6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer 1], een medepatiënt in GGZ Delfland. Verdachte heeft de hals en neus van [slachtoffer 1] zolang dichtgeknepen, dat hij is overleden. Verdachte heeft [slachtoffer 1] van zijn kostbaarste bezit - het leven - beroofd en zijn nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Voorts heeft verdachte tweemaal geprobeerd [slachtoffer 2], eveneens medepatiënt van verdachte, op dezelfde wijze van het leven te beroven. Verdachte heeft [slachtoffer 2] daardoor onbeschrijflijke angst aangejaagd en doen vrezen voor zijn leven. Dit heeft een enorme impact gehad op [slachtoffer 2].
De persoon van verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Uit de voormelde rapporten van psychiaters en psycholoog en uit het milieurapport dat op 11 januari 2015 door reclasseringswerker D.J.M. Boers van GGZ Palier over verdachte is opgesteld blijkt dat het gedrag van verdachte veranderde na het overlijden van zijn neef en een goede vriend een aantal jaren geleden. Verdachte werd hard en afstandelijk, accepteerde geen hulp en er ontstonden spanningen in zijn studentenhuis. Hoewel verdachte verhuisde naar een ander studentenhuis en zijn studie en bijbaan goed verliepen, werd door een aantal incidenten in 2013 en 2014 duidelijk dat het niet goed met hem ging. Het vervaardigen van zijn eindscriptie in 2014 viel verdachte vervolgens zeer zwaar. Na drie maanden op hoge toeren te hebben gedraaid, kreeg verdachte een onvoldoende voor zijn eindproduct en moest hij binnen één maand een aanvulling maken om alsnog een voldoende te krijgen. Verdachte nam teveel hooi op zijn vork en kreeg stressklachten. Hij was hele nachten wakker, sprak hardop tegen zichzelf en zegde zijn werk af. In de week voor zijn opname in GGZ Delfland werd het zijn moeder duidelijk dat het goed mis was met verdachte. Hij zag er onverzorgd uit en maakte een euforische indruk. Kort hierna werd verdachte in verwarde toestand aangetroffen in een filiaal van de Leen Bakker in Delft. Verdachte werd opgenomen op een crisisafdeling van GGZ Delfland en pleegde de tweede avond/nacht dat hij daar was, geheel onder invloed van een psychose, de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 31 juli 2014, waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Recidiverisico, zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden
Ten aanzien van de kans op recidive heeft Marx in zijn Pro Justitia-rapport van 15 januari 2015 gerapporteerd dat schizofrenie een ernstige, chronische ziekte is, die zich kenmerkt door al dan niet langdurig bestaande psychotische perioden, met daartussen mogelijke psychosevrije intervallen en - in een aanzienlijk deel van de ziektegevallen - een proces waarin na elke psychotische episode de cognitieve en emotionele kwaliteiten afnemen.
Marx heeft gerapporteerd dat verdachte opmerkelijk snel en heftig kan ontregelen en dan komt tot ernstige geweldsdoorbraken. Voorts heeft Marx gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van enig ziektebesef, maar dat de ernst van de ziekte nog niet volledig tot hem lijkt te zijn doorgedrongen. Volgens Marx is het maar de vraag of verdachte zijn antipsychotica blijft gebruiken. Voorts heeft Marx erop gewezen dat verdachte zich beter kan voordoen dan feitelijk het geval is, waardoor overvraging en nieuwe (psychotische) decompensatie op de loer ligt. Alles overwegend schat Marx de kans op recidive als hoog in.
In zijn Pro Justitia-rapport van 29 april 2015 heeft Marx gerapporteerd dat door behandelaars van het PPC Scheveningen naar voren is gebracht dat sprake was van een dubieuze medicatie-inname door verdachte en dat door behandelaars van het PPC Vught is gemeld dat verdachte zijn medicatie wel inneemt, maar dat hij er soms aan moet worden herinnerd door de groepsleiding. Ten aanzien van de zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden heeft Marx naar voren gebracht dat de behandeling van schizofrenie complex en langdurig is en dat de basis voor een succesvolle behandeling wordt gevormd door antipsychotische medicatie. Daarnaast vormen psycho-educatie, het opstellen van een signaleringsplan, het leren omgaan met beperkingen en abstinentie van middelen belangrijke behandeldoelen.
