ECLI:NL:RBDHA:2015:4552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
C/09/484020 / KG RK 15-470
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2015 een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster die zich onterecht benadeeld voelde in een procedure betreffende het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter. De verzoekster stelde dat er sprake was van partijdigheid van de rechters, omdat er verwarring was ontstaan door een opmerking op de rolagenda. De wrakingskamer oordeelde dat de ontstane verwarring geen gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid opleverde. De rechters hadden geen redenen gezien om het wrakingsverzoek gegrond te verklaren en gaven aan dat de communicatie met de betrokken partijen correct was verlopen. De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was, en dat de rechters hun taken op een onafhankelijke wijze hadden uitgevoerd. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2015/16
zaak-/rolnummer: 484020 / KG RK 15-470
procedurenummers: C/09/461568 / FA RK 14-1692
datum beschikking: 23 maart 2015
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.H. Ruys;
strekkende tot wraking van:
mr. N.B. Verkleij,
mr. D.R. van der Meer,
mr. M.P. Verloop,
rechters in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbenden:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden te Den Haag,
de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland,
locatie Katwijk,
[pleegouder 1] en [pleegouder 2],de pleegouders
.

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1
Op de zitting van 17 december 2014 heeft de behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden van het verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, ertoe strekkende verzoekster te ontheffen te uit het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter.
1.2
Na afloop van de zitting is de uitspraakdatum gesteld op 28 januari 2015. De uitspraak is vervolgens uitgesteld tot 4 februari 2015. De uitspraak is op 4 februari 2015 voor een tweede maal aangehouden. Bij faxbericht van 5 februari 2015 heeft de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland (hierna: Jeugdbescherming) de rechtbank verzocht om een verklaring van de vertraging in het doen van uitspraak.
1.3
Bij brieven van 10 februari 2015 heeft de rechtbank met opgaaf van redenen aan partijen medegedeeld dat de uitspraak is aangehouden tot 18 februari 2015.
1.4
Bij faxbericht van 13 februari 2015 heeft Jeugdbescherming de rechtbank verzocht nieuwe informatie te mogen aanvoeren. Bij brieven van 16 februari 2015 heeft de rechtbank partijen verzocht te reageren op deze fax. Op 23 februari 2015 heeft de rechtbank de reacties van de Raad voor de Kinderbescherming en de pleegouders ontvangen.
1.5
Op 25 februari 2015 is het verzoek tot wraking van de rechters bij de rechtbank ingekomen. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van het door de rechters en de griffier opgemaakte proces-verbaal van de terechtzitting van 17 december 2014.
1.6
Mr. Verkleij heeft, mede namens mrs. Van der Meer en Verloop, op 2 maart 2015 schriftelijk een reactie op het wrakingsverzoek gegeven en geconcludeerd tot afwijzing.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

Op 9 maart 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoekster en haar gemachtigde zijn, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. De griffier van de wrakingskamer heeft de gemachtigde ter zitting nog gebeld, maar geen contact gekregen. De rechters zijn niet verschenen. Namens Jeugdbescherming is C. Beunje verschenen. Voorts is verschenen [pleegouder 2].

3.Het standpunt van verzoeker

Verzoekster heeft aan het wrakingsverzoek - verkort en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat uit de rol-agenda van de rechtbank volgt dat op 5 februari 2015 een stuk van Jeugdbescherming is ontvangen met als aantekening “jbw reden uitstel beschikking”. Uit navraag bij de griffie blijkt dat Jeugdbescherming heeft verzocht om uitstel van de beschikking. Dit stuk is, aldus verzoekster, ten onrechte niet aan haar (gemachtigde) doorgezonden. Dit is een indicatie dat Jeugdbescherming achter de rug van verzoekster om zich met de rechtbank verstaat. Doordat de rechtbank verzoekster hiervan niet op de hoogte brengt gaat zij hiermee akkoord.
Bij brief van 16 februari 2015 heeft mevrouw Meijer een fax van Jeugdbescherming van 13 februari 2015 doorgestuurd aan verzoekster. Hierin staat: “zoals telefonisch aangeboden en afgesproken wil ik hierbij relevante informatie aanvoeren die anders is dan ten tijde van de zitting.”. Hieruit blijkt volgens verzoekster dat er contact is geweest tussen Jeugdbescherming en de rechtbank over de inhoud van de zaak en ook dat er afspraken zijn gemaakt over het aanvoeren van relevante informatie. Een griffiemedewerker heeft de gemachtigde van verzoekster tussen neus en lippen door laten weten dat het verzoek tot ontheffing voor toewijzing gereed ligt en dit bevestigt dat verzoekster geen eerlijk proces krijgt.
Tenslotte blijkt uit de rolagenda dat erop 23 februari nog twee stukken zijn binnengekomen die niet zijn gedeeld met de gemachtigde van verzoekster. De rechters worden gewraakt op grond van het voorgaande wegens de schijn van partijdigheid en afwezigheid van onafhankelijkheid.

