4.99Uit deze verklaring blijkt dat een aantal van de door de [de A-Holding] c.s. genoemde aspecten waarover zij zou hebben gedwaald is besproken met [D]. Deze worden nu behandeld.
i.
i) mogelijkheid van een negatieve marktwaarde
4.100 De marktwaarde van de renteproducten is tijdens de powerlunch genoemd, zij het in positieve bewoordingen (“immer verhandelbaar in een zeer liquide markt”).
4.101 Het risico van een negatieve marktwaarde bij tussentijdse beëindiging wordt genoemd in de bij het voorstel van [B] van 15 december 2005 gevoegde productbeschrijving van de Interest Rate Swap – daarin aangeduid als IRS – waarin staat:
“Een IRS kan te allen tijde gedurende de hele looptijd op basis van de dan geldende marktwaarde verkocht worden. Deze marktwaarde hangt af van de marktsituatie en kan dus zowel positief als negatief zijn.”
4.102 In de OFD’s is onder het kopje ‘Risico’s’ aandacht gevestigd op de mogelijkheid van een negatieve marktwaarde:
“De Klant bevestigt dat:
(...)
(vii) hij zich ervan bewust is dat de waarde van Transacties kan fluctueren (...)”
4.103 Verder staat in de bij de OFD’s behorende Bijlage Verschaffing van Dekking:
“Aan een Transactie die met u wordt afgesloten wordt door de Bank een waarde toegekend volgens de market-to-market methodiek (de “MTM-waarde”). (…)
De MTM waarde die een door u verrichte Transactie op een bepaald moment heeft is het bedrag dat, volgens de standaard berekeningsmethode van de Bank, op dat moment bij beëindiging van die Transactie door u aan de Bank betaald moet worden of door u van de bank ontvangen wordt om uw positie ten opzichte van de Bank uit hoofde van de desbetreffende Transactie te neutraliseren (behoudens het hierna volgende), uitgaande van de marktomstandigheden van dat moment. In die zin is de MTM waarde te beschouwen als de actuele marktwaarde van die Transactie. De MTM waarde van een Transactie kan voor u positief of negatief zijn.
De MTM waarden van de door u verrichte Transacties zullen voortdurende fluctueren in verband met de marktontwikkelingen. (….) In geval van beëindiging van een Transactie met een voor u negatieve MTM waarde, zullen de voor u uit die Transacties voortvloeiende verplichtingen hoger kunnen zijn dan die MTM waarde (...).”
4.104 In de bij de OFD’s behorende bijlage Informatie Financiële Derivaten staat onder het kopje “Termijncontracten”, waar de swaps onder vallen:
“De koers van het termijncontract is meestal niet gelijk aan de koers van de onderliggende waarde. Het kan voorkomen dat een koersstijging of –daling van de onderliggende waarde niet evenredig is terug te vinden in de waardeontwikkeling van het termijncontract.”
4.105 In de TIF’s wordt de marktwaarde ook genoemd:
“U bent erop gewezen dat bij het afsluiten van een treasury product (welke valt onder de (OFD)) dagelijks de marktwaarde van deze transactie kunt raadplegen op uw portefeuille overzicht (...)”
Ook hier geldt dat, ook als de Rabobank [de A-Holding] en [A] hier niet op zou hebben gewezen zoals in de TIF’s staat, het hen in ieder geval op grond van deze passage duidelijk had moeten zijn dat de renteproducten een marktwaarde hadden, die zowel positief als negatief kon uitpakken.
4.106 De negatieve marktwaarde staat ook in het herstructureringsvoorstel van 20 januari 2009:
“Dit voorstel houdt in dat wij de lopende renteswaps unwinden in de markt en vervangen voor een ander afdekinstrument, waarbij wij de negatieve marktwaarde van de renteswaps zullen verdisconteren in het nieuwe afdekinstrument.”
