ECLI:NL:RBDHA:2015:4735
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep inzake VAR-loon uit dienstbetrekking voor thuiszorgwerkzaamheden
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een thuiszorgondernemer, en verweerder, die een VAR-loon uit dienstbetrekking had afgegeven voor het jaar 2014. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een VAR-Winst uit onderneming (VAR-WUO) en stelde dat zij haar werkzaamheden als zelfstandig ondernemer verrichtte. Verweerder handhaafde de VAR-loon uit dienstbetrekking, waarop eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 6 maart 2015 werd eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door andere personen.
De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Eiseres stelde dat zij belang had bij het beroep vanwege een aanslag inkomstenbelasting en de mogelijkheid van een schadevergoeding voor gederfde inkomsten. De rechtbank oordeelde echter dat de VAR betrekking heeft op een afgerond jaar en dat het jaar 2014 inmiddels was verstreken. Hierdoor had eiseres geen procesbelang meer bij de procedure. De rechtbank verwierp de argumenten van eiseres en concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. B. van Eeuwijk.