Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 maart 2015 in de zaak tussen
[eiseres], te[plaats], eiseres
[belanghebbende], te[woonplaats], werkneemster.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 maart 2015, wordt de loonsanctie van de werkgever beoordeeld in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres, een werkgever, had de re-integratie van een werkneemster die sinds 1 mei 2011 ziek was, onvoldoende adequaat aangepakt. De werkneemster had rugklachten en later ook klachten aan haar voeten, en had op 20 augustus 2013 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelt dat de werkgever niet alleen de aanvraag van de werkneemster voor een thuisopleiding had moeten honoreren, maar ook andere passende scholingsmogelijkheden had moeten aanbieden. Door dit na te laten, zijn er re-integratiekansen gemist.
De rechtbank stelt vast dat de re-integratie-inspanningen van de werkgever in de periode tussen 17 december 2012 en 25 april 2013 stil hebben gelegen, wat niet gerechtvaardigd kon worden door administratieve voorbereidingen. De rechtbank concludeert dat de werkgever tekort is geschoten in haar verplichtingen en dat de opgelegde loonsanctie terecht is. De uitspraak benadrukt het belang van adequate re-integratie-inspanningen en de verantwoordelijkheden van werkgevers in het kader van de Wet WIA.
De rechtbank verklaart het beroep van de werkgever ongegrond en bevestigt de beslissing van de verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), om de loonsanctie op te leggen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.