4.107 In de bij dit voorstel gevoegde productinformatie staat verder:
“Met dit voorstel zal de door u te betalen rente nooit hoger zijn dan 5,95%, exclusief debiteurenopslag/all-in. (...) Tevens is de negatieve marktwaarde van de lopende renteswaps verdisconteerd.”
4.108 Uit de onder 4.98 geciteerde verklaring van [B] blijkt verder dat de mogelijkheid van een negatieve marktwaarde is besproken met [D].
4.109 Hiermee heeft de Rabobank [de A-Holding] en [A] voldoende ingelicht over de mogelijkheid van een negatieve marktwaarde van de renteproducten.
ii) ‘tegengestelde renteontwikkeling’
4.110 Dat de ontwikkeling van de Euribor-rente kan leiden tot een betalingsverplichting van de klant op grond van de renteovereenkomsten blijkt uit de bij de OFD’s behorende Bijlage Informatie Financiële Derivaten. Daarin staat onder het kopje “Termijncontracten”, waar de swaps onder vallen, onder het kopje “Rente swap”:
“Indien u de betaler van de vaste rente bent loopt u het risico dat de door de bank verschuldigde variabele rente lager is dan de vaste rente die u moet betalen. Indien u de betaler van de variabele rente bent loopt u het risico dat het omgekeerde geval zich voordoet. Indien dit risico zich manifesteert ontvangt u minder rente uit de rente swap dan u moet betalen. Dit risico loopt u op ieder van de dagen waarop onder de rente swap de variabele rente opnieuw wordt vastgesteld. De periode waarover u dit risico loopt is gelegen tussen de ingangsdatum en de einddatum van de rente swap. De hoogte van het nominaal bedrag waarop de swap betrekking heeft is eveneens van belang voor uw risico; hoe hoger het nominaal bedrag des te groter de omvang van uw mogelijke verlies.
4.111 Dit komt ook aan de orde in de bevestigingsbrieven van de renteswaps, waaronder het kopje “Werking van de transactie” onder meer staat:
“Door middel van deze Transactie wordt, op de hierin nader aangegeven wijze, het renteprofiel met betrekking tot het Nominaal Bedrag gewijzigd van een vaste rente naar een variabele rente (of omgekeerd al naar gelang u de Betaler Vaste Rente of de Betaler Variabele Rente bent). Indien u de Betaler Vaste Rente bent loopt u het risico dat de Variabele rente lager is dan de Vaste Rente en indien u de Betaler Variabele Rente bent loopt u het risico dat de Vaste Rente lager is dan de Variabele Rente. Indien dit risico zich manifesteert ontvangt u minder uit deze Transactie dan u moet betalen. Dit risico loopt u op ieder van de Herzieningsdata Variabele Rente en over de periode gelegen tussen de Ingangsdatum en de Einddatum. De hoogte van het Nominaal Bedrag is eveneens van belang voor uw risico; hoe hoger het Nominaal Bedrag des te groter de omvang van uw mogelijke verlies. (...)”
iii) langdurige gebondenheid aan de swaprente
4.112 De renteovereenkomsten die voor een bepaalde tijd waren afgesloten leidden gedurende die looptijd tot gebondenheid aan de inhoud van die overeenkomsten. De Rabobank behoefde dit niet uit te leggen aan [de A-Holding]/[A], die bekend moeten worden geacht met deze eigenschap van overeenkomsten met een bepaalde tijd.
