In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2015 uitspraak gedaan in een incident tot ondervrijwaring. De eiseres, Goeiemode B.V., had VCS in vrijwaring opgeroepen in verband met een hoofdzaak die was aangespannen door Converse Inc. en All Star C.V. tegen Goeiemode en VCS. Converse beschuldigde beide partijen van merkinbreuk op basis van hun merkregistraties. Goeiemode vorderde in de hoofdvrijwaringszaak een verklaring voor recht dat VCS tekort was geschoten in de nakoming van hun koopovereenkomst door schoenen te leveren die inbreuk maakten op de merkrechten van Converse. VCS voerde aan dat zij recht had om een derde, EN-S Sports, in ondervrijwaring op te roepen, omdat deze partij de schoenen had geleverd die in de hoofdzaak ter discussie stonden. De rechtbank oordeelde dat VCS voldoende recht en belang had om EN-S Sports in ondervrijwaring op te roepen, ondanks de bezwaren van Goeiemode dat dit de gelijktijdige behandeling van de hoofdzaak in gevaar zou kunnen brengen. De rechtbank wees de vordering van VCS toe en veroordeelde Goeiemode in de kosten van het incident. Dit vonnis benadrukt de mogelijkheid van ondervrijwaring in het kader van merkinbreukzaken en de noodzaak om de belangen van alle betrokken partijen in overweging te nemen.