In deze zaak vordert eiser, die strafrechtelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 maanden en schadevergoedingsmaatregelen van € 47.979,55, dat de Staat der Nederlanden wordt verboden om de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen. Eiser stelt dat hij nooit een aanschrijving van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) heeft ontvangen, waardoor hij geen betalingsregeling heeft kunnen treffen. Het CJIB heeft eiser echter aangeschreven op zijn laatst bekende adres in Nederland, maar deze aanschrijving is als onbestelbaar retour gekomen. Eiser was per 22 oktober 2010 ingeschreven in België en heeft zich medio 2010 uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie in Nederland. Na zijn terugkeer in Nederland is hij op 4 september 2014 aangehouden en ondergaat hij zijn gevangenisstraf. De Staat voert aan dat het CJIB conform de Aanwijzing executie heeft gehandeld en dat eiser geen recht heeft op een betalingsregeling omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had. De voorzieningenrechter oordeelt dat het CJIB niet onrechtmatig heeft gehandeld door de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen, aangezien eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij recht had op een betalingsregeling. De vordering van eiser wordt afgewezen en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.