In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, de gemeente Den Haag, en verweerder, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De zaak betreft de terugvordering van een uitkering die aan de gemeente was verleend op basis van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (BDU SIV) voor de periode 2005 tot en met 2009. Eiser had een uitkering ontvangen voor het inburgeringsdeel, maar verweerder heeft deze uitkering naar beneden bijgesteld en een bedrag van € 19.624.061,- teruggevorderd, omdat de gemeente niet had voldaan aan de prestatie-afspraken die waren gemaakt voor de inburgering van nieuwkomers. Eiser heeft tegen het besluit van verweerder bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de prestaties op het gebied van inburgering niet zijn behaald en dat de terugvordering rechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de regelgeving duidelijk was en dat de minister geen ruimte had om af te wijken van de vastgestelde berekeningswijze. Eiser heeft betoogd dat de besteding van de middelen in overeenstemming was met de regelgeving, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bekostiging rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 april 2015.