ECLI:NL:RBDHA:2015:2751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
13 maart 2015
Zaaknummer
C-09-467930 - HA ZA 14-710
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitleg en nakoming van een non-disclosure agreement tussen twee partijen in de vastgoedsector

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Principal Financial Company B.V. (PFC) en Venn Partners LLP (Venn) over de uitleg en nakoming van een non-disclosure agreement (NDA). PFC vorderde schadevergoeding van Venn, stellende dat Venn toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de NDA door vertrouwelijke informatie te gebruiken en een transactie met Artesia aan te gaan zonder PFC daarbij te betrekken. Venn voerde verweer en stelde dat zij de vertrouwelijke informatie niet had gebruikt en dat zij vrij was om met Artesia te onderhandelen.

De rechtbank oordeelde dat Venn niet in strijd met de NDA had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de informatie over de verkoop van de portefeuille niet als vertrouwelijke informatie kon worden aangemerkt, omdat Venn deze informatie van een andere marktpartij had ontvangen. Bovendien bevatte de NDA geen exclusiviteitsbepalingen die Venn verhinderden om zelfstandig met Artesia te onderhandelen. De rechtbank wees de vorderingen van PFC af en veroordeelde PFC in de proceskosten van Venn.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in NDA's en de noodzaak om de reikwijdte van vertrouwelijke informatie goed te definiëren. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor schadevergoeding bij afgebroken onderhandelingen besproken, waarbij het gerechtvaardigd vertrouwen van partijen in de totstandkoming van een overeenkomst centraal staat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/467930 / HA ZA 14-710
Vonnis van 11 maart 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRINCIPAL FINANCIAL COMPANY B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.H.C. Sinninghe Damsté te Amsterdam,
tegen
de limited liability partnership naar Engels recht
VENN PARTNERS LLP,
gevestigd te Reading (Berkshire), Verenigd Koninkrijk,
gedaagde,
advocaat mr. D.F. Lunsingh Scheurleer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna PFC en Venn genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 3 april 2014, met producties 1 tot en met 24;
  • de conclusie van antwoord tevens antwoord in het incident ex artikel 843a Rv, met producties 1 tot en met 11;
  • het tussenvonnis van 27 augustus 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de akte houdende overlegging aanvullende producties namens PFC, met producties 25 tot en met 33;
  • het proces-verbaal van comparitie van 19 januari 2015.
1.2.
Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over het proces-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. Partijen hebben van deze gelegenheid gebruikgemaakt. De brieven van PFC van 24 februari 2015 en van Venn van 25 februari 2015 zijn aan het proces-verbaal gehecht en maken onderdeel uit van het procesdossier.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
PFC is een in Amsterdam gevestigde onafhankelijke dienstverlener op het gebied van vastgoed gerelateerde investeringen. Zij heeft specifieke kennis van de Nederlandse huizen- en hypotheekmarkt.
2.2.
Venn is in 2009 opgericht als specialistisch adviseur en investeringsplatform op het gebied van kredieten. Venn legt zich toe op de Europese markt van “asset based finance” (dat wil zeggen financieringen verstrekt met activa als zekerheid), met name op het gebied van commercieel vastgoed, consumentenkrediet, woninghypotheekleningen, financiering van duurzame energiebronnen en andere specialistische financieringsgebieden.
2.3.
GE Artesia Bank N.V. (hierna: Artesia) heeft PFC in het najaar van 2010 benaderd over de mogelijke aankoop van een portefeuille hypothecaire leningen ter waarde van ongeveer 676 miljoen euro (hierna: de Portefeuille). Deze investeringsmogelijkheid is door PFC verder “Project Amsterdam” genoemd.
2.4.
PFC is vervolgens op zoek gegaan naar een partij die bereid was 150 miljoen euro als equity loan te investeren in Project Amsterdam.
2.5.
Op 28 maart 2012 heeft [A], managing partner van Venn (hierna: [A]), [B] van AIG (hierna: [B]) ontmoet. [A] heeft collega-partner [C] daarover op 28 maart 2012 om 15.00 uur als volgt geïnformeerd per e-mail:
[…]
Hi,
Just met with [B] runs the AIG CRE business in Europe. Key points […]
In addition they were approached to look at a 700m Dutch RMBS acquisition. X team of ABN guys (not bishopsgate) who have an exclusivity to buy portfolio at 90% price, they claim to have financing from nataxis and rabo, and need 150m equity. […] Also think they can securitise within 12m and refi and get acquisition price back.
