ECLI:NL:RBDHA:2015:3933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
C/09/482530 / KG ZA 15-168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van bemiddelingsvergoeding in kort geding na verkoop ADO Den Haag aandelen

In deze zaak vorderden Sports Media Corporation B.V. (SMC) en Dong Dao Football B.V. (Dong Dao) in kort geding een vergoeding van 10% van de verkoopprijs van de aandelen in ADO Den Haag, die door SSO (de voormalig aandeelhouder) aan United Vansen waren verkocht. De rechtbank oordeelde dat de betaling en levering van de aandelen na de afgesproken deadline had plaatsgevonden, waardoor het recht op de vergoeding verviel. De rechtbank stelde vast dat de bemiddelingsovereenkomst tussen partijen was gesloten, maar dat de overeengekomen termijnen niet waren nageleefd. SMC c.s. hadden zich tot aan de overdracht van de aandelen ingespannen, maar de rechtbank oordeelde dat de vertraging niet aan SSO kon worden toegerekend. De vordering van SMC c.s. werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde SSO de opheffing van de conservatoire beslagen die door SMC c.s. waren gelegd, wat ook werd toegewezen voor H.P. Beheer, die geen partij was bij de bemiddelingsovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van SMC c.s. onvoldoende aannemelijk waren en dat de beslagen onterecht waren gelegd.

Uitspraak

Rechtbank den Haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/482530 / KG ZA 15-168
Vonnis in kort geding van 9 april 2015
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1. Sports Media Corporation B.V.,
2. Dong Dao Football B.V.,
beide gevestigd te Den Haag,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. R. de Mooij te Den Haag,
tegen:
1. de stichting
Stichting Stadion Ontwikkeling,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
H.P. Beheer B.V.,
beide gevestigd te Rijswijk,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. F.C. van Spengler te Voorburg.
Eiseressen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘SMC’, en ‘Dong Dao’ en gezamenlijk als ‘SMC c.s.’. Gedaagden zullen hierna worden aangeduid als ‘SSO’ en ‘H.P. Beheer’ en gezamenlijk als ‘SSO c.s.’.

1.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 26 maart 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
SMC is een onderneming van de heren [A.] (hierna ‘[A. sr.]’) en [A1]. Dong Dao is een onderneming van de heer [C.]
1.2.
SSO is de voormalig aandeelhouder van de (gewone) aandelen in de N.V. ADO Den Haag (hierna ‘ADO Den Haag’). H.P. Beheer had een pand- en optierecht op de aandelen in ADO Den Haag. De aandelen in H.P. Beheer worden gehouden door de heer [D.] (hierna ‘[D.]’). [D.] is tevens bestuurder van SSO.
1.3.
Op 26 maart 2014 is tussen SMC c.s. en SSO een bemiddelingsovereenkomst gesloten op grond waarvan SMC c.s. zich zouden inspannen om partijen met Chinese oorsprong te interesseren in een overname van de door SSO gehouden aandelen van N.V. ADO Den Haag en om vervolgens als intermediair het onderhandelingsproces te begeleiden. Hierbij zijn partijen overeengekomen dat de overeenkomst een looptijd heeft tot 30 april 2014 en dat SMC c.s. aanspraak kunnen maken op een (commissie)vergoeding die 10% van de door SSO ontvangen verkoopprijs van de aandelen bedraagt. In de bemiddelingsovereenkomst, waar SMC c.s. worden aangeduid als ‘Partners’, is in de artikelen 1, 2, 4 en 5 – voor zover hier van belang – voorts het volgende bepaald:

(1.)
(…)
Hierbij geldt als richtprijs voor overname van alle Aandelen een bedrag van vijftien miljoen euro, terwijl SSO niet in onderhandeling zal treden met door Partners aangebrachte partijen, zolang die niet een indicatief bod op de Aandelen hebben uitgebracht van minimaal tien miljoen euro.
(2.) Indien de activiteiten van Partners (…) leiden tot een verkoop en overdracht van de Aandelen aan een door Partners direct bij SSO aangebrachte partij, zijn Partners gerechtigd aan SSO in rekening te brengen een commissie vergoeding, naar rato van de verkoopopbrengst van de Aandelen. (…)
(…)
(4.) Deze Overeenkomst wordt aangegaan voor een looptijd van een maand, dat wil zeggen tot en met [30 april 2014]. Deze Overeenkomst eindigt van rechtswege aan het einde van die looptijd. SSO en Partners kunnen en de looptijd verlengen, door middel van een wederkerige schriftelijke Overeenkomst. (…)
(5.) De commissievergoeding (…) is uitsluitend verschuldigd, indien binnen zes maanden na het einde van de looptijd van deze Overeenkomst de Aandelen door SSO worden verkocht en overgedragen aan een partij (…) die voor het einde van de looptijd van deze Overeenkomst door Partners bij SSO is aangebracht.
1.4.
Bij e-mail van 6 mei 2014 schrijft [C.] namens Dong Dao onder meer het volgende aan mr. Van Spengler, de advocaat van SSO c.s., die namens SSO c.s. betrokken was bij de onderhandelingen met United Vansen:

Just speak to Mr. [E.], he will send letter that i can represent him. [but from my own side, I will just represent him to complete the deal and smoothly make the transfer, after the transfer I will request him to find someone else to represent him as I have my own work.]
1.5.
Na bemiddeling door SMC c.s. zijn door United Vansen International Co Ltd. (hierna ‘United Vansen’), geleid door de heer [E.](hierna ‘[E.]’) enerzijds en SSO en H.P. Beheer anderzijds op 17 juni 2014 twee verschillende ‘Heads of Agreement’ ondertekend: één met betrekking tot de verkoop en levering van de aandelen tegen een koopprijs van € 7.000.000,- en één met betrekking tot samenwerkingsvormen waarvoor United Vansen in de toekomst vergoedingen verschuldigd zou zijn.
In één van de Heads of Agreement is met betrekking tot de beoogde transactiedatum – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:

Should completion of the Transaction not take place on or before July, 16, 2014, without these Heads of Agreement being dissolved, the Seller and the Purchaser shall discuss the possibility to extend this arrangement.
1.6.
Nadat United Vansen en SSO c.s. in aanwezigheid van [C.] (nadere) besprekingen hebben gehouden, hebben SSO c.s. en United Vansen op 17 juli 2014 ‘completion agreement’ ondertekend, waarin zij nadere afspraken hebben gemaakt over de betaling van de koopsom. Hierbij zijn de betrokken partijen onder meer overeengekomen dat de betaling van de koopsom binnen zes weken nadien zou plaatsvinden.
1.7.
In WhatsApp-berichten van 14 augustus 2014 heeft [A. sr.] met een bestuurslid van SSO gesproken over de opstelling van [C.]. In deze berichten heeft [A. sr.] onder meer geschreven dat [C.] het idee heeft dat hij god is, dat hij is dolgedraaid is en dat hij selectief vertaalt.
1.8.
Op 28 augustus 2014 is met het oog op de aandelentransactie tussen SMC, Dong Dao en SSO met betrekking tot de door SSO verschuldigde commissievergoeding een aanvullende overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst, met als opschrift ‘Addendum to Commission Agreement’ is in de artikelen 1 en 2 – voor zover hier van belang – het volgende bepaald:

(1.) Any obligation by SSO to pay Partners any commission is subject to the definite transfer of the Shares by SSO to the Purchaser being executed prior to 31 October 2014.
(2.) Based on a Purchase Price in the amount of € 7.000.000,00 (…) SSO will pay – through SSO related company H.P. Beheer B.V. – to Partners a commission in the total amount of € 700.000,00 (…) The Parties agree and acknowledge that any additional payments by the Purchaser to SSO or H.P. Beheer B.V, shall not be taken into account for the determination of the amount of any commission to be paid to the Partners.
1.9.
In antwoord op een e-mail van [C.] waarin hij vraagt welke actie er moet worden ondernomen in de richting van United Vansen heeft [D.] bij e-mail van 19 september 2014 het volgende meegedeeld:

The action to mr [E.] will be done by Frans van Spengler next week. Frans is in the lead in this process.
1.10.
Bij e-mail van 21 oktober 2014 schrijft [C.] het volgende aan [D.]:

