Feyenoordsupporters toe en begonnen te vechten. Een van de ADO-supporters, die volgens aangever helemaal door het lint ging, kwam op aangever af lopen. Aangever probeerde hem tegen te houden, maar de supporter rukte zich los en gaf aangever een elleboog op diens rechterkaak. [4]
[aangeefster 2]heeft ook verklaard dat zij tijdens de wedstrijd als steward werkzaam was in het familievak, alwaar de sfeer prima was. Zij zag plots dat twee jongens de trap op renden, naar mensen toe liepen en begonnen te slaan. Aangeefster probeerde een van de jongens vast te maken, maar hij wist te ontkomen en rende naar beneden. Aangeefster rende achter hem aan, waarna de jongen weer omhoog liep. Aangeefster ging voor hem staan en vertelde hem dat hij naar beneden moest lopen. Hierbij had zij de reling vast. De jongen zei tegen haar dat zij opzij moest gaan. Hij pakte haar hand vast en kneep daarin. Ook pakte de jongen haar jas vast. Aangeefster moest de reling loslaten, omdat de jongen erg hard kneep, waardoor hij aangeefster alsnog kon passeren. [5]
[aangever 3] heeft verklaard dat hij tijdens de wedstrijd werkzaam was als leidinggevende en eindverantwoordelijke voor het Lex Schoenmakervak, voorheen het familievak. Nadat ADO Den Haag 1-0 scoorde, zag aangever twee supporters over een stuk plexiglas, dat uitsteekt tussen de Haaglandentribune en het familievak, klimmen. Aangever rende direct op de supporters af en werd meteen opzij geduwd. Een van de supporters gaf aangever een klap tegen diens ribbenkast en een schop tegen diens scheenbeen. Aangever rende achter de supporter aan. Toen aangever de supporter te pakken kreeg, beet hij in aangevers arm. [6]
4.4.1.3 De getuigen
De politie heeft telefonisch contact kunnen leggen met enkele Feyenoordsupporters uit het familievak. Zij hebben, voor zover relevant, het volgende verklaard. [slachtoffer 1] heeft van de ADO-supporters meerdere klappen gehad, [slachtoffer 2]heeft een trap in zijn rug gekregen, [slachtoffer 3] heeft een duw gekregen als gevolg waarvan hij enkele rijen naar beneden is gevallen en [slachtoffer 4] heeft twee klappen in zijn gezicht gehad. [7] Geen van hen heeft aangifte willen doen. De[getuige 1] [slachtoffer 2]en [getuige 3] hebben gezien dat meerdere Feyenoordsupporters klappen hebben gekregen. [8]
4.4.1.4 Tussenconclusie
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat tegen meerdere (Feyenoord-) supporters en stewards geweld is gebruikt, namelijk schoppen, slaan, bijten, duwen en het geven van een elleboog in het gelaat van een van die stewards. Voorts is er geweld tegen goederen gebruikt, namelijk door het duwen en trekken aan het hekwerk waardoor dit is beschadigd.
Verder overweegt de rechtbank dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te oordelen dat ook geweld is gebruikt tegen kinderen, zodat verdachte in elk geval van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
4.5
De rol van verdachte
[aangeefster 2] beschrijft de ADO-supporter die haar in de hand heeft geknepen als een blanke jongen van ongeveer 20 jaar oud met een goud-/bruinkleurige jas. [9] Verdachte is door meerdere verbalisanten op camerabeelden herkend, waarbij is waargenomen dat verdachte, als een van de eerste personen in het familievak, een goud-/bruinkleurige jas droeg en meermalen in contact is gekomen met stewards die hem proberen tegen te houden door hen vast te pakken wanneer hij op en neer loopt binnen het familievak. [10] De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, van uit dat het verdachte is geweest die [aangeefster 2]heeft geknepen. Ook is op de camerabeelden waargenomen dat verdachte verschillende omstanders heeft geduwd op de familietribune. [11]
4.6
Conclusie
De rechtbank is op grond van voorgaande feiten en omstandigheden van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ook de overige, na te noemen geweldshandelingen, zullen bewezen worden verklaard nu sprake was van een situatie waarin verdachte met andere ADO-supporters het familievak is binnengedrongen alwaar een vechtpartij is ontstaan waaraan verdachte een bewuste en wezenlijke bijdrage heeft geleverd en waarvoor hij dus als deelnemer aan dit openlijke geweld verantwoordelijk kan worden gehouden.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 05 mei 2013 te 's-Gravenhage, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het Kyocera voetbalstadion (gelegen aan Haags Kwartier 55), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen (te weten stewards van ADO Den Haag en supporters (al dan niet van Feyenoord) en tegen goederen, te weten een hekwerk (gelegen tussen de Haaglandentribune en de familie-/gezinstribune), welk geweld bestond uit het
- meermalen slaan en/of schoppen tegen het lichaam van die supporters en
- meermalen (met kracht) duwen van die supporters (ten gevolge waarvan
een vandie supporters op de tribune naar beneden viel) en
- slaan en schoppen tegen het lichaam van
een vandie stewards en
- geven van een elleboogstoot in het gezicht/tegen het lichaam van een steward en
- knijpen van en/of bijten van stewards en
- meermalen (met kracht) duwen tegen en trekken en rukken aan en trappen tegen voornoemd hek.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 120 uur.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging gewezen op de omstandigheid dat verdachte reeds een geldboete en een stadionverbod van de KNVB opgelegd heeft gekregen. Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat de Feyenoord-supporters zich ook niet onbetuigd hebben gelaten en dat instanties belast met de toegangscontrole en veiligheid steken hebben laten vallen.
