ECLI:NL:RBDHA:2015:2933

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
475719
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot toevoeging van een advocaat in een voogdijzaak met betrekking tot geestelijke stoornis

Op 6 maart 2015 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een voogdijzaak waarbij de moeder van de minderjarige kinderen is gediagnosticeerd met de ziekte van Huntington. De moeder is sinds juli 2012 opgenomen in een psychiatrische instelling en is momenteel verblijvend in een verpleeghuis. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een verzoekschrift ingediend om de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te belasten met de voogdij over de minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om haar belangen te behartigen en heeft daarom besloten om een advocaat aan haar toe te voegen. De advocaat heeft eerder de moeder bijgestaan in een BOPZ-zaak en heeft zich bereid verklaard om haar in deze procedure bij te staan. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot een pro forma datum en verzocht om een schriftelijke kennisgeving van de toevoeging van de advocaat. De rechtbank benadrukt het belang van rechtsbijstand voor de moeder, gezien haar geestelijke toestand en de impact van de voogdijmaatregel op haar leven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 14-8201
Zaaknummer: C/09/475719
Datum beschikking: 6 maart 2015
Bevel toevoeging advocaat inzake voorziening in de voogdij in verband met geestelijke stoornis

Beschikking op het op 20 oktober 2014 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden en Z-H Noord,

hierna: de Raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vrouw],

de moeder,
wonende te [woonplaats 1].

de gecertificeerde instelling,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
als rechtsopvolgster van Bureau Jeugdzorg Haaglanden, vestiging Den Haag/Scheveningen,
de beoogd voogdes,

[pleegouders],

wonende te [woonplaats 1],
de pleegouders van de minderjarige [minderjarige],

[pleegouders],

wonende te [woonplaats 2] (gemeente [woonplaats 2]),
de pleegouders van de minderjarige [minderjarige].

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, locatie Den Haag, d.d. 16 oktober 2014, kenmerk [nummer];
- de brief d.d. 4 december 2014, met bijlagen, van de zijde van de Raad.
Op 4 maart 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: mevrouw [Rvdk] namens de Raad, mevrouw [jeugdbeschermer], jeugdbeschermer namens de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en de pleegouders van [minderjarige].
De minderjarige [minderjarige] heeft haar mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe de Stichting Bureau Jeugdzorg (de rechtbank begrijpt thans: haar rechtsopvolgster met ingang van 1 januari 2015, de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden) te belasten met de voogdij over de minderjarigen [minderjarige] en [minderjarige], een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Het verzoekschrift vermeldt dat de moeder is gediagnosticeerd met de ziekte van Huntington, een progressieve neurologische aandoening, in verband waarmee zij sinds juli 2012 met een maatregel tot inbewaringstelling is opgenomen op de gesloten afdeling van psychiatrische instelling [instelling]. Sinds een aantal maanden verblijft de moeder in een verpleeghuis van Stichting [instelling]. Uit het raadsrapport blijkt dat de moeder niet in het onderzoek is betrokken, omdat haar behandelaar dat niet in haar belang acht, omdat de moeder wilsonbekwaam is en overstuur raakt als het over haar kinderen gaat.
Het verzoekschrift is aan de moeder betekend op het adres van het verpleeghuis, zoals dat blijkt uit het overgelegde uittreksel uit het systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen. De moeder is niet ter terechtzitting verschenen. Voor haar heeft zich geen advocaat gesteld.
De rechtbank stelt vast dat het hier om een ingrijpende voorziening gaat, die de belangen van de moeder rechtstreeks raakt. Gelet op het voormelde standpunt van de behandelaar tegenover de Raad kan niet worden uitgesloten dat het verzoekschrift de moeder niet persoonlijk heeft bereikt. Als dat wel het geval is, is het, gelet op de ziekte van de moeder, de vraag of zij zich de reikwijdte daarvan realiseert. De rechtbank acht het van belang dat de moeder in deze kwestie wordt bijgestaan door een advocaat, die haar belangen ter zake kan behartigen.
De rechtbank is gebleken dat de moeder eerder in een BOPZ-zaak is bijgestaan door mr. [advocaat]. Op 4 maart 2015 heeft mr. [advocaat] zich telefonisch bereid verklaard om de moeder in de onderhavige procedure bij te staan. Derhalve zal de rechtbank met analoge toepassing van artikel 817, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de toevoeging van deze advocaat aan de moeder bevelen.
De rechtbank verzoekt de advocaat het verzoek met de moeder te bespreken, voor zover dat gelet op haar gezondheidstoestand nog mogelijk is, en de rechtbank te berichten of, indien de moeder verweer wenst te voeren, zij door de rechtbank wil worden gehoord. De rechtbank zal de moeder dan in het ziekenhuis (doen) horen. Indien de moeder geen verweer wenst te voeren, verneemt de rechtbank dat graag zo spoedig mogelijk van de advocaat.
De rechtbank zal de inhoudelijke behandeling van de zaak aanhouden tot na te melden pro forma datum. Indien de moeder verweer wenst te voeren, kan de advocaat reeds een verweerschrift indienen. Indien zij daarvoor meer tijd nodig heeft zal de rechtbank een nieuwe datum voor het indienen van een verweerschrift bepalen.

Beslissing

De rechtbank:
beveelt de Raad voor Rechtsbijstand te 2501 CL ’s-Gravenhage, postbus 450:
mr. [advocaat], kantoorhoudende te [woonplaats 2], [adres],
toe te voegen aan de moeder, verblijvende in verpleeghuis [instelling] te [woonplaats 2], [adres],
en de rechtbank van de toevoeging schriftelijk kennis te geven uiterlijk op 13 maart 2015 t.a.v. de Familie-unit;
bepaalt dat de behandeling van het verzoek tot voorziening in de voogdij wordt aangehouden tot
1 april 2015 pro forma;
bepaalt dat de griffier
onverwijldeen afschrift van de gedingstukken aan mr. [advocaat], kantoorhoudende te [woonplaats 2], [adres], zal toesturen;
bepaalt dat mr. G.E.M. Later zich voor de genoemde proformadatum zal uitlaten omtrent zoals hiervoor overwogen;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de voorziening in de voogdijaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.B. Verkleij, tevens kinderrechter, bijgestaan door
mr. J.M.N. Schrover als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2015.