ECLI:NL:RBDHA:2015:3660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
C-09-482229 - KG ZA 15-140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over aanbesteding en geschiktheidseisen voor bewegwijzering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen AANNEMINGSBEDRIJF [A] EN [B] B.V. en DE STAAT DER NEDERLANDEN, vertegenwoordigd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. De eiseres, [A], heeft de Staat verzocht om de gunningsbeslissing van 19 januari 2015 te verbieden en om de inschrijvingen opnieuw te laten beoordelen door een onafhankelijk team. De Staat heeft de inschrijving van [A] terzijde gelegd omdat deze niet voldeed aan de geschiktheidseisen zoals vermeld in het Inschrijvings- en beoordelingsdocument. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referentieopdrachten die [A] heeft ingediend niet voldoen aan de eisen voor het integraal verzorgen van bewegwijzering, zoals gedefinieerd in de aanbestedingsdocumenten. De rechtbank oordeelt dat de gunningsbeslissing van de Staat voldoende gemotiveerd is en dat de inschrijving van [A] terecht is afgewezen. De vorderingen van [A] worden afgewezen, evenals de vorderingen van de tussenkomende partijen BAM en [C]. De rechtbank heeft [A] veroordeeld in de proceskosten van de Staat, BAM en [C].

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/482229 / KG ZA 15-140
Vonnis in kort geding van 1 april 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSBEDRIJF [A] EN [B] B.V.,
gevestigd te Beesd,
eiseres,
advocaat mr. F.W.K. Rameau te Amsterdam,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(ministerie van Infrastructuur en Milieu),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.E. Palm te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM INFRA B.V.,
rechtsopvolger van
BAM Wegen B.V.,
gevestigd te Gouda,
advocaat mr. P.F.C. Heemskerk te Utrecht,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] B.V.,
gevestigd te Horst,
advocaat mr. L. Knoups te Den Haag.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als '[A]', 'de Staat', 'BAM' en '[C]'.

1.De incidenten

BAM en [C] hebben primair gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen [A] en de Staat en subsidiair zich te mogen voegen aan de zijde van de Staat. Ter zitting van 13 maart 2015 hebben [A] en de Staat verklaard geen bezwaar te hebben tegen toewijzing van de incidentele vorderingen. BAM en [C] zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst in de weg staat aan de vereiste spoed bij dit kort geding en de goede procesorde in het algemeen.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 13 maart 2015 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op 29 september 2014 heeft Rijkswaterstaat, een onderdeel van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, een Europese openbare aanbestedingsprocedure overeenkomstig het Aanbestedingsreglement Werken 2012 aangekondigd ten behoeve van de Nationale Bewegwijzeringsdienst, met het oog op het sluiten van raamovereenkomsten voor vijf percelen betreffende
"het integraal verzorgen van de realisatie van de bewegwijzering, te weten: engineeren, leveren van bewegwijzering, plaatsen van bewegwijzering, verzorgen verkeersmaatregelen en leveren van assetgegevens". Als gunningscriterium wordt gehanteerd de economisch meest voordelige inschrijving.
2.2.
Het Inschrijvings- en beoordelingsdocument vermeldt, voor zover van belang:
"1.3 Motiveringen in het kader van de Aanbestedingswet
(…)
Deze aanbesteding is onderverdeeld in vijf (5) percelen. Per perceel zal met één (1) Opdrachtnemer een raamovereenkomst worden gesloten. De perceelindeling is als volgt:
1. Noord: Groningen, Friesland en Drenthe
2. Oost: Overijssel. Gelderland en Flevoland
3. West 1: Noord-Holland en Utrecht
4. West 2: Zuid-Holland en Zeeland
5. Zuid: Noord-Brabant en Limburg
Aan een inschrijver worden maximaal twee (2) percelen gegund. (…)
(…)
3.3
Geschiktheidseisen
1. Onverminderd het bepaalde in de paragrafen 2.3.5, 2.4.5 en 3.1 t/m 3.2 van dit inschrijvings- en beoordelingsdocument, komt voor de opdrachtverlening uitsluitend in aanmerking de inschrijver die, naar het oordeel van de aanbesteder, voldoet aan elk van de in deze paragraaf gestelde geschiktheidseisen.