4.113 In dit verband wijzen [de A-Holding] c.s. erop dat zij in de veronderstelling verkeerden dat de renteproducten flexibel waren en dus konden worden aangepast al naar gelang de omstandigheden. De flexibiliteit van de renteovereenkomsten was echter gelegen in het gegeven dat zij – anders dan de vastrentende leningen die [de A-Holding]/[A] eerder hadden – losgekoppeld waren van de financiering tot afdekking en beheersen van de renterisico’s. Dat heeft de Rabobank ook uitgelegd aan [de A-Holding] en [A], tijdens de gesprekken eind 2005. In de woorden van [B]:
“Tijdens dit gesprek is aan de orde geweest dat rentederivaten voor [A] meer flexibiliteit konden bieden dan de variabele en vaste rente van de toen bestaande financiering van [A]. Met [A] is in de gesprekken die wij over de rentederivaten hebben gevoerd hierover besproken dat de derivaten los van de financiering staan en in tegenstelling tot de rente vaste financiering niet zijn gekoppeld aan specifieke onroerend goed projecten. Dat betekent dat [A] met de derivaten rente kon inkopen die intact bleef, terwijl het niet aan de derivaten gekoppelde onroerend goed fluctueerde. Een tweede aspect van deze flexibiliteit is dat in tegenstelling tot (...) vaste rente bij rentederivaten de rente niet steeds opnieuw hoeft te worden vastgelegd. Als derde kon met behulp van rentederivaten alvast een vaste rente worden vastgelegd voor toekomstige financiering.”
iv) speculatief karakter van de steepener, de cancellable swaps, de extendable swaps en de participating cap
4.114 Met het gestelde speculatieve karakter doelen [de A-Holding] c.s. onder meer op het risico van
overhedge. De Rabobank heeft dit onder de aandacht gebracht in de Bijlage Informatie Financiële Derivaten, onder het kopje “risico’s”
“Transacties kunnen door financiële risico’s die u uit andere hoofde (uw bedrijfsvoering) heeft geneutraliseerd worden. Transacties die niet (meer) dienen ter neutralisering van financiële risico’s uit hoofde van uw bedrijfsvoering kunnen grote financiële risico’s met zich meebrengen, zoals hierna nog aan de orde zal komen.
4.115 In de bij de OFD’s behorende Bijlage Informatie Financiële Derivaten, onder het kopje “Termijncontracten” staat:
“Dit betekent dus dat u een ongelimiteerd financieel risico kunt lopen, dat zich kan realiseren als het termijncontract niet wordt afgesloten ter neutralisering van financiële risico’s uit hoofde van uw bedrijfsvoering.”
4.116 Uit de hiervoor geciteerde delen van de verklaring van [B] blijkt verder dat hij met [D] heeft gesproken over “de consequentie van het hebben van teveel rentederivaten”.
4.117 [de A-Holding] c.s. wijzen met betrekking tot de
steepenerop het speculatief karakter dat is gelegen in het innemen van een bepaalde rentevisie over de ontwikkeling van de verhouding tussen de tweejaars- en de tienjaarsrente. De kenmerken van de
steepeneren de daaraan inherente risico’s zijn echter uiteengezet in de door de Rabobank verstrekte informatie over de
steepener. Daarin staat:
“De CMS Steepener is een structuur waarbij de ene partij een variabele euribor rente betaalt en de andere partij een variabel tarief betaalt dat is opgebouwd uit een vast percentage en een variabele component die afhangt van de steilheid van de curve. De coupon is als volgt opgebouwd:
Coupon = X% - Y x (10y – 2y spread) (max coupon X% min, min coupon 0%)
De vaste component X, ligt net wat hoger dan het reguliere IRS tarief. Naarmate het verschil tussen de 10y en 2y swaprente groter wordt zal de Coupon dalen. Als het uw visie is dat de 10y2y spread zal oplopen, kan het aangaan van een CMS Steepener interessant voor u zijn.
Omdat de huidige Forward rentes impliceren dat de 10y2y spread klein blijft (zie grafiek 2) en zelfs negatief zal worden op de langere termijn, is deze structuur momenteel zeer gunstig geprijsd.
(...)
Onderstaand is de coupon weergegeven die u dient te betalen in de Steepener structuur.
Regulier IRS tarief: 4,93%
Coupon CMS Steepener: 5,33% - 1.00 x (10y – 2y spread) (max 5,33%, min 0%)
Grafisch worden de rentelasten bij deze structuur in grafiek 3 weergegeven.
(...)