[…]
2.6.
Op 29 maart 2012 heeft [B] om 14.41 uur per e-mail aan [D], statutair directeur van PFC (hierna: [D]), met kopie aan Venn, laten weten dat Venn belangstelling had voor de Portefeuille. Enkele minuten later heeft Venn daarop geantwoord:
[…]
Thanks [B],
[D],
[B] gave me an overview of what you guys are trying to do. We would be keen to explore this with you.
Best
[A] [[A]; toevoeging rechtbank]
[…]
2.7.
Daarop heeft PFC op 29 maart 2012 om 14.46 uur aan Venn geantwoord:
[…]
Dear [A],
We will send you an NDA [Non Disclosure Agreement/geheimhoudingsovereenkomst; toevoeging rechtbank] and provide you the necessary info to explore the opportunity.
Met vriendelijke groet / Kind regards,
[D]
[…]
Vervolgens heeft PFC om 15.55 uur een geheimhoudingsovereenkomst aan Venn gemaild:
[…]
Please find attached our version of the NDA we have in place with others as well on project Amsterdam. As soon as we have the doc signed I will send you over the info-pack.
[…]
2.8.
Op verzoek van Venn zijn er in de ochtend van 30 maart 2012 nog twee artikelen aan de geheimhoudingsovereenkomst toegevoegd. Die luiden:
2.2
Venn shall be permitted to disclose Confidential Information to Potential Investors, provided that
prior to such disclosure (i) Venn receives PFC’s approval to disclose to such Potential Investor and
(ii) such Potential Investor has signed a written agreement with Venn under which it agrees to treat
the Confidential Information on terms materially the same as those set out in this Agreement. For the
avoidance of doubt, a written agreement governed by English law shall deemed to be materially the
same this Agreement.
2.3
Where Venn discloses a Potential Investor to PFC, PFC agrees to work with Venn on any transaction
with such Potential Investor during the period of twelve months after such disclosure.
2.9.
Op 30 maart 2012 hebben PFC en Venn de geheimhoudingsovereenkomst, genoemd Non Disclosure Agreement (hierna: NDA), gesloten. De NDA luidt, voor zover hier van belang:
[…]
BACKGROUND
  • A) PFC have approached Venn and made a proposal to consider the possible investment in certain assets sourced and structured by the PFC (the
  • B) Confidential Information has been and/or will be provided between PFC and Venn (the
IT IS AGREED

1.INTERPRETATION […]Confidential Informationshall mean, any information, ideas, concepts, formats, data, know-how, show-how or materials including IP Rights or referring to the Product & Services (as the case may be), whether oral, written or otherwise recorded, regarding the affairs, business, customers, plans, IT-systems, software or operations of the Disclosing Party, its subsidiaries, affiliates, group companies (“groepsmaatschappijen”), business partners, suppliers and customers, (whether or not marked as confidential) and which is to be or has been provided directly by or on behalf of the Disclosing Party to the Recipient Party ;[…]Product & Servicesshall mean investment opportunities in real estate and (mortgage) loan portfolios […]

Purposeshall mean to enable the Parties to perform the services in respect of the Joint Collaboration.
[…]
2. UNDERTAKINGS
2.1
The Parties shall keep the Confidential Information confidential and shall not disclose the
Confidential Information to anyone except as permitted by this agreement.
[…]
3. USE AND SECURITYThe Parties shall, and shall use reasonable efforts to ensure that all Permitted Users, only use the
Confidential Information for the Purpose.
[…]
5. EXCLUSION OF WARRANTIES AND LIABILITY
[…]
5.2 […]
Each party reserves the right in its sole and absolute discretion to reject any or all proposals made in connection with the Joint Collaboration, and to terminate discussions and negotiations regarding the Joint Collaboration at any time.
5.3
Each Party further acknowledges and confirms that any Confidential Information made
available to it and its Permitted Users will not constitute an offer or invitation for any form of
commitment on the part of the Disclosing Party to proceed with the Joint Collaboration. The
Recipient Party will not be entitled to any compensation from the Disclosing Party for any
losses that may arise as a result of the termination of negotiations at any time before the
completion of an agreement related to the Joint Collaboration.

