ECLI:NL:RVS:2013:692
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- C.J. Borman
- N.S.J. Koeman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit minister van Onderwijs inzake bekostiging Stichting Isaac Beeckman Academie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had op 17 januari 2013 het beroep van de Stichting Isaac Beeckman Academie gegrond verklaard en het besluit van de minister van 29 maart 2011 vernietigd. Dit besluit betrof de wijziging van de aanvullende bekostiging voor het schooljaar 2009-2010, die door de minister op nihil was vastgesteld. De minister had ook de reeds betaalde bedragen teruggevorderd en bepaald dat deze verrekend zouden worden met de aanvangsbekostiging voor de periode van 1 augustus 2010 tot 1 januari 2011.
De minister stelde in hoger beroep dat de rechtbank een onjuiste uitleg had gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank had volgens de minister niet voldoende rekening gehouden met de financiële belangen van de stichting bij de terugvordering van de bekostiging. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 juli 2013 behandeld. De minister was vertegenwoordigd door mr. R. Kurvink, terwijl de stichting werd vertegenwoordigd door mr. W. Pors, advocaat te Den Haag.
De Afdeling oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat bij de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bekostiging enkel financiële belangen betrokken zijn. De minister had in zijn beoordeling moeten betrekken of de terugvordering zou leiden tot een financiële noodsituatie voor de stichting. Aangezien de stichting niet aannemelijk had gemaakt dat haar voortbestaan in gevaar zou komen, oordeelde de Afdeling dat de minister in redelijkheid had kunnen overgaan tot terugvordering van de bedragen. Het hoger beroep van de minister werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van de minister werd ongegrond verklaard.