Grafiek 3 geeft weer dat indien de 10y2y spread gelijk is of kleiner dan 0bp, de Coupon gemaximeerd is op 5,33%. Bij een positieve spread ontvangt u als betaler van de CMS Steepener Coupon een korting op het maximale tarief. Dit wordt weergegeven door de dalende lijn. Hoe wijder de spread, hoe groter de korting. Het snijpunt van de twee lijnen geeft de zogeheten Break Even Spread weer. In dit voorstel is de Break Even Spread 40 bp. Dit betekent dat wanneer de 10y2y spread gemiddeld gedurende de looptijd groter is dan 40bp de CMS Steepener Structuur een voordeel oplevert ten opzichte van de reguliere IRS. Is echter de gemiddelde spread kleiner dan 40 bp dan zou de reguliere IRS, achteraf gezien, gunstiger zijn geweest.”
4.118 Dit is ook uitgelegd in de bevestiging van het afsluiten van de
steepener,die onder ‘werking van de transactie’ vermeldt:
“Door middel van deze transacties wordt het renteprofiel met betrekking tot het Nominaal Bedrag gemaximaliseerd op 5,33% en geminimaliseerd op o,oo%. Indien u de Betaler Variabele rente I bent loopt u het risico dat de Variabele Rente II lager is dan de Variabele Rente I. Indien dit risico zich manifesteert ontvangt u minder uit deze Transactie dan u moet betalen. Dit risico loopt u op ieder van de Herzieningsdata Variabele Rente I gelegen tussen de Ingangsdatum en de Einddatum.
De hoogte van het Nominaal Bedrag is eveneens van belang voor uw risico; hoe hoger het Nominaal Bedrag des te groter de omvang van uw mogelijke verlies. Het Nominaal Bedrag wordt niet uitgewisseld, maar wordt alleen gebruikt voor de berekening van het Variabele Rente I Bedrag en het Variabele Rente II Bedrag.”
4.119 [de A-Holding] c.s. benadrukken dat deze productinformatie is toegezonden nadat de
steepenerwas afgesloten. De verklaring van [D] bevestigt echter dat [B] ook in dit geval voor/bij het afsluiten van de
steepenereen en ander mondeling heeft toegelicht:
“In juni 2007 is een CMS Steepener afgesloten. Rabo heeft verteld dat dit een vaste rente is met een afslag voor het verschil tussen de twee en tien jaarrente, een soort korting die dit product voor ons interessant maakte.”
4.120 Er is geen grond gesteld of gebleken die doet veronderstellen dat de mondeling verstrekte informatie van de Rabobank afweek van de schriftelijk verstrekte informatie. Ook hier geldt dat de nadruk ligt op de positieve aspecten. Dat neemt niet weg dat deze informatieverstrekking voldoende is.
v)
het adviseren van de cancellable swaps en de extendable swaps zonder voorafgaande productinformatie en/of zonder waarschuwing over risico’s
4.121 Dit verwijt stuit af op de verklaringen van [D] en [B], waaruit blijkt dat de werking van deze swaps mondeling is uitgelegd. [D] heeft verklaard:
“Ook bij het aangaan van de extendable swap heeft Rabo de werking van dit product uitgelegd en een en ander voor gerekend.”
4.122 [B] heeft verklaard:
“De cancellable en extendable swaps zijn in de dialoog die ik voerde met [D] aan de orde geweest. (...) We hebben toen een aantal producten bekeken en zijn toen uitgekomen op een extendable swap. (...) Het verschil ten opzichte van de basisswap is dat de bank de swap na vijf jaar kon verlengen onder dezelfde condities. Ik heb dit zo uitgelegd aan [D] en gecontroleerd of hij het begreep op de manier zoals ik daarover het verklaard.”
4.123 Verder staat in de bevestigingen van de
extendable swaponder het kopje ‘werking van de transactie’:
“Verder heeft de Bank het recht om op de Einddatum de Transactie tegen dezelfde voorwaarden te verlengen.”
