ECLI:NL:RBDHA:2015:6216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
1 juni 2015
Zaaknummer
C-09-484753 - FA RK 15-1910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van omgangsregeling en gezag in een complexe echtscheidingssituatie met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang met hun minderjarige kinderen te ontzeggen. De moeder stelt dat de kinderen ernstig getraumatiseerd zijn door hun ervaringen tijdens de relatie met de vader, die volgens haar geestelijke en lichamelijke mishandeling met zich meebracht. De vader verzoekt op zijn beurt om het eenhoofdig gezag over de kinderen en om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder verzoekschriften en pleitnotities, en heeft een gecombineerde behandeling van de verzoeken van beide ouders plaatsgevonden.

De rechtbank overweegt dat de minderjarigen momenteel onder toezicht staan van de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland en dat er bij hen trauma is vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vader om het gezag te wijzigen niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende omstandigheden zijn die een wijziging rechtvaardigen. De rechtbank wijst ook het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang te ontzeggen af, omdat dit gebrek aan belang heeft, gezien de reeds bestaande ontzegging tot omgang die voortvloeit uit eerdere beschikkingen.

De rechtbank heeft wel een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder verplicht is om de vader zesmaal per jaar te informeren over de ontwikkelingen van de kinderen. De rechtbank achtte het niet nodig om een dwangsom op te leggen, omdat de moeder heeft aangegeven bereid te zijn om aan deze regeling te voldoen. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 15-1910
Zaaknummer: C/09/484753
Datum beschikking: 29 mei 2015

Ontzegging recht op omgang / verbod recht op contact

Beschikking op het op 13 maart 2015 ingekomen verzoek van:

[de moeder],

de moeder,
wonende te[woonplaats],
advocaat: mr. J.E. de Wijn te Hoofddorp.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vader],

de vader,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. H.R. Carrière te Haarlem.

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

gevestigd te Katwijk.
hierna te noemen: Jeugdbescherming

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man;
  • de brief d.d. 13 april 2015, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
Op 24 april 2015 heeft ter terechtzitting van deze rechtbank een gecombineerde behandeling plaatsgevonden van zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling (zaaknummer C/09/484739, JE RK 15-495). Hierbij zijn verschenen: de ouders, ieder met hun eigen advocaat en mevrouw [naam] namens Jeugdbescherming west Zuid-Holland. Tevens was aanwezig mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming. Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd. Op het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling is bij afzonderlijke beschikking d.d.
28 april 2015 beslist.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot wijziging van na te melden beschikking in die zin dat de moeder verzoekt:
primair: de vader het recht op omgang/contact met na noemen minderjarigen te ontzeggen;
subsidiair: het recht van de vader op contact op te schorten in afwachting van de resultaten
van de behandeling van na te noemen minderjarigen door drs. [naam].
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt de verzoeken van de vrouw af te wijzen. Voorts verzoekt de vader zelfstandig:
primair:
- te bepalen dat de vader met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen
wordt belast;
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal
zijn;
en bij afwijzing van vorenstaande verzoeken:
- een zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen bij de vader zijn:
iedere week van woensdag uit school tot vrijdag naar school alsmede om de
week het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school;
- de helft van de schoolvakanties en margedagen van school, waarvan drie
weken aaneengesloten in de zomervakantie, waarbij de verdeling aansluit
op of aan het reguliere zorg- en opvoedingsweekend;
- de helft van de algemene feestdagen, waarvan in ieder geval met
Sinterklaas, Kerstmis, Pasen in de oneven jaren op de eerste feestdag en
Oud en Nieuw per jaar afgewisseld;
- bijzondere gelegenheden zoals de verjaardagen van de minderjarigen (bij
toerbeurt) te beginnen in 2015 bij de man, Vaderdag en de verjaardag van
de man;
- althans een zorgregeling vast te stellen die de rechtbank redelijk acht
waarbij het halen en brengen tussen de ouders bij helfte wordt gedeeld,
- vaststelling van een informatie- en consultatieregeling waarbij de vader bij
iedere zich daarvoor lenende relevante gelegenheid die zich voordoet op
deugdelijke wijze wordt geconsulteerd door de moeder en de vader
maandelijks door de moeder op deugdelijke wijze per e-mail, brief, sms,
whatsapp of anderszins schriftelijk wordt geïnformeerd over de (sociale)
ontwikkelingen, activiteiten, gezondheid en medische zaken van de
minderjarigen, met bepaling dat de vader binnen twee weken na de datum van de te wijzen beschikking voor het eerst wordt geïnformeerd, althans een regeling die de rechtbank juist acht, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere keer nadat de moeder, nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft om aan de in deze te wijzen beschikking te voldoen, een en ander zonder maximum vast te stellen,
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
subsidiair:
- te bepalen dat de vrouw een dwangsom van € 5.000,-- verbeurt
voor iedere keer dat zij, nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in
gebreke blijft om aan de in de te wijzen beschikking vast te leggen
zorgregeling te voldoen, een en ander zonder maximum vast te stellen,
uitvoerbaar bij voorraad;
- te bepalen dat de man de in deze te wijzen beschikking vast te leggen
zorgregeling ten uitvoer mag leggen met behulp van de sterke arm, nadat de
vrouw, nadat twee dagen na betekening zijn verstreken, in gebreke blijft om
aan de in deze te wijzen beschikking te voldoen, uitvoerbaar bij voorraad;
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
- De minderjarigen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige [de minderjarige 1] uit. De
moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige [de minderjarige 2] belast.
- De minderjarigen zijn bij beschikking d.d. 20 september 2013 van de kinderrechter
in deze rechtbank onder toezicht gesteld van Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-
Holland (thans Stichting Jeugdbescherming West). De ondertoezichtstelling is verlengd tot 20 september 2015.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 4 oktober 2013 is het verzoek van de vader
tot vaststelling van een zorg/omgangsregeling afgewezen en is de vader het recht op
contact/omgang met de minderjarigen ontzegd, met dien verstande dat het de
Stichting Bureau Jeugdzorg (thans Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland)
vrij staat, indien zij daartoe mogelijkheden ziet, het contact/de omgang weer op te
starten.