6.MISCELLANEOUS

6.1 […]
This agreement only sets out the terms and conditions under which the Confidential Information
is provided between the Parties.
[…]
2.10.
Vervolgens heeft PFC op 30 maart 2012 om 11.25 uur per e-mail een zestal documenten met betrekking tot Project Amsterdam aan Venn gestuurd. In de daarop volgende dagen is nog een aantal documenten door PFC aan Venn gestuurd.
2.11.
PFC heeft Venn toestemming gegeven de Confidential Information te delen met Perry Capital.
2.12.
Na telefonisch overleg op 17 april 2012 tussen PFC en Venn, heeft PFC de volgende dag de “Head of Terms” voor Project Amsterdam aan Venn gestuurd (e-mail van 18 april 2012 om 14:08 uur):
[…]
1. Portfolio Investment – Project Amsterdam
For the investment in the Dutch loan portfolio of GE Artesia Bank N.V. the following terms will be applicable to compensate Principal Company:
 On-off origination and structuring fee for total Investment for an amount of EUR 4,000,000 what will be charged as follows:
- Upfront to be settled in cash EUR 500,000
- Upfront to be settled in equity participations EUR 3,500,000
 Investment/Advisory/Servicing fee, monthly fee as percentage over the Portfolio assets (excluding master/collection fees for services to be provided by vesting Finance) 0.125% (annual)
 Carried Interest (for income above 10% IRR target) 15.0%
[…]
Daarop heeft Venn onmiddellijk per e-mail geantwoord:
[…] Thanks for this, we will review it and come back to you. In the meantime, could you also provide draft letter of intent language for the non-binding offer to GE for us to look at inclusive of terms etc. […]
Diezelfde middag heeft Venn de “non-binding letter” van PFC aan Artesia van 4 april 2012 ontvangen.
2.13.
Op 23 april 2012 heeft PFC Venn als volgt verder geïnformeerd:
[…] Please see below the confirmation of GE on the current status of project Amsterdam. […]
For various reasons we have not yet shared our investor base with GE and obtaining exclusivity will be subject to their comfort level of funding certainty.
Furthermore I have attached the support letter of Nataxis on this transaction.
We are planning to send the following docs to GE [Artesia; toevoeging rechtbank] on Wednesday:
Updated offer letter
Support letter Venn Partners/Perry Capital
Support letter Nataxis
[…]
2.14.
Op 24 april 2012 heeft een bespreking over Project Amsterdam tussen PFC en Venn plaatsgevonden in Londen.
2.15.
Op 25 april 2012 om 20.27 uur heeft Venn de volgende e-mail aan PFC gestuurd:
[…] [E]/[D]
Many thanks for coming to see us yesterday. Apologies for the delay in getting back to you today – manic day.
We have considered your fee and service proposition and would like to try to find a way out to work with you because we recognise that you have introduced us to the transaction (albeit non-exclusively) and that you would bring additional expertise and bandwidth in certain areas of the structuring and execution (notably through your local presence). However, there is a limit to the fees that we can and are prepared to pay you for these services, which reflects the following:
 Venn could arrange and execute the transaction on our own, together with our investor,
 This is a transaction process that has been heavily brokered and one on which you do not have exclusivity with the seller. Our sponsor relationships and other market contacts have, without prompting, mentioned this deal to us since we began discussions and it became clear that, while you are well positioned, this portfolio is in play.
 The capital we represent has a clear restriction over double dipping fees, and any ongoing management and carry is something we just can’t do.
In the circumstances, and we have considered this at length, we would be comfortable to work with you on the following basis.
Introducer fee: E500,000 on completion.
Arranger fee and services: Whilst we do not outsource the responsibility of structuring, underwriting, negotiating, due diligence and execution of the transaction, we see value in potentially working with you in supporting our efforts, and we recognise the clear support you can provide given your respective backgrounds and experience in Holland. But to be clear, we would want to retain control and the lead in this regard. […] For these arranger services, we would propose an advisory/arranging support fee of E1.0m for supporting us in execution. […]
As an all-in fee we are proposing approx. 1% of invested capital for the introduction, and the above support on the Transaction Process. We recognise that this is significantly below your initial fee proposal, but the service offering from PC will also be significantly lower than you had offered and in the circumstances we strongly feel that this is a reasonable proposition for us to work on this together.