4.124 Verderop vermelden de bevestigingen van de
extendable swaps:
“
Additionele voorwaarde
De Bank heeft op (...) het recht om de Transactie met ingang van (...) te verlengen voor een periode van 5 jaren. Indien de Bank van deze additionele voorwaarde gebruikt maakt zal de nieuwe einddatum (...) zijn en zal het Nominaal Bedrag (...) zijn. (...) Alle overige voorwaarden van deze Transactie blijven ongewijzigd.”
4.125 In de bevestigingen van de
cancellable swapstaat onder het kopje ‘werking van de transactie’:
“Een additionele conditie hierop is, dat de Bank op vooraf vastgestelde Herzieningsdata Variabele rente het recht heeft, om deze Transacties te beëindigen. Daarbij geldt dat er geen Afrekeningsbedrag verschuldigd is. Nadat de transactie eenmaal beëindigd is, resteren er geen rechten en plichten uit hoofde van de transactie.”
4.126 Verderop vermelden de bevestigingen van de
cancellable swaps:
“
Additionele conditie
De Bank heeft voor het eerst op (datum) en vervolgens op elke Herzieningsdatum Variabele Rente het recht om deze transacties te beëindigen met ingang van de daaropvolgende Variabele Rente Vervaldag. Op deze dag zal de laatste betaling plaatsvinden. Daarbij geldt dat er geen Afrekeningsbedrag verschuldigd is.”
4.127 Bij het aangaan van de tweede en latere
extendable swapsen
cancellable swapsbeschikte [de A-Holding]/[A] dus (ook) over schriftelijke informatie over de bijzondere kenmerken van deze swaps.
vi) het gegeven dat alleen de bank gerechtigd is de cancellable swap tussentijds te beëindigen
4.128 Uit de hiervoor geciteerde informatie van de Rabobank blijkt dat het recht van tussentijdse beëindiging van de
cancellable swapop de daartoe aangewezen momenten alleen toekwam aan de Rabobank en niet aan [de A-Holding] en [A]. Dit is voldoende duidelijk in de beschikbare informatie vermeld.
vii) de manier waarop de Rabobank haar bevoegdheid tot tussentijds beëindigen van de cancellable swaps zou gebruiken
4.129 [de A-Holding] c.s. stellen dat de Rabobank bij het aangaan van de
cancellable swapste kennen heeft gegeven dat ervan uit kon worden gegaan dat zij deze swaps na een jaar tussentijds zou beëindigen.
4.130 Dit blijkt uit de verklaring van [D], toen hij sprak over “
de overstap”naar
cancellable swaps:
“[B] zei tegen ons dat we er vanuit konden gaan dat er na een jaar gecanceld zou worden.”
4.131 De Rabobank heeft deze verklaring van [D] niet weersproken, zodat vast staat dat [B] bij [de A-Holding] en [A] de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat deze swaps na een jaar door de Rabobank zouden worden beëindigd. Hiermee heeft de Rabobank een onjuiste voorstelling van zaken bij [de A-Holding] en [A] in het leven geroepen over het uitoefenen van haar bevoegdheid tot het beëindigen van de
cancellable swaps.
4.132 Nu [de A-Holding], nadat was gebleken dat de Rabobank haar bevoegdheid om de
cancellable swapste beëindigen – in tegenspraak met de mededeling daarover van [B] – niet na een jaar had gebruikt, op 12 september 2008 toch weer
cancellable swapsheeft afgesloten, is het zeer de vraag of zij de eerder afgesloten
cancellable swapsniet zou hebben afgesloten zonder de door [B] gegeven onjuiste voorstelling van zaken. Datzelfde geldt voor [A], die niet anders handelde dan [de A-Holding]. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – is daarmee onvoldoende grond om te concluderen dat [de A-Holding] en [A] de
cancellable swapsbij een juiste voorstelling van zaken niet zouden hebben afgesloten.
slotsom dwaling renteproducten
4.133 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep op dwaling faalt, omdat geen sprake is van onjuiste informatieverstrekking en/of schending van de informatieplicht door de Rabobank over de door [de A-Holding] c.s. genoemde kenmerken en risico’s van de renteovereenkomsten, afgezien van een door de Rabobank gegeven onjuiste voorstelling van zaken over het uitoefenen van haar bevoegdheid tot het beëindigen van de
cancellable swaps.
