In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Iraakse vrouw, een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van haar huwelijk met een in Nederland verblijvende echtgenoot. De rechtbank constateert dat eiseres en haar echtgenoot, die een afgeleide asielvergunning heeft, niet in staat zijn om zich te herenigen in Spanje, waar de asielaanvraag oorspronkelijk behandeld zou moeten worden. De rechtbank wijst op de slechte veiligheidssituatie in Irak en het feit dat er een besluit- en vertrekmoratorium geldt voor dat land. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de humanitaire aspecten van de situatie van eiseres en haar echtgenoot, vooral gezien de aanstaande geboorte van hun kind. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en verplicht deze om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukt dat de eenheid van het gezin een belangrijke rol speelt in de beoordeling van asielaanvragen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eiseres niet adequaat zijn gewogen in het bestreden besluit, en dat er onvoldoende aandacht is besteed aan artikel 17 van de Verordening 604/2013, dat de mogelijkheid biedt om in bijzondere gevallen af te wijken van de standaardprocedures.