2. (…)
3. Met betrekking tot technische bekwaamheid worden de volgende geschiktheidseisen gesteld:
a. (…)
b. (…)
c. De inschrijver heeft in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de uiterste datum voor ontvangst van de inschrijvingen, ten minste één opdracht (project) uitgevoerd waarbij het integraal (engineeren, leveren en plaatsen) verzorgen van bewegwijzering deel uit maakt, die valt binnen de scope van dit contract.
d. De inschrijver heeft in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de uiterste datum voor ontvangst van de inschrijvingen, ten minste één opdracht (project) uitgevoerd waarbij het maken van een engineeringsplan voor bewegwijzering deel uit maakt, die valt binnen de scope van dit contract.
4. De inschrijver verstrekt de aanbesteder een volledig ingevulde en ondertekende opgave, conform bijlage I bij dit Inschrijvings- en beoordelingsdocument, van de referentieopdracht(en) waarmee de inschrijver beoogt te voldoen aan de geschiktheidseisen. Indien aanbesteder om nadere informatie verzoekt, dient inschrijver, binnen twee werkdagen na een daartoe ontvangen verzoek de bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de gegevens met betrekking tot de referentieopdracht(en) juist zijn weergegeven, digitaal aan te leveren. De inschrijver kan hiertoe gebruik maken van opdrachtgeversverklaringen en/of accountantsverklaringen.
De aanbesteder is gerechtigd navraag te doen bij de betreffende opdrachtgever, dan wel inzage te verlangen in contractdocumenten betreffende de referentieopdracht(en).
(…)"
2.3.
Het bij de aanbestedingsprocedure behorende document "Vraagspecificatie Algemeen" vermeldt onder meer:
"4.1. De Scope
De Overeenkomst omvat het integraal uitvoeren van bewegwijzeringsprojecten, met inbegrip van alle voor de realisatie benodigde werkzaamheden
(…)
4.5
Specials
Naast de meest voorkomende bewegwijzeringsobjecten die zijn opgenomen in eenheidstarieven kan er behoefte zijn aan speciale producten en diensten. Deze worden gespecificeerd in de projectuitvraag. Voor deze specials kan een aparte prijs worden opgegeven in de aanbieding. Deze prijs dient in verhouding te staan tot de standaard eenheidstarieven en marktconform te zijn. Indien de verhouding scheef is of er geen marktconforme tarieven worden aangeboden behoudt Opdrachtgever zich het recht voor om dergelijke specials door anderen dan de Opdrachtnemer te laten leveren en plaatsen. In onderstaande paragrafen volgt een opgave van enkele specials die voor kunnen komen. Deze opsomming is gebaseerd op ervaringen uit het verleden en kan mogelijk uitgebreid worden met aan bewegwijzering gerelateerde producten en diensten.
(…)
4.5.2
Dynamische bewegwijzering
Alle uitvoeringsvormen van dynamische bewegwijzering zoals bijvoorbeeld kantelwalsen en led displays.
2.4.
Het bij de aanbesteding behorende document "Vraagspecificatie Eisen" vermeldt onder andere:
"2.1 Beschrijving systeem bewegwijzering
Het systeem van de Vraagspecificatie is een op zichzelf staande wegwijzer. Elke wegwijzer vervult de functie: "Helpen van weggebruikers bij het bepalen van de te volgen route". Om deze functie te kunnen vervullen zijn twee deelfuncties onderscheiden:
-
Tonen van informatie
-
Op de plaats houden van informatie.
(…)
3 Documenten waaraan wordt gerefereerd
(…)
3.2
Bindende documenten:
• CROW publicatie 322 Richtlijn Bewegwijzering 2014"
2.5.