4.134 Ten aanzien van de
cancellable swapsbestaat onvoldoende grond om te concluderen dat [de A-Holding] en [A] de renteproducten bij een juiste voorstelling van zaken niet zouden hebben afgesloten.
4.135 De rechtbank overweegt verder dat [de A-Holding], die bij de herstructurering in 2010 werd bijgestaan door [E], toen geen onjuiste voorstelling van zaken (meer) kan hebben gehad. Het s bovendien de vraag of [de A-Holding]/[A] daarvoor in alle opzichten de door [de A-Holding] c.s. gestelde verkeerde voorstelling van zaken hadden, afgezien van de
cancellable swaps.[E] heeft (over [D]) verklaard:
“ Hij dacht bijvoorbeeld over een cancellable swap dat ook de klant deze na een of twee jaar kon unwinden (beëindigen).”
Zoals hiervoor is overwogen is deze onjuiste voorstelling van zaken niet door toedoen van de Rabobank ontstaan.
4.136 Ten aanzien van andere door [de A-Holding] c.s. genoemde kenmerken blijkt echter niet van een verkeerde voorstelling van zaken. Uit de verklaring van [C] blijkt bijvoorbeeld dat de mogelijkheid van een ‘tegengestelde renteontwikkeling’ hem duidelijk was:
“Dat rentepercentage dat werd aangeboden dat was goed voor ons; het was lager dan de vaste rente die wij toen voor een hypotheek moesten betalen en, natuurlijk was het mij duidelijk dat het geen eenrichtingsverkeer zou zijn. Ik had echt wel door dat het twee kanten op kon gaan. Zo dom ben ik nou ook weer niet.”
4.137 Dat [D] zich ervan bewust was van de marktwaarde van de producten zowel positief als negatief kon uitvallen – blijkt uit de verklaring van [B], die betrekking heeft op een periode voor de ingezette rentedaling:
“Tijdens het dicteren voeg ik daaraan toe dat er ook een periode is geweest dat de rentederivaten een positieve marktwaarde hadden. [A] heeft toen stilgestaan bij de vraag of ze derivaten zouden verkopen en deze marktwaarde zouden cashen. Dat hebben ze niet gedaan omdat ze wilde vasthouden aan de rente van de swaps en waar ze zich vanuit een cashflow optiek goed bij voelde.”
4.138 Verder heeft [D] verklaard:
“Rabo heeft over desinvestering door [de A-Holding] gezegd dat we niet meer dan 100% dekking mochten hebben. Als de dekking hoger zou worden zou er wat gebeuren. Ik weet niet wat.”
Daaruit kan worden afgeleid dat [D] zich kennelijk niet bewust was van het speculatieve karakter van de renteproducten in geval van een
overhedge, maar ook dat de Rabobank wel duidelijk te kennen heeft gegeven dat op de dekkingsgraad gelet moest worden en dat het voor [de A-Holding] c.s. duidelijk moet zijn geweest dat een dekking van meer dan 100% consequenties kon hebben.
4.139 [de A-Holding] c.s. stellen dat [de A-Holding] en [A] hebben gedwaald bij het sluiten van de OFD’s omdat zij door toedoen van de Rabobank, die hen niet (voldoende) of onjuist heeft ingelicht over de kenmerken en de risico’s van de renteproducten – in het bijzonder het risico van een negatieve marktwaarde –, in een onjuiste voorstelling verkeerden bij het sluiten van de OFD’s, die zij bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten.
4.140 Voorafgaand aan het afsluiten van de OFD’s zijn de renteproducten – in algemene termen – besproken tijdens de powerlunch. Daarbij is de marktwaarde van de renteproducten aan de orde geweest.