Bij de rechter-commissaris heeft Marx erop gewezen dat verdachte veel baat zal hebben bij een goede, stabiele behandelrelatie, waarbij de behandelaar de kleine, subtiele signalen die op een psychose wijzen, op tijd kan oppakken en daarnaar kan handelen.
Schilder heeft in zijn Pro Justitia-rapport van 14 januari 2015 naar voren gebracht dat hij de kans op recidive hoog acht als verdachte niet medicatietrouw zou blijken te zijn. Schilder heeft erop gewezen dat achterdocht medicatie-ontrouw met zich kan brengen. De bevindingen van Schilder ten aanzien van de zorgprognose en de beïnvloedingsmogelijkheden komen voor het overige grotendeels overeen met de bevindingen van Marx.
Ook Offermans heeft gerapporteerd dat het recidivegevaar hoog is indien verdachte niet behandeld zou worden. Hij heeft evenwel, anders dan Marx en Schilder, gerapporteerd dat verdachte inmiddels zoveel ziekte-inzicht heeft, dat hij bereid is zeer langdurig medicatie tot zich te nemen en actief te participeren in behandelingen als psycho-educatie, psychomotore therapie, gezinstherapie en delictscenarioprocedure.
Ook bovengenoemde conclusies acht de rechtbank inzichtelijk en gedegen onderbouwd. De rechtbank neemt de conclusies dan ook over en maakt die tot de hare met dien verstande dat op grond daarvan de rechtbank vast stelt dat het ziektebesef en ziekte-inzicht bij verdachte in ontwikkeling zijn en dat het recidiverisico van verdachte kan worden ingeschat als hoog, als hij niet medicatietrouw is. De basis voor een succesvolle behandeling van verdachte wordt blijkens voormelde rapporten gevormd door antipsychotische medicatie, in combinatie met psycho-educatie, het opstellen van een signaleringsplan, het leren omgaan met beperkingen en abstinentie van middelen.
Welke maatregel moet aan verdachte worden opgelegd?
Marx, Schilder en Offermans hebben naar voren gebracht dat behandeling in een klinische setting noodzakelijk is voor verdachte. Voorts zijn alle deskundigen van oordeel dat een behandeling van een jaar te kort is om een goed oordeel te kunnen vormen over het beloop van een mogelijk schizofrene ontwikkeling en de invloed van de medicatie op lange termijn, zodat de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet geïndiceerd is. Voorts wordt het beveiligingsniveau in een psychiatrisch ziekenhuis ontoereikend geacht. De rechtbank onderschrijft dit.
Waarover de standpunten van de deskundigen, de officier van justitie en de verdediging uiteenlopen, is de vraag of aan verdachte TBS met dwangverpleging of TBS met voorwaarden moet worden opgelegd.
Marx heeft geadviseerd aan verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. Hij heeft daarbij gewezen op de ernst van de stoornis, de hoge kans op recidive en het benodigde beveiligingsniveau van de kliniek waar verdachte zal verblijven. Verdachte heeft zich niet voortdurend aan medicatievoorschriften gehouden en niet te voorspellen is of verdachte medicatietrouw zal zijn buiten de gecontroleerde situatie waarin hij zich thans bevindt. Marx heeft gerapporteerd dat het gevaar van een nieuwe psychotische ontregeling dreigt als verdachte met zijn medicatie stopt. Omdat een dergelijke ontregeling in het geval van verdachte snel kan ontstaan en aanleiding kan geven tot (zeer) agressief gedrag, is verdachte naar het oordeel van Marx aangewezen op een behandelsetting met een zeer hoog beveiligingsniveau, waarvoor de maatregel TBS met voorwaarden ontoereikend is. Ter terechtzitting van 20 mei 2015 heeft Marx tevens verklaard dat de mogelijkheden om verdachte in het kader van TBS met voorwaarden dwangmedicatie toe te dienen beperkter zijn dan in het kader van TBS met dwangverpleging.