Ultimately, given the nature of the process GE has taken we do not feel that our desire to participate in the portfolio acquisition should (1) force us to work with you on the fee proposal that you outline and (2) preclude us from engaging on the trade should we fail to agree a basis on which we can work together.
We recognise that if we cannot find an agreement on which to work together then we may be forced to approach the seller direct – but to be clear, whilst we are not legally bound to work with you, as a general proposition we are not comfortable in going around introducers which is why we have gone to considerable length to come up with a constructive and reasonable proposal that addresses the circumstances. […]
2.16.
PFC heeft op 25 april 2012 om 20.50 uur per e-mail geantwoord:
[…] [A],
Thanks for your feedback. Based on the proposed terms in your email, we have decided to progress with the other investors that we have lined-up.
Kind regards, [E] […]
2.17.
Enige vorm van samenwerking tussen PFC en Venn is niet gerealiseerd.
2.18.
Op 24 februari 2014 is een artikel op de website van de Financial Times verschenen met de kop “
Venn moves into the Dutch mortgage market”.

3.Het geschil

3.1.
PFC vordert – samengevat – dat de rechtbank
1. voor recht verklaart dat Venn aansprakelijk is jegens PFC voor de schade die PFC heeft geleden, doordat Venn toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis en/of een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens PFC;
2. de schade begroot, primair op de winst die PFC heeft gederfd door het handelen van Venn van € 22.200.000,= en subsidiair ex artikel 6:104 BW op de winst die Venn heeft genoten en zal genieten als gevolg van de tekortkoming in de nakoming dan wel de gepleegde onrechtmatige daad; en
3. Venn veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
Verder vordert PFC op grond van het bepaalde in de artikelen 22 en 843a Rv
– samengevat – inzage in de overeenkomst waaruit de vergoedingsstructuur en de door Venn genoten en te genieten winst volgt.
3.3.
PFC heeft het volgende aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. PFC stelt dat het voor Venn verboden was
  • i) zich de transactie met betrekking tot Project Amsterdam toe te eigenen en deze transactie te doen met uitsluiting van PFC,
  • ii) de Confidential Information die zij van PFC heeft verkregen aan te wenden voor enig ander doel dan voor de samenwerking PFC-Venn ten behoeve van transactie in het Project Amsterdam en
  • iii) de Confidential Information zonder toestemming van PFC met derden te delen.
Door de transactie te doen zonder PFC (i), daarbij gebruik makend van de Confidential Information (ii) en de Confidential Information te delen met derden (iii) handelt Venn in strijd met de NDA. Althans, door in een zo laat stadium de onderhandelingen te laten springen, heeft Venn onrechtmatig gehandeld jegens PFC. Als gevolg daarvan lijdt PFC schade, waarvoor Venn aansprakelijk is.
3.4.
Venn voert verweer.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verwijt dat PFC Venn maakt komt in de kern op het volgende neer. Door het sluiten van de NDA stond het Venn niet meer vrij om zelf, met uitsluiting van PFC, een transactie aan te gaan met Artesia met betrekking tot de Portefeuille. Volgens PFC heeft Venn in 2014 precies die transactie gedaan die zij op grond van de NDA slechts met PFC mocht doen. Venn is met de wetenschap dat de Portefeuille te koop was (volgens PFC aan te merken als Confidential Information onder de NDA) aan de haal gegaan en heeft uiteindelijk zónder PFC een transactie gesloten met Artesia. Volgens PFC heeft Venn daardoor in strijd met de NDA, althans onrechtmatig, gehandeld en dient zij de schade die PFC lijdt door het mislopen van de transactie in Project Amsterdam te vergoeden.
4.2.
Venn heeft daartegen aangevoerd dat zij de Confidential Information niet heeft gebruikt en slechts met derden heeft gedeeld, nadat PFC daarvoor toestemming had gegeven. Venn bestrijdt dat de wetenschap dat de Portefeuille te koop was Confidential Information is; zij had al van een andere marktpartij vernomen dat de Portefeuille te koop was, voordat zij die informatie van PFC ontving. Tenslotte wijst Venn erop dat met het sluiten van de NDA slechts geheimhouding van documenten is afgesproken en niet, zoals PFC lijkt te stellen, een exclusieve samenwerking met PFC voor een transactie in het Project Amsterdam.