4.141 De eerste OFD’s zijn tegelijk met de eerste renteproducten afgesloten en bevatten algemene bepalingen die betrekking hebben op alle toen en daarna afgesloten renteproducten. Uit het voorgaande blijkt dat de Rabobank van meet af aan heeft gewezen op het bestaan van risico’s, onder meer de door [de A-Holding] c.s. in dit verband in het bijzonder genoemde negatieve marktwaarde. De Rabobank was bij het afsluiten van de OFD niet gehouden inlichtingen te verstrekken over de specifieke kenmerken en risico’s van de later afgesloten renteproducten, bijvoorbeeld de
cancellable swap, waarvan geen van de partijen bij het afsluiten van de OFD’s wist dat [de A-Holding] en [A] die later wellicht zouden gaan afsluiten.
4.142 Het beroep op dwaling van [de A-Holding] c.s. ten aanzien van de OFD’s stuit af op het voorgaande.
4.143 [A] beroept zich op dwaling bij het aangaan van de garantstellingen, waarbij hij zich in privé garant heeft gesteld voor zijn eigen renteproducten en die van [de A-Holding]. Hij stelt dat hij deze overeenkomsten is aangegaan zonder dat de Rabobank hem het aan de renteproducten verbonden risico’s, in het bijzonder dat van de negatieve marktwaarde, duidelijk heeft gemaakt en dat hij zich bij een juiste voorstelling van zaken nooit in privé garant zou hebben gesteld.
4.144 Wat hiervoor is overwogen over het beroep op dwaling van [A] bij het aangaan van de renteproducten en de OFD’s geldt ook hier. Voor de garantstelling uit 2007 geldt bovendien dat [A] toen intussen een aantal bevestigingen van rente-overeenkomsten onder ogen moet hebben gehad met daarin de hiervoor genoemde informatie van de Rabobank over de kenmerken en de risico’s van die renteproducten.
4.145 Dit beroep op dwaling faalt dus ook.
IV Wanprestatie of onrechtmatige daad Rabobank ?
4.146 [de A-Holding] c.s. verwijten de Rabobank dat zij de op haar rustende (bijzondere) zorgplicht heeft geschonden, is tekortgeschoten in de (nakoming van de overeenkomst van opdracht tot) advisering en in strijd met de Nadere regeling gedragstoezicht effectenverkeer 2002 (de Nadere regeling), de Wft en het Besluit gedragstoezicht financiële markten (Bgfm) heeft gehandeld door:
a. [de A-Holding] bij aanvang onvoldoende voor te lichten en niet dan wel onvoldoende te wijzen op risico’s, specifiek het risico van een negatieve marktwaarde, een ‘tegengestelde renteontwikkeling’ en een langdurige binding aan een hoge rente bij zo’n ontwikkeling;
b. [A] als particuliere belegger bij aanvang onvoldoende voor te lichten en niet dan wel onvoldoende te wijzen op risico’s, specifiek het risico van een negatieve marktwaarde en ‘tegengestelde renteontwikkeling’;
c. [A] bij aanvang van de bancaire relatie eind 2005 als particuliere belegger/garant en bij de garantstelling van 14 mei 2007 niet dan wel onvoldoende voor te lichten;
d. zonder verstrekking van productbeschrijvingen of nadere voorlichting – en voor wat betreft de
cancellable swapsonder verstrekking van onjuiste informatie – te adviseren tot het aangaan van speculatieve, complexe producten – de
steepener,
participating cap, cancellable swapsen
extendable swaps– en daarbij niet te melden dat met deze renteproducten het uitgangspunt van eenvoudige, simpele producten en een defensieve insteek werd verlaten;
e. de rente te langdurig vast te leggen;
f. niet te adviseren over (afdekking) van het risico van rentedaling en ook niet te adviseren om de strategie bij te stellen toen de rentedaling kon worden voorzien dan wel intrad;
g. de
hedgingqua looptijd en dekkingsgraad niet juist af te stemmen op de onderliggende portefeuilles;
h. [de A-Holding] en [A] niet althans onvoldoende duidelijk en indringend te wijzen op de risico’s toen die zich realiseerden;
i. de renteovereenkomsten af te sluiten in strijd met haar eigen richtlijnen en beleid;