Beoordeling

De moeder verzoekt aan de vader het recht op contact met de minderjarigen te ontzeggen. De moeder voert hiertoe aan dat de minderjarigen ernstig getraumatiseerd zijn door hun ervaringen tijdens de samenleving van de ouders, waarin volgens moeder sprake was van geestelijke en lichamelijke mishandeling. De minderjarigen worden thans door de moeder binnen haar netwerk opgevoed. Het gaat goed met de minderjarigen zolang er geen fysieke en emotionele confrontatie met de vader plaatsvindt. Wanneer de minderjarigen geconfronteerd worden met de mogelijkheid van contact met de vader veroorzaakt dit ernstige terugval in het opgebouwde gevoel van veiligheid. Voorts voert de moeder aan dat de vader kennelijk ongeschikt moet worden geacht tot omgang. De moeder stelt daartoe dat vader de problemen van de minderjarigen niet erkent en daarmee zijn eigen aandeel in de problemen van de minderjarigen ontkent. Dit maakt iedere vorm van een herstel van contact onmogelijk. De moeder is van mening dat de vader respect moet hebben voor de behoefte van de minderjarigen aan rust. De moeder stelt dat zij wel bereid is mee te werken aan omgang als dit door de minderjarigen zonder angst zou kunnen worden ervaren.
De minderjarigen geven echter signalen die vragen om rust en het afhouden van contact.
Het afdwingen van contact, zoals volgens de moeder de Jeugdbescherming beoogt, zal daarom een ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke en/of lichamelijke ontwikkeling van de minderjarigen en is daarmee in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen, aldus moeder.
De vader heeft verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen en hem met het eenhoofdig gezag te belasten over de minderjarigen en daarmee de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem te bepalen. De vader stelt daartoe dat de moeder al jaren volhardt in haar houding om de minderjarigen bij de vader weg te houden en er ondanks alle ingeschakelde (gedwongen) hulpverlening geen enkele vooruitgang is geboekt. Zelfs in het kader van de ondertoezichtstelling is het niet gelukt de omgang tussen de vader en de minderjarigen op gang te brengen. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank dient te onderzoeken welke mogelijkheden de wet biedt om het belang van de minderjarigen voorop te stellen. De vader verwijst hierbij naar de uitspraak van de Hoge Raad van
17 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:91). In deze uitspraak is uitdrukkelijk bepaald dat het enkele feit dat de ene ouder bezwaren heeft tegen de omgang, geen omstandigheid is die tot gevolg heeft dat de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind of anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind en dat dat feit geen grond kan zijn om de andere ouder en het kind hun recht op omgang met elkaar te ontzeggen. De vader stelt dat de weigering van de moeder om mee te werken aan de totstandkoming van de omgangsregeling niet door objectieve gegevens wordt ondersteund. De vader meent dan ook dat de enige maatregel die er daadwerkelijk voor zorgt dat omgang zal plaatsvinden een wijziging in het gezag is in die zin dat de vader het eenhoofdig gezag zal uitoefenen. Voldoende gebleken is dat de minderjarigen ernstig lijden onder de situatie. De minderjarigen zijn al ernstig klem en verloren geraakt in de strijd van moeder tegen vader. De vader meent dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij hun hoofdverblijf bij hem zullen hebben omdat hij – in tegenstelling tot de moeder – bereid is in het belang van de minderjarigen te handelen. De vader is ook praktisch in staat om de dagelijkse zorg voor de minderjarigen op zich te nemen. De vader meent dat de minderjarigen bij de moeder zodanig opgroeien dat hun geestelijke belangen en/of gezondheid ernstig worden bedreigd doordat zij mogelijkheden tot contactherstel afhoudt. Bovendien is het zo dat andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of zullen falen gezien de houding en de handelswijze van de moeder.
Indien de verzoeken van de vader tot wijziging van het gezag en daarmee de hoofdverblijfplaats worden afgewezen, verzoekt hij om vaststelling van een zorg- c.q. omgangsregeling. De vader is zich ervan bewust dat zal moeten worden toegewerkt naar de door hem gevraagde zorgregeling. De vader is bereid de adviezen en aanwijzingen van de Jeugdbescherming op te volgen en de omgang op te bouwen via bijvoorbeeld het Omgangshuis. Omdat de vader er van uit gaat dat de moeder ook deze vast te stellen regeling niet na zal komen, vraagt hij om oplegging van een dwangsom. Tevens wenst de vader op de hoogte gehouden te worden over het wel en wee van de minderjarigen. Ondanks dat de plicht van de moeder om de vader te informeren uit de wet volgt, doet de moeder dit niet. De vader verzoekt daarom om vaststelling van een informatie- en consultatieregeling, met ook daarbij oplegging van een dwangsom.