Schilder heeft op grond van dezelfde argumenten als Marx geadviseerd aan verdachte de maatregel TBS met dwangverpleging op te leggen. Schilder heeft gerapporteerd dat een klinische setting met een hoog zorg- en beveiligingsniveau, waar verdachte gedurende lange tijd kan worden gevolgd en behandeld, is aangewezen en dat TBS met dwangverpleging de enige maatregel is waarbinnen dit kan worden gerealiseerd. Bij de rechter-commissaris heeft Schilder verklaard dat zijn oorspronkelijke advies TBS met voorwaarden luidde, maar dat argumenten om toch te adviseren TBS met dwangverpleging op te leggen gelegen zijn in de ernst van de delicten, het grote herhalingsgevaar, de aanwezige kans op medicatie-ontrouw of –weigering, en daarmee een verhoogde kans op een nieuwe psychose. De inschatting van Schilder is dat het zorg- en beveiligingsniveau in een TBS met voorwaarden-kliniek, een Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK), te gering is.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de belangrijkste argumenten voor Marx en Schilder om TBS met dwangverpleging te adviseren, liggen in de vereiste duur van de behandeling, mogelijke medicatie-ontrouw van verdachte en - daarmee samenhangend - het benodigde hoge beveiligingsniveau van de kliniek waar verdachte zal verblijven.
Ten aanzien van de vereiste duur van de behandeling overweegt de rechtbank dat de maximale duur van TBS met voorwaarden sinds 1 september 2010 negen jaar bedraagt. Marx heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het goed zou kunnen dat er binnen vier jaar behandeling een stabiele relatie is, met daarbinnen een voldoende geborgd behandelcontact, maar dat het van vele factoren afhankelijk is wat de uiteindelijke behandelduur zal worden. Aan zogenoemde longstay denkt hij niet.
Offermans heeft ter terechtzitting verklaard dat hij afhankelijk van diverse omstandigheden inschat dat voor een intramurale behandeling van verdachte twee tot drie jaar nodig is en dat de behandeling in elk geval binnen negen jaar te redden moet zijn.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de behandelduur van verdachte geen doorslaggevende factor mag zijn om de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen.
Ten aanzien van de mogelijke medicatie-ontrouw van verdachte overweegt de rechtbank dat de twijfels van Marx en Schilder voornamelijk zijn gebaseerd op de omstandigheden dat verdachte in het PPC Den Haag heeft geweigerd medicatie in te nemen en dat verdachte in het PPC Vught weleens is vergeten zijn medicatie in te nemen. Ten aanzien van de periode in het PPC Den Haag overweegt de rechtbank evenwel dat verdachte zich op dat moment in een psychotische episode bevond en dacht dat hij zou worden vergiftigd door de medicatie. Schilder heeft bij de rechter-commissaris bevestigd dat het bekend is dat deze zogenoemde paranoïde psychotische fase een moeilijke fase is, omdat iemand ervan overtuigd kan zijn dat hij wordt vergiftigd. Schilder heeft voorts verklaard dat het er een stuk beter uitziet als iemand zijn medicatie eenmaal slikt en zich voegt naar de voorgestelde behandeling. In het kader hiervan wijst de rechtbank op het behandelplan van het PPC Vught van 4 mei 2015, waarin staat beschreven dat verdachte zijn medicatie dagelijks vrijwillig inneemt. Verdachte heeft bovendien ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is levenslang medicatie in te nemen. Daarbij komt dat medicatie-inname blijkens de toelichting van Offermans ter terechtzitting ook binnen de setting van TBS met voorwaarden strikt kan worden gecontroleerd. In het licht hiervan is de rechtbank van oordeel dat het risico van medicatieontrouw niet zodanig is dat dit in de weg staat aan het opleggen van de maatregel van TBS met voorwaarden.
