ECLI:NL:RBDHA:2015:289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2015
Publicatiedatum
13 januari 2015
Zaaknummer
C-09-479976 - KG ZA 14-1573
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding inzake aanbesteding door Rijkswaterstaat en IT-Staffing Nederland B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen IT-Staffing Nederland B.V. en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat). IT-Staffing had een klacht ingediend tegen de selectiebeslissing van Rijkswaterstaat in het kader van een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor de inhuur van IV-specialisten. De aanbestedingsprocedure bestond uit een selectiefase en een gunningsfase. IT-Staffing was niet geselecteerd voor de gunningsfase en vorderde in kort geding dat Rijkswaterstaat niet over zou gaan tot de gunningsfase voordat er een uitspraak was gedaan in de kort geding procedure. De voorzieningenrechter oordeelde dat IT-Staffing geen belang had bij haar vorderingen, omdat Rijkswaterstaat had aangegeven dat de inschrijving op de aanbesteding niet zou plaatsvinden voordat er een uitspraak was gedaan. De vorderingen van IT-Staffing werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/479976 / KG ZA 14-1573
Vonnis in kort geding van 9 januari 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT-Staffing Nederland B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres,
advocaat mr. P.H.L.M. Kuypers te Breda,
tegen:
de Staat der Nederlanden
(Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat)
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.C.M. Prasing-Remmé te Utrecht.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘IT-Staffing’ en ‘Rijkswaterstaat’.

1.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 5 januari 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Op of omstreeks 18 september 2014 heeft Rijkswaterstaat een Europese niet openbare aanbestedingsprocedure aangekondigd voor de inhuur van IV specialisten. Het doel van de aanbesteding is om vijf ondernemers te contracteren die goede kandidaten (IV specialisten) kunnen aanbieden tegen een marktconform uurtarief. De Aanbestedingswet 2012 en de Richtlijn 2014/18 EEG zijn op de aanbestedingsprocedure van toepassing.
1.2.
De aanbestedingsprocedure bestaat uit een selectiefase en een gunningsfase. De selectieprocedure is omschreven in het “Selectiedocument” (hierna: selectiedocument). In paragraaf 3.8 van het selectiedocument is, voor zover relevant, het navolgende bepaald:
Selectiebeslissing
Nadat de beoordelingsprocedure geheel is doorlopen en een ranking en loting heeft plaatsgevonden, zal de aanbestedende dienst elke ondernemer, die een aanmelding ingediend heeft, gelijktijdig en onder opgaaf van relevante redenen mededeling doen van de selectiebeslissing.
(…)
Indien een ondernemer bezwaar heeft tegen de selectiebeslissing, dient hij binnen de opschortende termijn, door betekening van een dagvaarding, een kort geding aanhangig te hebben gemaakt tegen de selectiebeslissing van de aanbestedende dienst.
Indien binnen de opschortende termijn door betekening van een dagvaarding een kort geding aanhangig is gemaakt zal de aanbestedende dienst niet overgaan tot de gunningsfase, voordat in kort geding vonnis is gewezen, tenzij een zwaarwegend belang onverwijlde voortzetting gebiedt.”
1.3.
Aan de hand van de in het selectiedocument beschreven selectieprocedure heeft Rijkswaterstaat bepaald welke 10 van de in totaal 27 gegadigden, waaronder IT-Staffing, in aanmerking komen voor de gunningsfase.
1.4.
Bij brief van 6 november 2014 heeft Rijkswaterstaat IT-Staffing bericht dat zij niet is geselecteerd voor de gunningsfase.
1.5.
Op 14 november 2014 heeft IT-Staffing een klacht ingediend tegen de selectiebeslissing. Twee andere gegadigden hebben eveneens een klacht ingediend. Op 19 november 2014 heeft Rijkwaterstaat aan alle gegadigden een nieuwe selectiebeslissing verzonden. De keuze van de geselecteerde gegadigden is daarbij ongewijzigd gebleven.
1.6.
Bij dagvaarding van 3 december 2014 heeft IT-Staffing een kort geding aanhangig gemaakt jegens Rijkswaterstaat bij deze rechtbank. In die procedure vordert IT-Staffing primair haar toe te laten tot de gunningsfase. Subsidiair vordert zij Rijkswaterstaat te gelasten de huidige aanbestedingsprocedure te staken en een nieuwe aanbestedingsprocedure op te starten. Meer subsidiair vordert IT-Staffing een gebod tot nadere motivering van de afwijzing van haar aanmelding en meest subsidiair vordert zij een andere maatregel te treffen die in goede justitie redelijk is en recht doet aan haar belangen. De mondelinge behandeling van deze zaak is bepaald op 23 februari 2015.
1.7.
Op 18 december 2014 heeft de advocaat van Rijkswaterstaat IT-Staffing bericht dat zij heeft besloten om te beginnen met de gunningsfase.