Een zevental partijen - onder wie [A], BAM en [C] - hebben tijdig een inschrijving ingediend. [A] heeft op alle vijf percelen ingeschreven.
2.6.
Bij haar inschrijving heeft [A] zich met het oog op zowel de in paragraaf 3.3 lid 3 sub c vermelde geschiktheidseis, als die in paragraaf 3.3 lid 3 sub d beroepen op een tweetal referentieopdrachten betreffende (i) het ontwerpen, fabriceren, plaatsen, bedrijfsvaardig opleveren en onderhouden van acht lokale filebeveiligingssystemen en een snelheidswaarschuwingssysteem en (ii) het herstellen van een schade aan een portaal, waaronder begrepen het vervangen van een kantelwalsbord, na een ongeval.
2.7.
Bij e-mailbericht van 16 december 2014 heeft Rijkswaterstaat het volgende bericht aan [A]:
"Op 16 december 2014 heeft de Aanbesteder uw inschrijving getoetst op de geschiktheidseisen.
(…)
Op basis van de aangeleverde referentieopdrachten voor geschiktheidseisen t.a.v. technische bekwaamheid onder paragraaf 3.3 lid c en d kan Aanbesteder onvoldoende beoordelen of deze project voldoen.
Op grond van paragraaf 3.3 lid 4 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument verzoekt de aanbesteder voor nadere informatie waarmee Inschrijver kan aantonen dat de aangeleverde referentieopdrachten voldoen aan de gestelde eisen. De nadere informatie dient binnen 2 werkdagen digitaal in TenderNed (via 'berichten') aangeleverd te worden."
2.8.
Ter voldoening daaraan heeft [A] - bij brief van 17 december 2014 - nadere informatie verstrekt aan Rijkswaterstaat.
2.9.
Vervolgens heeft Rijkswaterstaat op 18 december 2014 het volgende ge-e-maild aan [A]:
"De Aanbesteder heeft uw aanvullende informatie m.b.t de geschiktheidseisen ontvangen en opnieuw getoetst.
Uit de door u aangeleverde documenten en informatie blijkt nog steeds niet onomstotelijk dat bewegwijzering (die valt binnen de scope van het contract) onderdeel uitmaakt van uw referentieprojecten, waarmee u aantoont te voldoen aan de eisen op grond van paragraaf 3.3.3 c en 3.3.3 d.
Ik verzoek u om nadere informatie in de vorm van foto’s, engineeringsplan, bordontwerptekening e.d., die betrekking hebben op de door u aangedragen referentieprojecten.
Deze nadere informatie dient uiterlijkvrijdag 19 december 12.00 uurdigitaal in TenderNed (via 'berichten') aangeleverd te worden."
2.10.
In reactie daarop heeft [A] op 19 december 2014 enkele foto's toegezonden aan Rijkswaterstaat.
2.11.
Bij brief van 19 januari 2015 heeft Rijkswaterstaat het volgende bericht aan [A]:
"Op 16 december 2014 is aanbesteed conform het ARW 2012 de opdracht met zaaknummer 31098552, betreffende het engineeren, leveren en plaatsen van bewegwijzering, inclusief bijkomende werkzaamheden, voor wegbeheerders binnen Nederland.
De opdracht is verdeeld in 5 percelen. Op elk perceel diende afzonderlijk ingeschreven te worden.
U heeft ingeschreven op 5 percelen.
In totaal zijn inschrijvingen ontvangen van 7 partijen. Kortheidshalve verwijs ik u naar het proces-verbaal van Opening van de Inschrijvingen, dat u reeds eerder is toegezonden.
Als gunningcriterium geldt de economisch meest voordelige inschrijving, EMVI. In het Inschrijvings- en beoordelingsdocument zijn de gehanteerde gunningscriteria en de beoordelingsmethodiek weergegeven.