4.Het standpunt van de rechters

De rechters hebben meegedeeld geen redenen te zien voor gegrondverklaring van het wrakingsverzoek en daartoe –zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De fax van Jeugdbescherming die in het roljournaal is vermeld als “jwb reden uitstel beschikking” hield geen verzoek tot uitstel van de uitspraak in maar de vraag waarom de uitspraak een aantal malen was aangehouden. Bij de brief van 10 februari 2015 waarin de rechtbank aangaf wat de redenen voor het aanhouden van de uitspraak waren is kennelijk per abuis nagelaten de fax van 5 februari mee te zenden aan verzoekster.
Vervolgens heeft de gezinsvoogd naar de rechtbank gebeld en gesproken met een griffier. Zoals uit haar meegezonden verslag blijkt dat nadat de rechtbank in haar ogen relevante informatie vanuit de gezinsvoogd had bereikt, de griffier de gemachtigde van verzoekster daarvan direct telefonisch in kennis heeft gesteld en heeft aangekondigd dat de informatie nog schriftelijk zou worden bevestigd en de gemachtigde de gelegenheid zou krijgen daarop te reageren. De griffier ontkent tegen de gemachtigde te hebben gezegd dat het verzoek tot ontheffing voor toewijzing gereed zou liggen.
In een verzoekschriftprocedure kan een rechter in het verloop van de procedure aanleiding vinden om na de mondelinge behandeling een nieuwe mondelinge behandeling te gelasten of partijen de gelegenheid te geven zich nader schriftelijk uit te laten

5.De beoordeling

5.1
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3
Uit het dossier in de hoofdzaak kan het hiervoor opgenomen procesverloop worden afgeleid. Uit het overgelegde faxbericht van Jeugdbescherming van 5 februari 2015 blijkt dat is verzocht om een reden van het aanhouden van de uitspraak en dat juist is verzocht om een spoedige uitspraak. De wrakingskamer stelt vast dat in dit geval de afkorting “jbw reden uitstel beschikking” in de rolagenda heeft geleid tot verwarring. Hieruit volgt echter niet dat de rechtbank informatie buiten het proces heeft willen houden of dat de rechtbank achter verzoeksters rug om contact heeft gehad met andere partijen. Hoewel het faxbericht ten onrechte niet aan partijen is doorgezonden, levert dit geen grond op voor de conclusie dat de vrees voor partijdigheid van de rechters gerechtvaardigd is. Het faxbericht van 13 februari 2015 is wel aan partijen verzonden en aan partijen is verzocht hierop te reageren. Niet is gebleken dat er informatie voor verzoekster wordt achtergehouden.
5.4
Uit het eerdergenoemde verslag van de gang van zaken opgemaakt door de griffier blijkt dat er op 23 februari 2015 een reactie is ontvangen van de Raad, welke niet is doorgestuurd omdat de Raad dit zelf moet doen op grond van het Procesreglement Gezag en Omgang. Voorts blijkt uit dat verslag dat de griffier een op 23 februari 2015 ontvangen reactie van de pleegouders naar alle partijen heeft doorgestuurd. Anders dan verzoekster heeft betoogd levert ook de wijze waarop de rechtbank met de beide op 23 februari 2015 ingekomen stukken is omgegaan geen grond op voor de conclusie dat de vrees voor partijdigheid van de rechters gerechtvaardigd is.
5.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het wrakingsverzoek af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, Rv wordt toegezonden aan:
• (de gemachtigde van) verzoekster;
• de belanghebbenden;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, J.D.G.J. Dop en T.F. Hesselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W.W. Koppe als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2015.