2.Het geschil

2.1.
IT-Staffing vordert – zakelijk weergegeven –:
primair: Rijkswaterstaat te gelasten niet over te gaan tot de gunningsfase en het bekend maken van de gunningsleidraad voordat in kort geding door de voorzieningenrechter vonnis is gewezen in de inmiddels opgestarte kort geding procedure, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiair: maatregelen te treffen die de voorzieningenrechter redelijk acht en die recht doen aan de belangen van IT-Staffing en de rechtsbescherming van gegadigden zoals voorzien in het selectiedocument (in het bijzonder paragraaf 3.8) en Richtlijn 2007/66/EG.
2.2.
Daartoe voert IT-Staffing het volgende aan.
De selectiefase is voorlopig geëindigd. De gunningsfase zal eerst kunnen beginnen nadat de rechter heeft geoordeeld over de rechtmatigheid van het selectiebesluit. Dit volgt immers uit hetgeen op dit punt is opgenomen in paragraaf 3.8 van het selectiedocument. Desondanks heeft IT-Staffing besloten om in afwijking van de in het selectiedocument geformuleerde hoofdregel te beginnen met de gunningsfase. Er is geen sprake van een zwaarwegend belang voor een onverwijlde voortzetting van de aanbestedingsprocedure, nu Rijkswaterstaat op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt dat er een bijzonder belangrijk en klemmend argument is om de uitkomst van de rechtsbeschermingsprocedure niet af te wachten. De wijze waarop Rijkswaterstaat omspringt met de belangen van afgewezen gegadigden staat ook haaks op het bepaalde in Richtlijn 2007/66 inzake rechtsbescherming in aanbestedingsprocedures. Aangezien Rijkswaterstaat vermoedelijk per medio januari 2015 wil beginnen met de gunningsfase, heeft IT-Staffing spoedeisend belang bij de ingestelde vorderingen.
2.3.
Rijkswaterstaat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Rijkswaterstaat heeft allereerst ten verwere aangevoerd dat IT-Staffing geen belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen in deze procedure. Zij heeft daartoe gesteld dat het vonnis in de procedure die dient op 23 februari 2015 naar verwachting zal worden uitgesproken op 9 maart 2015. Rijkswaterstaat is naar eigen zeggen voornemens de gunningsfase per half januari 2015 voort te zetten. De datum voor het indienen van de inschrijvingen is vooralsnog bepaald op 11 maart 2015. Dit stelt Rijkswaterstaat naar eigen zeggen in staat om te handelen overeenkomstig het vonnis.
3.2.
Dit verweer treft doel. In artikel 3.8 van het selectiedocument is bepaald dat in geval in de daarin genoemde opschortende termijn een kort geding aanhangig is gemaakt, de aanbestedende dienst niet zal overgaan tot de gunningsfase, voordat in kort geding vonnis is gewezen. Vast staat dat IT-Staffing voornemens is de gunningsfase per half januari 2015 voort te zetten. In zoverre handelt zij niet conform hetgeen is bepaald in artikel 3.8 van het selectiedocument. Niet is echter aannemelijk geworden op welke wijze IT-Staffing hierdoor geschaad zou kunnen worden. Rijkswaterstaat heeft onweersproken aangevoerd dat inschrijving op de aanbesteding niet zal plaatsvinden voordat de voorzieningenrechter vonnis heeft gewezen in de kort geding procedure naar aanleiding van de op 3 december 2014 uitgebrachte dagvaarding. Dit brengt met zich dat er geen onomkeerbare situatie zal intreden, voordat de zaak inhoudelijk is voorgelegd aan de voorzieningenrechter en daarin uitspraak is gedaan, noch dat IT-Staffing schade zou kunnen ondervinden van deze handelwijze. Niet valt daarom in te zien welk belang IT-Staffing heeft bij toewijzing van haar vorderingen. Daarbij wordt tevens acht geslagen op het gegeven dat de lange termijn waarop de zittingsdatum is bepaald in overwegende mate te wijten is aan de vele verhinderdata van IT-Staffing bij het aanvragen van voormelde kort geding procedure. Zoals Rijkwaterstaat terecht opmerkt heeft IT-Staffing slechts twee data in januari 2015 aangegeven waarop zij beschikbaar was en in februari 2015 tot de 23e slechts één datum. Dit moge zo zijn, maar valt niet goed te rijmen met het door haar gestelde spoedeisend belang. De vorderingen van IT-Staffing zullen gelet op het voorgaande bij gebrek aan belang worden afgewezen.
3.3.
In het licht van het voorgaande behoeven de overige standpunten van partijen geen nadere bespreking.
3.4.
IT-Staffing zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, alsmede in de nakosten.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt IT-Staffing in de proceskosten, tot op dit vonnis aan de zijde van Rijkswaterstaat begroot op € 1.424,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 608,-- aan griffierecht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
- veroordeelt IT-Staffing tevens in de nakosten, forfaitair begroot op € 131,-- aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 68,-- aan salaris en met de explootkosten gemaakt voor de betekening van dit vonnis indien tot betekening wordt overgegaan, alsmede met de wettelijke rent vanaf veertien dagen na het uitspreken van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en aanzien van de proceskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2015.
hf