In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van onroerende zaken voor de onroerende-zaakbelastingen. Eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de door verweerder vastgestelde waarden van vier onroerende zaken, die op de waardepeildatum 1 januari 2013 zijn vastgesteld. De waarden zijn vastgesteld op respectievelijk € 1.278.000, € 246.000, € 365.000 en € 225.000. Eiseres betwist deze waarden en stelt dat de kapitalisatiefactor te hoog is en dat er een te lage risico-opslag en leegstandspercentage zijn gehanteerd. Verweerder heeft in zijn taxatierapport een kapitalisatiefactor van 8,4 toegepast, maar eiseres bepleit een factor van 5,4, met een risico-opslag van 7,5% en een leegstandspercentage van 35%. De rechtbank oordeelt dat beide partijen niet in hun bewijsvoering zijn geslaagd. Uiteindelijk heeft de rechtbank de waarden van de onroerende zaken vastgesteld op € 1.020.000 voor het eerste object, € 200.000 voor het tweede, € 300.000 voor het derde en € 180.000 voor het vierde object. De beroepen zijn gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar zijn vernietigd en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen zijn verminderd. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend in samenhang met een andere zaak.