De raadsman acht, in het geval van een bewezenverklaring, een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel passend.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte is tijdens een voetbalwedstrijd tussen ADO Den Haag en Feyenoord met andere ADO-supporters het familievak op gegaan en heeft aldaar deelgenomen aan een vechtpartij. Verdachte was een van de eerste supporters die het vak op kwam en hij heeft daarbij geweld gebruikt jegens een steward. Openlijk geweld, zoals hier aan de orde, is een ernstig misdrijf. Er wordt inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en voorts worden gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving aangejaagd. De rechtbank acht het kwalijk dat geweld is gebruikt tegen stewards. De rechtbank acht het daarnaast bijzonder kwalijk dat de groep waarvan verdachte deel uitmaakte een gezinstribune op is gestormd, waar veel kinderen en ouders met jonge kinderen zaten. Op deze tribune is angst en paniek uitgebroken. Kinderen en ouders zijn van dichtbij geconfronteerd met geweld, waarbij sommige kinderen ook zijn gevallen als gevolg van de door de ADO-supporters veroorzaakte situatie. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan
De rechtbank ziet geen strafverminderende omstandigheden in de gedragingen van de Feyenoord-supporters noch in het al dan niet tekortschieten van de met de toegangscontrole en veiligheid belaste instanties. Het zijn immers verdachte en diens mede-ADO-supporters geweest die de fysieke confrontatie hebben opgezocht door het gezinsvak te betreden, waar het groepje Feyenoord-supporters zat. Voor dergelijke vormen van eigenrichting is geen enkel excuus.
De rechtbank constateert dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 april 2015 niet eerder voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld.
Als strafverminderende omstandigheden houdt de rechtbank rekening met de schending van het beginsel van behandeling van een zaak binnen een redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte van de KNVB reeds een geldboete en een stadionverbod opgelegd heeft gekregen.
Alles afwegende en gelet op de straffen die in het algemeen voor dergelijke misdrijven plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank een taakstraf van 60 uur, met aftrek van het voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient om verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Gezien het tijdsverloop ziet de rechtbank aanleiding om de proeftijd te stellen op 1 jaar.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
30 (DERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht bij tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
1 (ÉÉN) MAAND;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde:
zich voor het einde van de hierbij op
1 (ÉÉN) JAARvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Fetter, voorzitter,
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, rechter,
mr. D.E. Alink, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. S.N. Huliselan en J. Alsemgeest, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 juni 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1512 2013089904, van de politie Haaglanden, Centrale Taken, Arrestantenzorg, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 337).
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2013, blz. 273-275; proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2013, blz. 271 en 272; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 5 mei 2013, blz. 260 en 261; proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2013, p. 310-311.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2013, blz. 271 en 272.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1]d.d. 18 mei 2013, blz. 245 en 246.
5.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] d.d. 16 mei 2013, blz. 247-249.
6.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3]d.d. 10 mei 2013, blz. 255-257.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, blz. 264; proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, blz. 265; proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, blz. 266; proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2013, blz. 270.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, blz. 263; proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, blz. 265; proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2013, blz. 269.
9.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] d.d. 16 mei 2013, blz. 248.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2013, blz. 277; proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2013, blz. 300.
11.proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2013, blz. 301.