ECLI:NL:RBDHA:2015:4227

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
C-09-484031 KG ZA 15-291
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over gijzeling op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft eiseres, thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, de Staat der Nederlanden aangeklaagd in een kort geding. Eiseres is in gijzeling genomen op basis van vier opgelegde geldboetes wegens verkeersovertredingen, die zij niet heeft betaald. De voorzieningenrechter heeft op 9 maart 2015 uitspraak gedaan na behandeling van de zaak op 6 maart 2015. Eiseres vorderde de beëindiging van de gijzeling, stellende dat er sprake was van betalingsonmacht en dat de gijzeling geen redelijk doel diende. De voorzieningenrechter overwoog dat de gijzeling rechtmatig was, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om te betalen. De rechter stelde vast dat de gijzeling was opgelegd door de kantonrechter en dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat er bijzondere omstandigheden waren die de gijzeling onrechtmatig maakten. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/484031 / KG ZA 15/291
Vonnis in kort geding van 9 maart 2015
in de zaak van
[eiseres],
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis,
eiseres,
advocaat mr. D.R. Changoer te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden,
(Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M.B.G. Stevens te Den Haag.

1.Het procesverloop

Eiseres heeft gedaagde op 3 maart 2015 doen dagvaarden om op 6 maart 2015 te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is op 9 maart 2015 door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 6 maart 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Aan eiseres zijn bij een viertal beschikkingen geldboetes opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Deze boetes hebben betrekking op overtredingen die zijn gepleegd op 22 mei 2012 (tweemaal), 22 september 2012 en 26 oktober 2012. Eiseres heeft in dit kader geen betaling verricht en zij is thans een totaalbedrag verschuldigd van € 1.441,-.
2.2.
De kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland heeft de officier van justitie gemachtigd het dwangmiddel gijzeling op eiseres toe te passen voor de duur van zeven dagen voor ieder van voormelde vier sancties. Twee machtigingen zijn afgegeven op 18 december 2012, een op 15 mei 2013 en een op 4 augustus 2014.
2.3.
Eiseres is op 25 februari 2015, na vanuit het buitenland op Schiphol te zijn aangekomen, in gijzeling genomen en zij zit thans nog in dit kader gedetineerd.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert, zakelijk weergegeven, gedaagde te bevelen om onmiddellijk na het wijzen van dit vonnis de toepassing van het dwangmiddel gijzeling te (doen) beëindigen en haar onmiddellijk in vrijheid te (doen) stellen en de signalering te beëindigen.
3.2.
Daartoe voert eiseres, samengevat, het volgende aan. Gedaagde past op haar ten onrechte het dwangmiddel van gijzeling toe. Er is sprake van diverse bijzondere omstandigheden op grond waarvan de voorzieningenrechter de gijzeling dient te beëindigen en voorts er is sprake van misbruik van recht. Eiseres was onder meer niet op de hoogte van de overtredingen, van de opgelegde boetes en van de zittingen bij de kantonrechter. De auto waarmee de overtredingen zijn begaan is verkocht, voordat zij in 2011 naar Aruba is vertrokken. Nadien is zij slechts een enkele maal voor een korte periode terug naar Nederland gekeerd. Verder is van belang dat eiseres in 2009 anderhalf jaar opgenomen is geweest in een GGZ-instelling en dat zij Aruba heeft verlaten omdat zij daar veelvuldig is mishandeld. De gijzeling kan in het geval van eiseres voorts niet bijdragen aan het innen van de openstaande boetes. Eiseres is om diverse redenen niet in staat om de boetes te betalen. Voorts is er geen enkele poging ondernomen om via een andere weg verhaal te nemen, hetgeen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) wel het uitgangspunt is.
3.3.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Eiseres heeft, zo begrijpt de voorzieningenrechter, aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de Staat onrechtmatig jegens haar handelt. Daarmee is de bevoegdheid van de burgerlijke rechter, in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding, gegeven.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, indien degene aan wie een administratieve sanctie op grond van de Wahv is opgelegd geen (volledig) verhaal biedt, de kantonrechter op vordering van de officier van justitie een machtiging kan verlenen voor het toepassen van het dwangmiddel gijzeling voor de duur van ten hoogste één week per gedraging. Doel van gijzeling is betaling af te dwingen, waarbij geldt dat de betalingsverplichting door de gijzeling niet komt te vervallen. Tegen een dergelijke beslissing van de kantonrechter staat op grond van het bepaalde in artikel 28, tweede lid, Wahv geen rechtsmiddel open. Derhalve dient in beginsel van de rechtmatigheid van de machtiging en van de gijzeling die thans als gevolg daarvan plaatsvindt, te worden uitgegaan en dient de voorzieningenrechter zich terughoudend op te stellen bij de beoordeling van de vordering die eiseres in dit geding heeft ingesteld. Slechts wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden, die meebrengen dat de gijzeling geen enkel redelijk doel (meer) dient, kan de gijzeling worden opgeheven.
4.3.