Wanprestatie
4.3.
De rechtbank zal hierna eerst beoordelen of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van Venn jegens PFC onder de NDA. De rechtbank zal met het oog daarop nagaan of (i) Venn Confidential Information in strijd met de NDA heeft gebruikt, (ii) Venn in strijd met de NDA Confidential Information met derden heeft gedeeld en (iii) het Venn vrij stond een transactie aan te gaan met Artesia met betrekking tot de Portefeuille.
(i) Heeft Venn Confidential Information in strijd met de NDA gebruikt?
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat onder Confidential Information in elk geval zijn begrepen alle documenten die met betrekking tot Project Amsterdam door PFC aan Venn per e-mail zijn verstrekt na het sluiten van de NDA op 30 maart 2012. Ter comparitie is gebleken dat PFC – buiten de beschikbaar gestelde documenten – onder Confidential Information niet alleen verstaat de wetenschap van het feit dat de Portefeuille te koop is, waarin overigens begrepen het momentum van de deal (inhoudende dat Artesia zo graag wilde verkopen dat zij bereid was een overbruggingskrediet te verlenen), maar ook de structuur van de transactie en de contactpersoon voor Project Amsterdam bij verkoper Artesia. Venn heeft dit gemotiveerd betwist. De rechtbank zal daarom beoordelen hoe de NDA op het punt van Confidential Information moet worden uitgelegd.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht op de NDA van toepassing is. Bij de beoordeling gaat het dan niet slechts om een (zuiver) taalkundige uitleg van de bepalingen uit de NDA, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan die bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Steeds zijn daarbij van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Verder zijn bij de uitleg van belang de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van de contractsbevestiging, de wijze van totstandkoming – waarbij van belang is of partijen werden bijgestaan door (juridisch) deskundige raadslieden – en de overige bepalingen van de overeenkomst.
4.6.
Gebleken is dat het concept voor de NDA uit de koker komt van PFC die het model al bij eerdere transacties gebruikte. Er hebben geen uitgebreide onderhandelingen plaatsgevonden voor de totstandkoming van de NDA; enkel zijn op verzoek van Venn nog twee nieuwe artikelen 2.2 en 2.3 toegevoegd. Binnen 24 uur was de NDA rond, uitsluitend door middel van contact per e-mail. Dat betekent dat bij de uitleg van de NDA het nodige gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de bewoordingen ervan.
4.7.
De tekst van de NDA bepaalt dat het bij Confidential Information gaat om aan Venn verstrekte informatie die rechtstreeks van PFC afkomstig is (“
…provided directly by or on behalf of the Disclosing Party to the Recipient Party.”).
Ten aanzien van de wetenschap van het feit dat de Portefeuille te koop was overweegt de rechtbank het volgende. Venn heeft als verweer gevoerd dat in de markt bekend was dat de Portefeuille te koop was. Zij stelt dat zij die informatie niet van PFC heeft ontvangen, maar van AIG. Ter onderbouwing daarvan heeft zij een interne e-mail overgelegd, waarin met zoveel woorden over de Portefeuille wordt gesproken op een moment dat daarover nog geen contact was geweest tussen PFC en Venn (zie alinea 2.5 hiervoor). Door PFC is niet betwist dat die e-mail over de Portefeuille gaat. Ter comparitie is door [D] bevestigd dat bij enkele marktpartijen bekend was dat de Portefeuille te koop was en dat Artesia voor de verkoop van de Portefeuille ook een andere partij dan PFC had ingeschakeld. Dat betekende echter nog niet dat het in de markt algemeen bekend was, aldus [D]. De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat Venn van AIG heeft vernomen dat de Portefeuille te koop is en dat via AIG, na een initiële positieve reactie van Venn richting AIG, het contact tussen PFC en Venn over de Portefeuille tot stand is gekomen. Aldus heeft AIG Venn ervan op de hoogte gebracht dat de Portefeuille te koop was. Nu die informatie niet van PFC afkomstig was, kan zij reeds om die reden niet worden aangemerkt als Confidential Information onder de NDA. Voor zover de van AIG verkregen informatie niet ook reeds het momentum van de deal omvatte, heeft PFC onvoldoende onderbouwd dat zij die informatie aan Venn heeft gegeven en dat zij exclusief toegang tot die informatie had. Zowel het belang van die informatie als het vertrouwelijke karakter daarvan zijn door Venn betwist. Die informatie kan daarom ook niet worden aangemerkt als Confidential Information in de zin van de NDA.