Marx en Schilder hebben naar voren gebracht dat verdachte, in het geval dat een nieuwe psychotische ontregeling dreigt, is aangewezen op een behandelsetting met een zeer hoog beveiligingsniveau. De maatregel van TBS met voorwaarden is volgens hen in dit verband ontoereikend.
Offermans heeft dit zowel in zijn rapport als ter terechtzitting weersproken. Zo heeft Offermans ter terechtzitting, in aanvulling op zijn rapport, naar voren gebracht dat de FPK Inforsa (waarvoor het IFZ Amsterdam ten aanzien van verdachte een indicatie heeft afgegeven) verschillende beveiligingsniveaus kan bieden, waaronder het niveau ‘hoog’, dat inhoudt dat verdachte geen vrijheden heeft en binnen de hekken van de instelling moet blijven. Offermans heeft verklaard dat in de FPK Inforsa zowel mensen met TBS met voorwaarden, als met TBS met dwangverpleging verblijven en dat de FPK Inforsa naar zijn oordeel een voor de hand liggende keuze is voor verdachte. Daarnaast heeft Offermans aangegeven dat het personeel in een FPK vergelijkbaar is met personeel in TBS-klinieken en dat het personeel erin getraind is om met patiënten als verdachte om te gaan. Tot slot heeft Offermans naar voren gebracht dat er ook in een FPK als Inforsa mogelijkheden zijn om een dwangbehandeling toe te passen, zoals dwangmedicatie, plaatsing op een high care afdeling en plaatsing in een separeercel met als uiterste middel de omzetting van de TBS met voorwaarden in een TBS met dwangverpleging. Offermans komt dan ook tot de conclusie dat een klinische behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden voldoende waarborgen biedt.
W. Bouwman, reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Palier, heeft in zijn maatregelenrapport van 18 mei 2015 naar voren gebracht dat het gevaars- en recidiverisico van verdachte wordt ingeschat als hoog, maar dat de reclassering van mening is dat een behandeling binnen een FPK afdoende is om dit risico op adequate wijze te managen. Wel maakt het hoge recidiverisico waar de deskundigen vanuit gaan dat verdachte behandeld dient te worden in een FPK met een hoog beveiligingsniveau, met daarbij voldoende structuur en controle op onder andere zijn medicatiegebruik. Gezien de heftigheid van zowel de psychose als de delicten zal verdachte volgens de reclassering langdurig en intensief behandeld moeten worden. De reclassering ziet het steunsysteem van verdachte als beschermende factor. Hij heeft goed contact met zijn moeder, broer en zus, is gemiddeld intelligent en toont tijdens de gesprekken met de reclassering enig ziektebesef en –inzicht.
De reclassering acht een behandeling in het kader van de maatregel TBS met voorwaarden,
die aanvangt in een FPK met een hoog beveiligingsniveau, een adequate mogelijkheid om het recidiverisico terug te dringen. Tijdens een behandeling in een FPK zal blijken óf en zo ja, in welk tempo het beveiligingsniveau kan worden afgebouwd, waarbij veel zal afhangen van de houding van verdachte ten aanzien van zijn behandeling.
Ter terechtzitting van 20 mei 2015, waar Bouwman als deskundige is gehoord, heeft deze naar voren gebracht dat de intake-coördinator van de FPK Inforsa in het vereiste beveiligingsniveau van verdachte geen reden heeft gezien om verdachte niet aan te nemen . Dit is met name gelegen in de houding van verdachte in het PPC Vught, waar verdachte volgens zijn behandelaar zijn medicatie inneemt, meedoet met de Liberman module (omgaan met psychotische symptomen), gesprekken voert met de psycholoog en goed meewerkt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ook het voor verdachte vereiste hoge beveiligingsniveau niet in de weg staat aan het opleggen van de maatregel TBS met voorwaarden.