That is exactly what I don’t like Mr. [E.]’s style, no reply to people always. This is the reason that I decided not to work for/with him any more (…)
(…)
In case you start the legal procedure, pls inform us, as Buren also has open bill, and [E.] also owes me some money for working for him 5 months. We can all take action together.
1.11.
Op 9 november 2014 hebben SSO c.s. en United Vansen in Beijing (China) opnieuw nadere betalingsafspraken gemaakt. Deze afspraken zijn neergelegd in een ‘Addendum to Share Purchase Agreement’, waarin de betrokken partijen zijn overeengekomen dat de door United Vansen te betalen vergoeding voor de samenwerkingsvormen € 2.900.000,- bedraagt en dat betaling van de koopprijs voor de aandelen uiterlijk op 28 november 2014 zal plaatsvinden.
1.12.
Op of omstreeks 27 januari 2015 heeft United Vansen de koopprijs voldaan en vervolgens heeft SSO de aandelen aan United Vansen geleverd.
1.13.
In antwoord op een verzoek van SMC tot betaling van de commissievergoeding heeft SSO bij e-mail van 28 januari 2015 aan SMC c.s. meegedeeld dat zij aan dit verzoek geen gehoor zal geven omdat de overeengekomen termijnen zijn verstreken en omdat de onderhandelingen en de overdracht van de aandelen buiten de schuld van SSO vertraging hebben opgelopen. In deze e-mail heeft SSO aan SMC en Dong Dao ieder een vergoeding van € 100.000,- aangeboden.
1.14.
Na daartoe op 5 februari 2015 verlof te hebben verkregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank hebben SMC c.s. ten laste van SSO en H.P. Beheer conservatoir beslag doen leggen voor de door hen uit hoofde van de bemiddelingsovereenkomst gestelde vordering, die inclusief rente en kosten, is begroot op € 1.200.000,-. De beslagen zijn gelegd onder banken, alsmede op onroerende zaken van H.P. Beheer.
1.15.
In een e-mail van 17 maart 2015 met [E.] als afzender staat – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

The deal to purchase all the common shares of (…) ADO Den Haag from SSO and HP came to a successful completion, although the payment of transfer shares takes longer than expected due to Chinese rule of foreign investment. During the entire acquisition process UVS [vzr: ‘United Vansen’] always kept Dong Dao and Sports Media Corporation informed about further steps and decision makings.

2.Het geschil

in conventie
2.1.
SMC c.s. vorderen – zakelijk weergegeven – SSO c.s. te veroordelen aan SMC c.s. te betalen
primair€ 990.000 en
subsidiair€ 700.000,- een en ander te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en € 7.000,- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten en met de proceskosten, waarin begrepen de beslagkosten van € 1.948,75.
2.2.
Daartoe stellen SMC c.s. het volgende. Tussen partijen is een bemiddelingsovereenkomst gesloten in de zin van artikel 7:425 BW op grond waarvan SMC c.s. na de verkoop, de betaling van de koopprijs en de levering van de aandelen recht hebben op een vergoeding van 10% van de verkoopprijs van de aandelen. Aangezien de overeengekomen koopprijs voor de aandelen tezamen met de samenwerkingsvormen € 9.900.000,- bedraagt is SSO gehouden € 990.000,- althans – uitgaande van de verkoopprijs van de aandelen – € 700.000,- aan SMC c.s. te voldoen. Aangezien SMC c.s. met ingang van september 2014 buiten de onderhandelingen zijn gehouden, kan het niet aan hen worden tegengeworpen dat er vertraging is opgetreden in de afhandeling van de transactie. SMC c.s. hebben zich tot aan de dag van de daadwerkelijke overdracht, dus ook na afloop van de initieel overeengekomen termijn, ingespannen om de transactie tot een goed einde te brengen. In de gegeven omstandigheden is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid indien SSO zich zonder voorafgaande aankondiging beroept op de overeengekomen termijnen, terwijl zij de betalingstermijnen voor United Vansen tot viermaal toe heeft opgerekt. Aangezien H.P. Beheer onder leiding staat van [D.], zij partij is bij de overeenkomst met United Vansen en SMC c.s. hun facturen volgens afspraak aan H.P. Beheer hebben verzonden, is H.P. Beheer op grond van onrechtmatige daad jegens SMC c.s. aansprakelijk.
SMC c.s. hebben een spoedeisend belang bij toewijzing van hun vordering, aangezien zij hun intensieve inspanningen een jaar lang hebben voorgefinancierd.
2.3.
SSO c.s. voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
2.4.
SSO c.s. vorderen – zakelijk weergegeven – opheffing van de door SMC c.s. ten laste van SSO c.s. gelegde conservatoire beslagen en SMC c.s. te veroordelen de op de onroerende zaken gelegde beslagen te doen doorhalen en de derden waaronder beslag is gelegd mededeling te doen van de opheffing van het beslag.
2.5.
Daartoe stellen SSO c.s. het volgende. Aangezien de aandelentransactie niet vóór 31 oktober 2014 tot stand is gekomen, is SSO geen commissievergoeding verschuldigd aan SMC c.s. Daar komt bij dat [C.] niet als bemiddelaar heeft opgetreden maar als vertegenwoordiger van United Vansen en SMC vanaf september 2014 helemaal geen rol meer speelde. De vorderingen van SMC c.s. kunnen in deze procedure niet worden toegewezen en aangezien zij geen bodemprocedure hebben ingesteld, dienen de door hen gelegde conservatoire beslagen te worden opgeheven. Ten aanzien van H.P. Beheer geldt bovendien dat zij bij de bemiddelingsovereenkomst geen partij is en niet valt in te zien dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, zodat de ten laste van haar gelegde beslagen ook om die reden dienen te worden opgeheven.
2.6.
SMC c.s. voeren gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