4.8.
Verder heeft PFC gesteld dat de in Project Amsterdam voorgestelde financieringsstructuur van de transactie moet worden aangemerkt als Confidential Information. Venn heeft daartegen aangevoerd dat de structuur zeer eenvoudig en gebruikelijk was in de markt en om die reden niet als Confidential Information kwalificeert. Bovendien heeft Venn aangevoerd dat zij op 26 april 2012 aan al haar medewerkers per e-mail heeft verzocht alle informatie die Venn had ontvangen van PFC met betrekking tot Project Amsterdam te vernietigen. Ook Perry Capital heeft zij verzocht die informatie te vernietigen. Uit de door Venn overgelegde e-mails (productie 10 en 11) blijkt dat alle medewerkers en Perry Capital bevestigd hebben aan het verzoek te hebben voldaan. Gelet op deze gang van zaken kan niet worden vastgesteld dat deze informatie door Venn is gebruikt. Overigens heeft Venn onbetwist gesteld dat de financieringsstructuur van de transactie met Artesia geheel anders is dan die voor Project Amsterdam zoals door PFC destijds voorgesteld.
4.9.
Dan rest nog de vraag of de naam van een contactpersoon bij verkoper Artesia kan worden aangemerkt als Confidential Information onder de NDA. De rechtbank maakt uit de definitie in de NDA van het begrip Confidential Information (zie onder 2.9 hiervoor) op dat namen van contactpersonen daarin niet zijn genoemd. Bovendien heeft Venn ter comparitie onbetwist gesteld dat door middel van een enkel telefoontje naar Artesia eenvoudig te achterhalen zou zijn wie binnen dat bedrijf verantwoordelijk was voor de verkoop van de Portefeuille. Ook die informatie is daarom niet aan te merken als Confidential Information.
4.10.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat Venn Confidential Information in strijd met de NDA heeft gebruikt.
(ii) Heeft Venn in strijd met de NDA Confidential Information met derden gedeeld?
4.11.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of Venn Confidential Information in strijd met de NDA met derden heeft gedeeld. Ter comparitie is gebleken dat PFC hiermee enkel doelt op het feit dat Venn direct contact heeft opgenomen met Artesia en met haar in gesprek is gegaan over de Portefeuille. Ook dit vraagt om uitleg van de NDA. De rechtbank zal de NDA uitleggen aan de hand van de hiervoor in 4.5 en 4.6 geformuleerde maatstaf.
De NDA bevat geen bepaling waarbij het verboden is voor Venn om direct met Artesia contact op te nemen. De rechtbank betrekt in de beoordeling dat de aard van de overeenkomst met zich brengt dat Artesia als verkoper van de Portefeuille de bron is van vrijwel alle Confidential Information en dat Venn pas contact met Artesia heeft opgenomen toen een samenwerking met PFC gedoemd leek te mislukken. Het contact opnemen met Artesia kan onder deze omstandigheden niet leiden tot het oordeel dat Venn Confidential Information in strijd met de NDA met derden heeft gedeeld. Bovendien heeft Venn onweersproken gesteld dat zij de financieringsstructuur van PFC – de enige informatie die mogelijk niet aan Artesia bekend was – niet heeft gebruikt bij haar deal met Artesia.
(iii) Stond het Venn vrij een transactie aan te gaan met Artesia?
4.12.
Dan komt de rechtbank toe aan de vraag of het Venn vrij stond zelf, zonder PFC, een transactie aan te gaan met Artesia met betrekking tot de Portefeuille. Dit komt in feite neer op de vraag of er exclusiviteit (voor een bepaalde periode) was bedongen. Ook daartoe dient de NDA te worden uitgelegd. De rechtbank zal dit weer doen aan de hand van de hiervoor in 4.5 en 4.6 geformuleerde maatstaf.