Bouwman heeft in zijn maatregelenrapport voorts naar voren gebracht dat verdachte te kennen heeft gegeven open te staan voor behandeling binnen een forensische klinische setting en akkoord te gaan met de door de reclassering opgestelde voorwaarden en plan van aanpak, alsmede zich te zullen voegen naar het oordeel van de behandelaars en onder andere zijn medewerking te zullen verlenen aan de therapieën en het maken van een delictanalyse.
Ter terechtzitting heeft Bouwman medegedeeld dat verdachte waarschijnlijk op 3 juni 2015 kan worden opgenomen in FPK Inforsa en dat er in dat geval geen overbruggingsplaatsing nodig is. Bouwman heeft daarbij opgemerkt dat hij de bijzondere voorwaarde genoemd onder 2 in zijn rapport in zoverre wil aanpassen, dat verdachte dient mee te werken aan een overbruggingsplaatsing tot het moment van opname in de FPK Inforsa, ook indien dit een plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) is. Dit voor het geval dat een opname in de FPK Inforsa per 3 juni 2015 toch niet haalbaar mocht zijn.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 mei 2015 verklaard dat hij er vanuit gaat dat hij de rest van zijn leven antipsychotica moet slikken, maar dat hij dit over heeft voor een gezond leven. Verdachte heeft verklaard dat hij de komende periode zal werken aan het opstellen van een signaleringsplan en het vergroten van inzicht in zijn stoornis. Verdachte is reeds begonnen met het volgen van de Liberman-module “omgaan met psychotische symptomen”, zodat hij al kan aangeven wat voor hem waarschuwingssignalen van een eventuele nieuwe psychose zijn. Hij heeft voorts verklaard dat hij vertrouwen heeft in de toekomst en dat hij stapje voor stapje naar meer vrijheden wil toewerken.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 mei 2015 verklaard dat hij bereid is de door de reclassering opgestelde algemene en bijzondere voorwaarden (inclusief de aanvulling van Bouwman ter terechtzitting) na te leven.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank tot slot van oordeel dat verdachte niet vrijwillig in het kader van een TBS met voorwaarden in een behandelsetting verblijft. Verdachte zal zich immers dienen te houden aan de voorwaarden en binnen de FPK Inforsa zijn bovendien dwangmaatregelen mogelijk. Mochten er op enig moment toch ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de ter beschikking gestelde zich zodanig heeft gedragen dat alsnog zijn verpleging zal worden gelast, waar de rechtbank niet vanuit gaat, dan kan de officier van justitie zijn aanhouding bevelen en vervolgens een vordering tot voorlopige verpleging indienen bij de rechter-commissaris (art. 509i Sv). Als de ter beschikking gestelde de door de rechtbank gestelde algemene en bijzondere voorwaarden niet naleeft of als anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zulks eist, kan de rechtbank bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege wordt verpleegd (art. 38c Sr).
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van TBS met voorwaarden
- in aanmerking genomen de ernst van de feiten en de ernst van verdachtes ziektebeeld onder invloed waarvan de feiten zijn begaan - met voldoende waarborgen met betrekking tot de beveiliging van de samenleving is omkleed. Zij zal dan ook deze maatregel onder de hierna te vermelden algemene en bijzondere voorwaarden opleggen nu de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van deze maatregel eist.
Daarbij overweegt de rechtbank nog expliciet dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan misdrijven gericht tegen dan wel gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
De rechtbank zal bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank zal voorts de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van het moment dat verdachte klinisch is opgenomen in de FPK Inforsa aan de Duivendrechtsekade 55 te Amsterdam, of een soortgelijke instelling, dan wel klinisch is opgenomen op een overbruggingsplaats (in afwachting van het moment van opname in de FPK Inforsa of een soortgelijke instelling) ook als dit inhoudt plaatsing in een FPC.