Door de Jeugdbescherming en de Raad is verklaard dat wijziging van het gezag in eenhoofdig gezag bij de vader, waarmee ook hun hoofdverblijfplaats bij vader zal zijn, thans niet in het belang van de minderjarigen is. Bij de minderjarigen is trauma vastgesteld en tevens staat vast dat zij niet naar vader willen. Daarmee moet rekening worden gehouden. Om de minderjarigen bij moeder weg te halen is erg rigoureus, zeker gelet op de angsten die bij de minderjarigen bestaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het verzoek van de vader om hem, in plaats van de moeder, met het eenhoofdig gezag over de minderjarige [de minderjarige 2] te belasten is gegrond op artikel 1:253c Burgerlijk Wetboek (BW). Ten aanzien van [de minderjarige 1] over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, gelden de criteria van artikel 1:251a jo 1:253n BW. De rechtbank is van oordeel dat (nog) geen sprake is van omstandigheden als genoemd in deze artikelen die zouden kunnen [geboorteplaats] tot een wijziging in het gezag. Bij de huidige stand van zaken – de ondertoezichtstelling wordt gecontinueerd en de ouders hebben verklaard bereid te zijn met elkaar in gesprek te gaan bij De Waag – acht de rechtbank het niet in het belang van de minderjarigen dat het gezag over hen wordt gewijzigd en de vader het eenhoofdig gezag over hen zal uitoefenen. Evenmin acht de rechtbank het in het belang van de minderjarigen dat hun hoofdverblijfplaats wordt gewijzigd. Ten aanzien van de subsidiair door de vader verzochte zorg- c.q. omgangsregeling overweegt de rechtbank dat contactherstel tussen vader en de minderjarigen zal moeten plaatsvinden in het kader van de ondertoezichtstelling.
De gezinsvoogd dient te bepalen op welke wijze en met welke frequentie de contacten dienen plaats te vinden, zo nodig door middel van begeleide omgang. Ten aanzien van het beroep van de vader op de uitspraak van de Hoge Raad van 17 januari 2014 is de rechtbank van oordeel dat, anders dan in genoemde uitspraak, hier geen sprake is van “het enkele feit” dat de moeder niet meewerkt aan contactherstel, nu voldoende aannemelijk is geworden dat er bij de minderjarigen sprake is van een traumatische beleving of herinnering aan de vader waarmee ook door de Jeugdbescherming rekening wordt gehouden. Bovendien heeft de rechtbank daadwerkelijke middelen ingezet om tot contactherstel te komen, zoals de ondertoezichtstelling van de minderjarigen. Daarbij komt dat partijen thans bereid zijn in gesprek te gaan bij De Waag om de gebeurtenissen die (mogelijk) tot trauma hebben geleid bij de kinderen samen te bespreken. Het verzoek tot vaststelling van een zorg- c.q. omgangsregeling wordt gelet op het voorgaande afgewezen. De rechtbank zal wel de door de vader verzochte informatieregeling vaststellen, nu de rechtbank dat in het belang van de minderjarigen acht. De rechtbank acht oplegging van een dwangsom niet nodig nu de moeder heeft aangegeven in de brief aan Bureau Jeugdzorg (thans Jeugdbescherming west Zuid-Holland) d.d. 10 december 2014 dat zij daartoe bereid is.
Het verzoek van de moeder om de vader het recht op omgang te ontzeggen wijst de rechtbank af wegens gebrek aan belang. Immers, het verzoek van de vader tot vaststelling van een zorg- c.q. omgangsregeling wordt afgewezen. Bovendien blijft de ondertoezichtstelling gehandhaafd en daarmee ook de reeds bestaande ontzegging tot omgang zoals verwoord in de beschikking van deze rechtbank d.d. 4 oktober 2013.
Beslissing
De rechtbank:
*
wijst de verzoeken van de moeder af;
*
bepaalt dat de moeder met ingang van 1 juni 2015 de vader zesmaal per jaar, te weten om de twee maanden, per e-mail informatie zal verschaffen over de (sociale) ontwikkelingen, activiteiten, gezondheid en medische zaken van de minderjarigen en daarbij zal voegen een kopie van het laatste schoolrapport en een goed gelijkende recente kleurenfoto van elk van de minderjarigen:
- [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], en
- [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
en verklaart deze informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders door de vader verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C. U-A-Sai, A.M.A. Keulen, A.E.J. Satink, kinderrechters, bijgestaan door P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2015.