Zoals hiervoor overwogen bevat de NDA geen bepaling waarbij het verboden is voor Venn om direct met Artesia contact op te nemen. De rechtbank stelt bovendien vast dat de NDA geen bepalingen bevat over enige vorm van exclusiviteit tussen PFC en Venn. Dat is anders voor de door Venn aangedragen investeerders, waar artikel 2.3 van de NDA in een regeling voorziet. Die situatie is hier niet aan de orde. Daarentegen is in artikel 5.2 van de NDA expliciet bepaald dat het zowel PFC als Venn vrijstond elk aanbod met betrekking tot de Joint Collaboration af te wijzen en onderhandelingen over de Joint Collaboration op elk moment te beëindigen. Dat wordt onderstreept met artikel 5.3, waarin is bepaald dat het ter beschikking stellen van Confidential Information geenszins een aanbod of uitnodiging inhoudt van de zijde van PFC om zich te committeren aan een mogelijke Joint Collaboration. Met het ter beschikking stellen van Confidential Information aan Venn wenste PFC aldus geen verwachtingen te scheppen. De aangehaalde bepalingen verhouden zich niet met exclusiviteit zoals door PFC omschreven. Nu PFC geen andere feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit kan worden afgeleid dat exclusiviteit tussen PFC en Venn is overeengekomen, concludeert de rechtbank dat het Venn vrij stond een transactie aan te gaan met Artesia ter zake.
4.13.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van Venn jegens PFC onder de NDA.
Onrechtmatige daad
4.14.
Tenslotte heeft PFC gesteld dat Venn onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Aan deze stelling heeft PFC geen andere feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd dan voor de vordering uit hoofde van wanprestatie. Voor zover de rechtbank de stellingen van PFC aldus moet begrijpen dat het Venn volgens PFC niet meer vrijstond, althans niet zonder schadeplichtig te worden, de onderhandelingen over een transactie in Project Amsterdam (in de NDA “
Joint Collaboration” genoemd, zo ook hierna) af te breken, omdat partijen er over en weer op mochten vertrouwen dat de Joint Collaboration tot stand zou komen, wordt het volgende overwogen.
4.15.
Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad heeft als maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, afbreken van de onderhandelingen moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen. Deze maatstaf is streng en noopt tot terughoudendheid.
4.16.
Tegen deze achtergrond oordeelt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt is dat in artikel 6.1 van de NDA het bereik van de overeenkomst is beperkt tot voorwaarden waaronder Confidential Information met elkaar wordt gedeeld. Weliswaar is het ultieme doel (vermeld in de overwegingen van de NDA) te komen tot een Joint Collaboration, maar over de inhoud daarvan moeten de onderhandelingen nog plaatsvinden. Dat wordt bevestigd in artikel 5.2 van de NDA waarin is bepaald dat partijen het recht hebben om een voorstel met betrekking tot de Joint Collaboration op elk moment te verwerpen. Ook zijn partijen gerechtigd onderhandelingen met betrekking tot de Joint Collaboration op elk moment te beëindigen (zie alinea 2.9 hiervoor). Tenslotte is van belang dat de relatie tussen PFC en Artesia niet exclusief van karakter was. Tegen deze achtergrond valt niet zonder meer in te zien dat PFC er op enig moment gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de Joint Collaboration tot stand zou komen.
4.17.
De stellingen van PFC over hetgeen zich in het korte tijdsbestek van 30 maart tot 25 april 2012 heeft voorgedaan, kunnen ook niet tot dat oordeel leiden. In het bijzonder kan geen (doorslaggevend) gewicht worden toegekend aan de stellingen van PFC dat er overeenstemming was over de vergoeding die PFC in de Joint Collaboration zou ontvangen en dat 25 april 2012 een harde deadline was.
