Overwegingen
Feiten
1. Op 27 januari 2013 heeft verweerder op naam van eiser en met eisers DigiD een digitale aanvraag ontvangen voor kinderopvangtoeslag voor de jaren 2012 en 2013 met ingang van 1 december 2012.
2. Eiser is geboren op [geboortedatum]. In de aanvraag wordt voor vier kinderen kinderopvangtoeslag aangevraagd voor 230 uur opvang per kind per maand. In de aanvraag wordt het rekeningnummer waarop de toeslag moet worden uitbetaald gewijzigd in een rekeningnummer dat op naam staat van [naam 2] (D).
3. Bij besluit van 14 maart 2013 heeft verweerder aan eiser een voorschot kinderopvangtoeslag 2012 toegekend van € 1.553. Bij besluit van 21 maart 2013 heeft verweerder aan eiser een voorschot kinderopvangtoeslag 2013 toegekend van € 20.558.
4. Volgens de specificaties bij de voorschotbeschikkingen zien deze op drie kinderen: [Kind 1], geboren op [datum 1], [kind 2], geboren op [datum 2] en [kind 3], geboren op [datum 3]. Omdat in de aanvraag het aantal opvanguren hoger was dan maximaal is toegestaan, is kinderopvangtoeslag toegekend voor respectievelijk 60, 93 en 87 (2012) en 135 (2013) uur per maand.
5. Op 16 mei 2013 is door eiser melding gemaakt van vermissing van zijn identiteitskaart bij de gemeente [plaats]. Deze identiteitskaart is hij kwijt sinds eind december 2012/begin januari 2013.
6. Op 17 mei 2013 heeft eisers moeder contact opgenomen met de afdeling fraude van de Belastingdienst en op 20 mei 2013 heeft zij namens eiser aangifte gedaan van oplichting bij de politie Haaglanden, bureau [plaats]. Op 18 september 2014 heeft zij namens eiser aangifte gedaan tegen D en op 6 oktober 2014 heeft zij melding gedaan bij het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude.
7. Na een automatische controle, gezien de opvallende gegevens uit de aanvraag, heeft verweerder bij besluit van 21 mei 2013 het voorschot kinderopvangtoeslag over 2013 herzien naar nihil. Het op het rekeningnummer van D uitgekeerde bedrag van € 8.565 is teruggevorderd.
8. In geschil is of verweerder de onder 3 en 7 genoemde besluiten terecht heeft genomen. Niet in geschil is dat eiser geen recht had op kinderopvangtoeslag.
9. Eiser stelt dat de uitbetaling van de toeslag ten onrechte bij hem wordt teruggevorderd, omdat hij slachtoffer is van identiteitsfraude. Eiser stelt de voorschotbeschikkingen niet te hebben ontvangen. Hij heeft zijn DigiD of wachtwoord niet met een derde gedeeld en het rekeningnummer waarop de toeslag is uitbetaald staat op naam van een voor eiser onbekende derde. De vordering van de Belastingdienst acht eiser in strijd met de zorgvuldigheid.
10. Verweerder neemt het standpunt in dat hij terecht het uitbetaalde voorschot bij eiser terugvordert, aangezien de aanvraag met eisers DigiD is gedaan en de aanvraag daarom aan hem wordt toegerekend. Beschikkingen worden door verweerder altijd verzonden naar het adres waar de aanvrager in de Gemeentelijke Basisadministratie Personen staat ingeschreven. Eiser heeft niet gereageerd op de verzonden voorschotbeschikkingen, waardoor er bij verweerder niet direct twijfel is ontstaan over de juistheid van de aanvraag. Er is steeds op gehamerd dat toeslagen snel moeten worden uitbetaald, daarom is de controle van de aanvraag pas na de toekenning van voorschotten gebeurd. Het bezwaar over 2012 is volgens verweerder te laat en dient daarom alsnog niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
11. De rechtbank is van oordeel dat eiser de ontvangst van de voorschotbeschikking 2012 geloofwaardig heeft ontkend en er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar dient daarom achterwege te blijven.
12. Indien een aanvraag voor toeslag is ingediend op naam van een belanghebbende en deze aanvraag is ondertekend met zijn DigiD, moet het er volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in beginsel voor worden gehouden dat de aanvraag door hem, of met zijn toestemming is ingediend, dan wel dat hij zijn persoonlijke en geheime DigiD-code aan een ander ter beschikking heeft gesteld (zie onder meer de uitspraken van 27 december 2012, ECLI:RVS:2012:BY7306 en 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4444). In die gevallen is de aanvraag aan de belanghebbende toe te rekenen en komt de onjuistheid van de aanvraag voor zijn rekening. 13. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat duidelijk is dat eiser de aanvraag niet zelf heeft ingediend. Hij verwijt eiser geen fraude, maar onzorgvuldigheid door het verliezen van zijn identiteitskaart. De rechtbank acht, gelet op deze stellingname van verweerder, en mede gelet op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, aannemelijk dat eiser niet op de hoogte was van de aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag daarom niet aan eiser is toe te rekenen (vgl. ABRvS 24 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ8406). Verweerders verwijt dat eiser onzorgvuldig met zijn persoonsgegevens is omgegaan, kan er niet toe leiden dat de aanvraag aan eiser wordt toegerekend, reeds omdat niet vast is komen te staan dat de aanvraag een gevolg is geweest van het verliezen van de identiteitskaart. Verweerder, dan wel de FIOD, heeft immers geen onderzoek gedaan naar de gang van zaken. Daarbij komt dat verweerder redelijkerwijs had moeten twijfelen aan de juistheid van de aanvraag gelet op de leeftijd van eiser, het in de aanvraag vermelde aantal kinderen in de leeftijd van 3 en 4 jaar en het aantal opvanguren. De aanvraag is dusdanig onwaarschijnlijk dat het op de weg van verweerder lag om nader onderzoek te doen alvorens een voorschot uit te keren. Voorts had verweerder, zoals volgt uit de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 23 september 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 31 066, nr. 113), na het wijzigen van het rekeningnummer moeten controleren of deze wijziging juist was. 14. Gelet op het voorgaande is de aanvraag kinderopvangtoeslag niet aan eiser toe te rekenen en heeft verweerder ten onrechte het reeds uitbetaalde gedeelte van het voorschot bij eiser teruggevorderd. De beroepen zullen daarom gegrond worden verklaard.
15. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met het beroep heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 974 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1).