Van de ontvangen Inschrijvingen zijn de inschrijvingen van 3 partijen niet in de beoordeling betrokken, omdat die partijen niet in aanmerking komen voor de opdracht. De inschrijvingen van de overige inschrijvers zijn in de beoordeling betrokken. In de bijlage bij deze brief treft u een overzicht aan van de inschrijvingssommen en de fictieve inschrijvingssommen van die inschrijvers.
Elk perceel wordt afzonderlijk opgedragen. De methode gunning van de opdracht voor een bepaald perceel is beschreven in par. 4.3 van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument. Hierbij bericht ik u dat mijn gunningsbeslissing ex ARW 2012, inhoudt dat ik voornemens ben de opdracht, per perceel, als volgt te gunnen:
Perceel 1 (Noord)
Combinatie HR Groep B.V./Traffic Service Nederland B.V. te Rijswijk
Perceel 2 (Oost)
BAM Wegen B.V. te Utrecht
Perceel 3 (West 1)
[C] B.V. te Horst
Perceel 4 (West 2)
[C] B.V. te Horst
Perceel 5 (Zuid)
BAM Wegen B.V. te Utrecht
U komt niet in aanmerking voor gunning van de opdracht, omdat u niet voldoet aan alle in het Inschrijvings- en beoordelingsdocument gestelde geschiktheidseisen. Ik heb uw inschrijving ter zijde gelegd.
Motivering
Door u is niet aangetoond dat u voldoet aan de in par. 3.3, leden 3c en 3d van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument vermelde geschiktheidseisen.
De door u aangedragen referentieopdracht 3 voor geschiktheidseis t.a.v. technische bekwaamheid onder paragraaf 3.3 lid 3c, betreft een project voor filebeveiligingssystemen alsmede een snelheidswaarschuwingssysteem.
Op grond van de geschiktheidseis moet het Integraal (engineering, leveren en plaatsen) verzorgen van bewegwijzering, die valt binnen de scope van het (in aanbesteding zijnde) contract, deel uit maken van het referentieproject.
Filebeveiligings- en /of snelheidswaarschuwingssystemen vallen niet onder de noemer van bewegwijzering binnen de scope van het in aanbesteding zijnde contract. Genoemde systemen vallen evenmin onder de algemene definitie van bewegwijzering (zie CROW publicatie 322. Richtlijn bewegwijzering 2014).
Door u is derhalve niet aangetoond dat het integraal verzorgen van bewegwijzering, die valt binnen de scope van het (in aanbesteding zijnde) contract, deel uitmaakt van de referentieopdracht.
De door u aangedragen referentieopdracht 4, eveneens voor geschiktheidseis t.a.v. technische bekwaamheid onder paragraaf 3.3 lid 3c, betreft een project voor het herstellen van schade aan een portaal inclusief bijbehorende bewegwijzering (matrixborden en kantelwalsbord).
Kantelwalsborden maken geen onderdeel uit van de scope van het (in aanbesteding zijnde) contract. Een kantelwalsbord is bovendien, krachtens definitie, geen bewegwijzeringsbord..
Door u is niet aangetoond dat het integraal (engineeren, leveren en plaatsen) verzorgen van bewegwijzering, die valt binnen de scope van het (in aanbesteding zijnde) contract, deel uitmaakt van de referentieopdracht.
De door u aangedragen referentieopdrachten 5 resp. 6 voor geschiktheidseis t.a.v. technische bekwaamheid onder paragraaf 3.3 lid 3d, zijn gelijk aan de eerder genoemde referentieopdrachten 3 resp. 4. De geschiktheidseis betreft het maken van een engineeringsplan voor bewegwijzering, die valt binnen de scope van het (in aanbesteding zijnde) contract.
Zoals hierboven al is geconcludeerd blijkt niet dat bewegwijzering, die valt binnen de scope van het contract, deel uitmaakt van de referentieopdrachten 3 resp. 4, waardoor het engineeringsplan eveneens niet aan de gestelde eis voldoet."