De rechtbank overweegt in dit verband dat niet is gebleken dat er overeenstemming was over de vergoeding die PFC in de Joint Collaboration zou ontvangen. Op 18 april 2012 heeft PFC de Head of Terms aan Venn gestuurd die daarop direct antwoordde daar nog op terug te zullen komen (zie 2.12 hiervoor). Tijdens de comparitie is gebleken dat partijen op 24 april 2012 in Londen wel over de vergoeding hebben gesproken: [A] heeft daarover met zoveel woorden gezegd dat de door PFC voorgestelde vergoeding “a challenge” zou zijn en [D] heeft verklaard dat hij daarin geen aanleiding zag erover door te vragen, omdat hij die woorden interpreteerde als “het wordt misschien 10% minder”. Dat verklaart wellicht de teleurstelling bij PFC toen Venn op 25 april 2012 een tegenvoorstel deed waarin niet alleen de verantwoordelijkheden in de Joint Collaboration anders verdeeld waren, maar ook de vergoeding voor PFC daarin fors naar beneden was bijgesteld. Het illustreert echter ook dat het totstandkomingsvertrouwen van PFC juist is getemperd door Venn, maar dat PFC dit niet lijkt te hebben begrepen.
Verder is niet gebleken dat op enig moment met Venn is gecommuniceerd dat 25 april 2012 voor PFC een deadline was. Uit de reactie van PFC die binnen 30 minuten volgde op het tegenvoorstel van Venn (“
Thanks for your feedback. Based on the proposed terms in your email, we have decided to progress with the other investors that we have lined-up.”, zie 2.16 hiervoor) valt ook niet op te maken dat 25 april een deadline was, waaraan PFC in deze procedure voor Venn vergaande conclusies verbindt. Door immers aan te kondigen dat zij met andere investeerders verder zou gaan, ging PFC er klaarblijkelijk op dat moment ook zelf vanuit dat geen Joint Collaboration met Venn tot stand zou komen. Door vervolgens dagen telefonisch niet bereikbaar te zijn voor Venn, heeft PFC dat nog eens onderstreept. Dat er geen behoefte was aan verder contact met Venn heeft PFC op 1 mei 2012 met een eenregelige e-mail bevestigd met de woorden “
I do not think we have much to discuss”.
4.18.
In deze omstandigheden heeft het Venn steeds vrij gestaan eigen afwegingen te maken ten aanzien van de beslissing om al dan niet te kiezen voor de Joint Collaboration met PFC. Daarbij heeft Venn gewicht kunnen toekennen aan de omstandigheid dat PFC niet bereid was nader te onderhandelen over de wijze waarop zou worden samengewerkt en tegen welke vergoeding. Het is zelfs de vraag wie de onderhandelingen in feite heeft afgebroken. Na de e-mail van Venn met haar prijsvoorstel was er nog steeds ruimte voor onderhandelingen over samenwerking. PFC heeft echter de handdoek in de ring gegooid en daarmee de onderhandelingen in feite zelf afgebroken.
4.19.
Voor zover het beroep van PFC op onrechtmatig handelen door Venn aldus moet worden begrepen dat het PFC weliswaar vrij stond om de onderhandelingen af te breken, maar dat zij vervolgens niet zelf met Artesia over dezelfde portefeuille mocht onderhandelen, overweegt de rechtbank als volgt. Hiervoor is reeds vastgesteld dat de NDA zich beperkte tot de Confidential Information en dat Venn niet in strijd met de NDA heeft gehandeld. Het was misschien niet netjes van Venn om direct nadat PFC afwijzend reageerde op haar tegenvoorstel over de fees rechtstreeks contact op te nemen met Artesia, maar PFC heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd waarom dit tot aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad jegens haar zou leiden.
4.20.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat Venn niet onrechtmatig jegens PFC heeft gehandeld. Schadeplichtigheid is dan niet aan de orde.
4.21.
De gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen. De rechtbank komt dientengevolge niet toe aan het begroten van schade. Wegens gebrek aan belang zal het op grond van de artikelen 22 en 843a Rv gevorderde ook worden afgewezen.
4.22.
PFC zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Venn worden begroot op:
- griffierecht 3.829,=
- salaris advocaat
6.422,=(2 punten × tarief € 3.211,=)
Totaal € 10.251,=
De wettelijke rente over de proceskosten zullen zoals door Venn verzocht worden toegewezen. Voor veroordeling van PFC in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt PFC in de proceskosten, aan de zijde van Venn tot op heden begroot op € 10.251,=, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels, mr. M.J. van Cleef-Metsaars en mr. M.E. Kokke en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2015. [1]

Voetnoten

1.type: 2226