Dat eiseres niet op de hoogte was van de verkeersovertredingen en de aan haar opgelegde boetes, zoals zij stelt, is – nog daargelaten of dit relevant is – door haar niet aannemelijk gemaakt. De stellingen van eiseres hieromtrent, zoals weergegeven onder 3.2., zijn door haar niet nader onderbouwd, terwijl gedaagde hiertegenover onweersproken heeft gesteld dat eiseres (tevergeefs) beroep heeft aangetekend tegen de sancties en bij een van de gepleegde overtredingen staande is gehouden door de politie. Of eiseres op de hoogte was van de zittingen bij de kantonrechter kan niet worden vastgesteld, nu zij ten tijde van de oproepingen blijkens het overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie geen bekende woon- of verblijfplaats had op die momenten. Gedaagde heeft echter onweersproken gesteld dat de oproepingen voor de zittingen correct hebben plaatsgevonden door middel van een openbaar exploot in het Algemeen Dagblad. Dat eiseres behoorlijk is opgeroepen voor de zittingen, kan ook worden afgeleid uit de verleende machtigingen, van de juistheid waarvan zoals voormeld voorshands moet worden uitgegaan.
4.4.
Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de omstandigheden dat eiseres in 2009 in een GGZ-kliniek opgenomen is geweest en op Aruba mishandeld is geweest, bijzondere omstandigheden zijn, die meebrengen dat de gijzeling die op dit moment plaatsvindt, geen enkel redelijk doel (meer) dient.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat de machtiging om het dwangmiddel van gijzeling toe te passen kan worden gevorderd, indien niet of niet volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 26 en 27 Wahv heeft plaatsgevonden. Door de kantonrechter is vastgesteld dat aan dit vereiste is voldaan en van de juistheid hiervan moet zoals voormeld voorshands worden uitgegaan. Dat beslaglegging bij eiseres tot resultaat zou hebben geleid, zodat gijzeling niet nodig was geweest, is door eiseres niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft enkel opgemerkt dat zij via het UWV een uitkering ontving/ontvangt, maar overigens heeft zij zich op geen enkele wijze uitgelaten over haar financiële situatie de afgelopen jaren en op dit moment. Gedaagde heeft er in dit verband overigens op gewezen dat eiseres in de betreffende periodes geen bekende woon- of verblijfplaats had en minst genomen kan worden aangenomen dat dit de verhaalsmogelijkheden heeft bemoeilijkt.
4.6.
Overigens zou uit de stelling van eiseres ten aanzien van de mogelijkheid van beslaglegging op haar uitkering kunnen worden afgeleid dat er bij haar sprake is, dan wel in ieder geval is geweest, van betalingsonwil en niet van betalingsonmacht, hetgeen eiseres ook aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. Indien de vordering via een beslag geïnd had kunnen worden, zoals eiseres stelt, had zij ook zelf tot betaling over kunnen gaan. Afgezien daarvan is door eiseres ook niet anderszins voldoende aannemelijk gemaakt dat bij haar van betalingsonmacht sprake is. Eiseres heeft deze stelling onderbouwd met een door haar overgelegde brief, die haar Arubaanse advocaat op 5 november 2014 aan het openbaar ministerie van Aruba heeft geschreven. In deze brief wordt melding gemaakt van de verklaring van eiseres dat iemand (de heer [A]) haar bankpas, creditcard, paspoort en andere bescheiden heeft weggenomen en gebruik maakt van deze documenten om gelden van haar bankrekening in Nederland op te nemen. Voorts staat in deze brief vermeld dat eiseres als gevolg van het vorenstaande niet in staat is in haar onderhoud te voorzien en woonruimte te bemachtigen, aangezien zij door het ontbreken van haar identiteitspapieren niet aan het werk kan komen, brodeloos is en al zwervende door Aruba trekt. Deze brief is van enige maanden geleden en eiseres heeft zich niet althans onvoldoende nader uitgelaten over hoe een en ander nadien is verlopen, met name op financieel gebied. Ook heeft zij geen inzicht gegeven in de Nederlandse bankrekening die zij blijkbaar heeft. De voorzieningenrechter neemt voorts in aanmerking dat gedaagde kort voor de behandeling ter zitting een voorlopige betalingsregeling aan eiseres heeft aangeboden. Het betreft een aflossingsregeling van € 50,- per maand. Daarbij is als eerste vervaldatum 5 mei 2015 opgenomen, volgens gedaagde om eiseres in de gelegenheid te stellen om zo nodig nog orde op zaken te stellen. Eiseres heeft hiermee niet ingestemd, maar niet toegelicht dat en waarom deze regeling niet redelijk zou zijn dan wel waarom zij deze regeling niet zou kunnen nakomen. Nu gezien het vorenstaande onvoldoende is gebleken van betalingsonmacht aan de zijde van eiseres en overigens is gesteld noch gebleken dat de duur van de gijzeling niet in een redelijke verhouding staat tot de openstaande boetes, kan ook dit geen grond vormen voor toewijzing van het gevorderde.
4.7.
De voorzieningenrechter gaat ten slotte voorbij aan de niet nader onderbouwde stelling van eiseres dat er sprake is van schending van de artikelen 5, 6 en 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Artikel 5 EVRM sluit niet uit dat gijzeling plaatsvindt in een geval zoals hier, waarin het gaat om detentie teneinde de nakoming van een door de wet voorgeschreven verplichting te verzekeren. Waarom aan eiseres het recht op een eerlijk proces zou zijn ontzegd, welk recht door artikel 6 EVRM wordt gewaarborgd, valt niet in te zien. Ten slotte is van een veroordeling voor een handelen of nalaten dat, kort gezegd, geen strafbaar feit uitmaakt, waar artikel 7 EVRM betrekking op heeft, geen sprake. Er is sprake van een gijzeling om te bewerkstelligen dat eiseres de aan haar opgelegde administratieve sancties voldoet.
4.8.
Het gevorderde zal derhalve worden afgewezen en eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, alsmede (deels voorwaardelijk) in de nakosten, zoals gevorderd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eiseres om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de kosten van dit geding aan gedaagde te betalen, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.429,-, waarvan € 816,- aan salaris advocaat en € 613,- aan griffierecht;
- bepaalt dat eiseres bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
- veroordeelt eiseres tevens in de nakosten, forfaitair begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,-- aan salaris en met de explootkosten gemaakt voor de betekening van dit vonnis indien tot betekening wordt overgegaan;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2015.
ts