3.Het geschil

3.1.
Zakelijk weergegeven vordert [A] de Staat, op straffe van verbeurte van een dwangsom:
primair
- te verbieden de opdrachten definitief te gunnen overeenkomstig de gunningsbeslissing van 19 januari 2015;
- te gebieden de inschrijvingen te laten (her)beoordelen door een nieuw, onafhankelijk, team;
- te gebieden om aan de hand van die (her)beoordeling een nieuw gunningsvoornemen te uiten;
subsidiair(voor zover wordt geoordeeld dat de geschiktheidseisen voor meerdere uitleg vatbaar, dan wel anderszins ondeugdelijk of ongeschikt zijn)
- te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en over te gaan tot heraanbesteding, voor zover Rijkswaterstaat de opdracht nog wenst te vergeven;
een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Samengevat voert [A] daartoe het volgende aan.
Rijkswaterstaat heeft de inschrijvingen van [A] ten onrechte terzijde gelegd. Rijkswaterstaat heeft de in paragraaf 3.3. onder 3 sub c en d van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument opgenomen geschiktheidseisen te beperkt uitgelegd. De door [A] dienaangaande opgegeven referentieopdrachten voldoen - anders dan Rijkswaterstaat in de gunningsbeslissing aangeeft - wel degelijk aan die eisen. In ieder geval volgt uit de aanbestedingsstukken niet dat die eisen moeten worden uitgelegd op de wijze waarop Rijkswaterstaat dat doet. Voorts is de gunningsbeslissing niet deugdelijk gemotiveerd. Daaruit valt namelijk niet op te maken op welke specifieke onderdelen de door [A] opgegeven referenties niet voldoen.
3.3.
De Staat, BAM en [C] hebben de vorderingen van [A] gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hun verweer hierna worden besproken.
3.4.
BAM en [C] vorderen - zakelijk weergegeven - de Staat te bevelen het gunningsvoornemen van 19 januari 2015 ongewijzigd te laten en over te gaan tot het sluiten van overeenkomsten met hen voor wat betreft de aan hen toegewezen percelen.
3.5.
Verkort weergegeven stellen BAM en [C] dat de Staat op goede gronden voornemens is de betreffende percelen aan hen te gunnen.
3.6.
Voor zover nodig zullen de standpunten van [A] en de Staat met betrekking tot de vorderingen van BAM en [C] hierna worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Met betrekking tot de vorderingen van [A]
4.1.
Het bezwaar van [A] tegen de gunningsbeslissing van 19 januari 2015 valt in twee onderdelen uiteen. Allereerst is zij van mening dat Rijkswaterstaat ten onrechte heeft geoordeeld dat de door haar opgevoerde referentieopdrachten met het oog op de geschiktheidseisen onder 3.3 lid 3 sub c en d van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument niet kunnen worden aangemerkt als opdrachten/projecten die zien op bewegwijzering in de zin van de scope van de (te sluiten) raamovereenkomsten. Daarnaast is [A] van mening dat de gunningsbeslissing onvoldoende is gemotiveerd.
Referentieopdrachten
4.2.
Blijkens de "Vraagspecificatie Algemeen" betreft de scope van de opdracht het integraal uitvoeren van bewegwijzeringsprojecten, met inbegrip van alle voor de realisatie benodigde werkzaamheden. Ingevolge de "Vraagspecificatie Eisen" is de functie van bewegwijzering het helpen van weggebruikers bij het bepalen van de te volgen route, door middel van het tonen en op de plaats houden van informatie en geldt dienaangaande - onder meer - als bindend document "CROW publicatie 322 - Richtlijn Bewegwijzering 2014" (hierna 'CROW'). Hierin wordt als definitie van 'bewegwijzering' gegeven: het
"Geheel van visuele middelen op, langs of boven de weg dat de weggebruikers in staat stelt hun route te bepalen."Met betrekking tot de functie van bewegwijzering vermeldt CROW:
"De functie van bewegwijzering is tweeledig. Enerzijds zorgt de bewegwijzering voor de geleiding van vooral ter plaatse onbekend zijnde weggebruikers naar de bestemmingen waarnaar zij op weg zijn. Anderzijds dient de bewegwijzering als referentiekader voor de op de weg zijnde weggebruikers en verschaft deze informatie ter oriëntatie en informatie over de locatie waar de weggebruikers zich bevinden".