in conventie
3.1.
Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden. Dit betekent dat de vorderingen van SMC c.s. in deze procedure alleen kunnen worden toegewezen indien in voldoende mate aannemelijk wordt dat het beroep van SSO c.s. op artikel 4 en 5 van de bemiddelingsovereenkomst en de andere verweren, waaronder het verweer over de gestelde dubbelrol van [C.], niet slagen.
3.2.
De tussen partijen gesloten overeenkomst is te beschouwen als een bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW. Bij een dergelijke overeenkomst geldt dat, tenzij partijen anders zijn overeengekomen, de tussenpersoon recht heeft op loon zodra door zijn bemiddeling de overeenkomst tussen opdrachtgever en de derde tot stand is gekomen. Vaststaat dat SMC c.s. SSO c.s. met United Vansen in contact hebben gebracht en dat tussen SSO c.s. en United Vansen de beoogde koopovereenkomst en samenwerkingsovereenkomst zijn gesloten. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7:426 lid 1 BW en 7:411 BW zijn partijen hierbij blijkens de bemiddelingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst overeengekomen dat SSO, behoudens een schriftelijk overeen te komen verlenging, alleen een commissievergoeding verschuldigd is indien de aandelentransactie vóór een bepaalde datum, laatstelijk bepaald op 31 oktober 2014, zou plaatsvinden. Gebleken is dat de betaling van de koopprijs en de levering van de aandelen pas op of omstreeks 27 januari 2015 hebben plaatsgevonden en dat de bemiddelingsovereenkomst na het addendum van 28 augustus 2014 niet meer is verlengd. Dit betekent dat SMC c.s. in beginsel geen aanspraak kunnen maken op de overeengekomen commissievergoeding.
3.3.
Voor zover SMC c.s. hebben betoogd dat deze grammaticale uitleg van de bemiddelingsovereenkomst niet kan worden gevolgd en/of dat deze uitleg naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, zodat SSO ondanks het verstrijken van de overeengekomen termijn de overeengekomen commissievergoeding verschuldigd is, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.4.
Aannemelijk is dat de looptijd van de bemiddelingsovereenkomst is ingegeven door de wens van SSO om voor aanvang van het voetbalseizoen 2014/2015 de aandelentransactie af te ronden. Tegen die achtergrond is het opmerkelijk dat SSO ondanks deze wens, de moeizaam verlopende onderhandelingen met United Vansen steeds heeft voortgezet, hetgeen heeft geresulteerd in de overdracht van 27 januari 2015. Het is onzeker of deze situatie ook wordt bestreken door de bemiddelingsovereenkomst en de aanvullende overeenkomst. Het is ook niet ondenkbaar dat SSO onder die omstandigheden aan SMC c.s. een schadeloosstelling of een redelijke vergoeding verschuldigd is. Dit is evenwel onvoldoende om te komen tot het oordeel dat SSO in weerwil van de contractuele bepalingen de contractuele commissievergoeding van 10% aan SMC c.s. verschuldigd is. Hiervoor gelden in de hoofdzaak de volgende redenen. In de eerste plaats is het, mede gelet op de in 1.15. vermelde verklaring, aannemelijk geworden dat de opgetreden vertraging te wijten is aan United Vansen en niet valt in te zien dat deze vertraging, die heeft geleid tot overschrijding van de looptijd van de bemiddelingsovereenkomst, aan SSO kan worden toegerekend. In de tweede plaats kan in deze procedure niet worden vastgesteld in hoeverre het bereikte resultaat te danken is aan de inspanningen van SMC c.s. Tegenover het standpunt van SMC c.s. dat zij, en [C.] in het bijzonder, tot aan de dag van de overdracht forse inspanningen hebben geleverd, heeft SSO immers – onder verwijzing naar diverse correspondentie – aangevoerd dat [C.] optrad als vertegenwoordiger van [E.] en dat zij het er uiteindelijk zelf toe heeft geleid dat United Vansen is overgegaan tot betaling van de koopprijs. Gelet op dit gemotiveerde verweer van SSO is er thans onvoldoende steun voor de stelling van SMC c.s. dat SSO hen opzettelijk buiten de onderhandelingen heeft gehouden teneinde kosteloos te kunnen profiteren van het werk van SMC c.s.