4.3.
De door inschrijvers in te dienen referentieopdrachten ter zake van de geschiktheidseisen onder 3.3 lid 3 sub c en d van het Inschrijvings- en beoordelingsdocument dienen betrekking te hebben op projecten waarvan het integraal verzorgen van bewegwijzering (eis sub c), respectievelijk het maken van een engineeringsplan voor bewegwijzering (eis sub d) deel uitmaakt, die vallen binnen de scope van de te sluiten raamovereenkomsten. Uit de aanbestedingsstukken volgt dat bij beide eisen onder 'bewegwijzering' moet worden verstaan de hiervoor vermelde uitleg die CROW daaraan geeft. Als behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend inschrijver heeft [A] dat ook moeten (kunnen) begrijpen.
4.4.
Ter zake van beide hier aan de orde zijnde geschiktheidseisen heeft [A] zich beroepen op referenties betreffende (i) het ontwerpen, fabriceren, plaatsen, bedrijfsvaardig opleveren en onderhouden van acht lokale filebeveiligingssystemen en een snelheidswaarschuwingssysteem en (ii) het herstellen van schade aan een portaal, waaronder begrepen het vervangen van een kantelwalsbord, na een ongeval. Met de Staat, BAM en [C] moet worden geoordeeld dat [A] aan de hand daarvan niet heeft aangetoond te voldoen aan de onderhavige (twee) geschiktheidseisen.
4.5.
Ervaring op het gebied van filebeveiligingssystemen en/of een snelheidswaarschuwingssysteem kan immers niet worden gelijkgesteld aan ervaring op het gebied van bewegwijzering in de hiervoor vermelde zin. Niet valt in te zien dat weggebruikers aan de hand daarvan in staat worden gesteld hun route naar de bestemming en de plaats waar zij zich op dat moment bevinden kunnen bepalen. Immers, een filebeveiligingssysteem waarschuwt weggebruikers voor files, terwijl met behulp van een snelheidswaarschuwingssysteem de maximale snelheid wordt geadviseerd, dan wel wordt aangegeven of de maximum (advies)snelheid wordt overschreden.
4.6.
Op zichzelf zou schadeherstel - onder omstandigheden - kunnen worden aangemerkt als bewegwijzering in de hiervoor aangegeven zin. Uit de omschrijving van de door [A] opgevoerde referentieopdracht betreffende het herstel van schade aan een portaal valt echter op geen enkele wijze af te leiden dat de referentie ziet op een project waarvan het integraal verzorgen van bewegwijzering en/of het maken van een engineeringsplan voor bewegwijzering deel uitmaakt. Mede gelet op enerzijds de toelichting van [A] en anderzijds het gemotiveerde verweer van de Staat, BAM en [C], kan er in ieder geval niet van worden uitgegaan dat weggebruikers door middel van de kantelwals- en/of matrixborden, waaraan in de referentie wordt gerefereerd, in staat worden gesteld hun route te bepalen. Daar komt bij dat niet kan worden aangenomen dat kantelwalsborden onderdeel uitmaken van de scope van de opdracht, wat [A] - als behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend inschrijver - heeft moeten (kunnen) begrijpen. Weliswaar wordt in het kader van de "Specials" in de "Vraagspecificatie Algemeen" expliciet verwezen naar kantelwalsborden, maar dat document vermeldt ook dat met betrekking tot de "Specials" geen tarieven behoeven te worden opgegeven en dat Rijkswaterstaat zich het recht voorbehoudt om "Specials" door anderen dan de winnaars te laten leveren en plaatsen. Een en ander valt niet te rijmen met het standpunt van [A] dat kantelwalsborden tot de scope van de opdracht behoren.
4.7.
Een en ander betekent dat Rijkswaterstaat de inschrijvingen van [A] op goede gronden terzijde heeft gelegd. Dat klemt te meer nu [A] - op de voet van het bepaalde in paragaaf 3.3 onder 4 van de Inschrijvings- en beoordelingsleidraad - tot tweemaal toe in de gelegenheid is gesteld om Rijkswaterstaat te voorzien van nadere informatie met betrekking tot de in geschil zijnde referenties, hetgeen niet heeft geleid tot 'acceptabele' referenties. Bezien in het licht van al het voorgaande kan [A] niet worden gevolgd in haar stelling dat de verzoeken van Rijkswaterstaat om nadere informatie niet voldoende duidelijk waren.
Motivering gunningsbeslissing
4.8.
Aan de stelling van [A] dat de gunningsbeslissing van 19 januari 2015 niet deugdelijk is gemotiveerd, omdat uit de beslissing niet valt af te leiden op welke specifieke onderdelen de referenties niet voldoen, wordt voorbijgegaan. Als reden voor de terzijdelegging van de inschrijvingen van [A] wordt in de brief van 19 januari 2015 aangegeven dat [A] aan de hand van de door haar opgevoerde referentieopdrachten niet heeft aangetoond te voldoen aan de in paragraaf 3.3 onder 3 sub c en d gestelde geschiktheidseisen. Mede gezien al het bovenstaande moet de daarvoor door Rijkswaterstaat in de gunningsbeslissing gegeven motivering als voldoende worden aangemerkt. Dat dit het geval is volgt overigens ook uit de inhoud van de inleidende dagvaarding en de pleitnota van [A].
Afronding
4.9.
De slotsom is dat de vorderingen van [A] zullen worden afgewezen.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [A] in de procedure tegen de Staat worden veroordeeld in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Voor een veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI: NL:HR:2010: BL1116). De Combinatie dient haar eigen kosten te dragen.
Met betrekking tot de vorderingen van BAM en [C]
4.11.
In de stellingen van de Staat ligt besloten dat hij nog steeds voornemens is verdere uitvoering te geven aan de gunningsbeslissing van 19 januari 2015. Bij die stand van zaken hebben BAM en [C] geen belang (meer) bij toewijzing van hun vorderingen. Deze zullen dan ook worden afgewezen.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen BAM en [C] in het kader van hun vorderingen worden veroordeeld in de kosten van de Staat. Deze kosten worden begroot op nihil, nu niet is gebleken dat de Staat als gevolg van die vorderingen extra kosten heeft moeten maken. Ondanks de afwijzing moet [A] in haar verhouding tot BAM en [C] worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij. Het doel van BAM en [C] was immers te bewerkstelligen dat de gunningsbeslissing in stand blijft. Dat doel is bereikt. [A] zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten van BAM en [C], voor wat betreft BAM - zoals verzocht - te vermeerderen met de wettelijke rente. De door BAM gevorderde nakosten zullen worden afgewezen om de hiervoor onder 4.10 vermelde reden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen van [A] af;
- wijst de vorderingen van BAM en [C] af;
- veroordeelt BAM en [C] voor wat betreft de door hen ingestelde vorderingen jegens de Staat in de kosten van de Staat, die worden begroot op nihil;
- veroordeelt [A] in de overige proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van de Staat, BAM en [C] telkens begroot op € 1.429,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 613,-- aan griffierecht;
- bepaalt dat [A] de aan de Staat en BAM verschuldigde proceskosten dient te voldoen binnen veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis en dat zij - bij gebreke daarvan - daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
- verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde/verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.
jvl