3.5.
Tegen de achtergrond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter het onvoldoende aannemelijk dat de vordering van SMC c.s. in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. Dit betekent dat de vordering van SMC c.s. – nog daargelaten het spoedeisend belang en het restitutierisico aan de zijde van SMC c.s., alsmede de gestelde aansprakelijkheid van H.P. Beheer – in deze procedure moet worden afgewezen.
3.6.
SMC c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
in reconventie
3.7.
Ingevolge artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt een conservatoir beslag opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt. Het ligt op de weg van degene die opheffing van het conservatoire beslag vordert (in dit geval SSO c.s.) om, met inachtneming van de beperkingen van het kort geding, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger (SMC c.s.) gepretendeerde vordering ondeugdelijk is of dat het voortduren van het beslag om andere redenen niet kan worden gerechtvaardigd. Deze beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. Een conservatoir beslag strekt er naar zijn aard toe om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade zal kunnen worden aangesproken.
3.8.
Uit de afwijzing van de vordering in conventie kan niet worden afgeleid dat de vordering van SMC c.s. op SSO als summierlijk ondeugdelijk moet worden aangemerkt. Zoals is overwogen in 3.4. is het niet ondenkbaar dat SMC c.s. een vordering hebben uit hoofde van de bemiddelingsovereenkomst. Voorts geldt op grond van artikel 704 lid 2 Rv dat de beslagen van rechtswege vervallen indien de eis in de hoofdzaak wordt afgewezen en deze afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. Nu niet is gesteld of anderszins aannemelijk is geworden welk belang SSO heeft bij eerdere opheffing van de beslagen, zal de vordering – bij gebrek aan belang – worden afgewezen.
3.9.
Met betrekking tot de beslagen gelegd ten laste van H.P. Beheer ligt dit anders. H.P. Beheer is geen partij bij de bemiddelingsovereenkomst en niet valt in te zien op welke wijze zij aansprakelijk kan worden gehouden voor het onbetaald laten van de commissievergoeding. Zij heeft geen zelfstandige verplichting ten opzichte van SMC c.s. Evenmin geven de omstandigheden aanleiding voor het aannemen van de door SMC c.s. bepleite vereenzelviging. De verwevenheid tussen SSO en H.P. Beheer en de omstandigheid dat tussen SMC c.s. en SSO is overeengekomen dat H.P. Beheer de commissievergoeding zou voldoen, zijn daartoe onvoldoende. De voorzieningenrechter zal daarom bepalen dat de ten laste van H.P. Beheer gelegde conservatoire beslagen moeten worden opgeheven. Aangezien niet is gesteld welk concreet belang H.P. Beheer na de opheffing van de beslagen heeft bij de medegevorderde voorzieningen dat SMC c.s. de beslagen op de roerende zaken doen doorhalen en dat zij van de opheffing van de derdenbeslagen mededeling doen aan de betreffende derden, zullen die voorzieningen worden afgewezen.
3.10.
Aangezien partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zal de voorzieningenrechter bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt SMC c.s. in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van SSO c.s. begroot op € 4.680,-, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 3.864,- aan griffierecht;
in reconventie
- heft op de door SMC c.s. ten laste van H.P. Beheer gelegde conservatoire beslagen;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2015.
WJ