j. haar eigen belangen te laten prevaleren;
k. in strijd met artikel 33 Nadere regeling niet vooraf duidelijk te maken dat zij zichzelf niet zag als adviseur, niet, althans onvoldoende, duidelijk te wijzen op het aan de renteproducten verbonden risico’s van een negatieve marktwaarde en de gevolgen van langdurige gebondenheid aan de renteovereenkomsten en de productbeschrijving van de
steepenerpas na het sluiten van deze renteovereenkomst toe te zenden;
n. een aantal TIF-formulieren niet juist in te vullen (in strijd met artikel 28 Nadere regeling en artikel 4:20 en verder Wft en de artikelen 58a, 58c en 58f Bgfm);
o. zich er in strijd met artikel 28 Nadere regeling niet uitdrukkelijk van te vergewissen dat de
steepeneren de
cancellable swapsafweken van de in de TIF-formulieren omschreven
treasuryen dit niet heeft besproken met [de A-Holding] c.s. en hen geen uitleg over de risico’s heeft gegeven;
p. onvoldoende voorlichting te geven over het risico van een negatieve marktontwikkeling en een negatieve marktwaarde (in strijd met artikel 4:20 en verder Wft en de artikelen 58a, 58c en 58f Bgfm).
4.147 De rechtbank stelt voorop dat de Rabobank jegens [de A-Holding] en [A] de zorg van een goed opdrachtnemer in acht diende te nemen (artikel 7:401) en diende te handelen als een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur. Weliswaar zijn [de A-Holding] en [A] in beginsel zelf verantwoordelijk voor hun beslissingen ten aanzien van hun derivatenportefeuilles, dit is echter anders indien de Rabobank als een advies heeft gegeven dat niet strookt met een advies van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur.
4.148 Aan [de A-Holding] c.s. komt geen direct beroep toe op de door hen genoemde wet- en regelgeving met publiekrechtelijke toezichtsnormen, die – naar de Rabobank terecht aanvoert – afgezien van de Wft en het daarop gebaseerde Bgfm geen betrekking hebben op renteproducten. Dat neemt niet weg dat de Rabobank dient te handelen overeenkomstig deze normen, die strekken ter bescherming van de klanten van de banken. Schending van deze normen zal dus in de regel betekenen dat de Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld.
4.149 Niet in geschil is dat de Rabobank een zorgplicht heeft jegens [de A-Holding]/[A]. Deze zorgplicht houdt het volgende in.
4.150 Bij en voor het sluiten van de renteovereenkomsten en de andere overeenkomsten waar deze zaak betrekking op heeft, staan partijen (aldus in de precontractuele fase) tot elkaar in een door redelijkheid en billijkheid beheerste verhouding. In dat verband dient de Rabobank haar gedrag mede te laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van [de A-Holding] en [A].
4.151 Banken hebben een algemene zorgplicht tegenover al hun klanten. De door [de A-Holding] c.s. aangehaalde publiekrechtelijke regelgeving waaraan de Rabobank is onderworpen waarin een publiekrechtelijke zorgplicht is neergelegd, is niet bepalend voor de aard en de reikwijdte van de op de Rabobank jegens haar cliënten rustende privaatrechtelijke zorgplicht, maar heeft daar wel invloed op. De inhoud en de reikwijdte van de op de Rabobank rustende zorgplicht en het al dan niet bestaan van een bijzondere zorgplicht wordt bepaald door de omstandigheden van het geval, zoals de aard en inhoud van de bancaire relatie, de positie van de cliënten van de bank, de bij de cliënt aanwezige relevante kennis en ervaring en de aard en de ingewikkeldheid van het door de bank aangeboden product en de daaraan verbonden risico’s. Deze algemene zorgplicht vergt van de Rabobank dat zij rekening houdt met de belangen van haar cliënten en zich jegens hen gedraagt overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.152 Vanwege hun maatschappelijke functie kan op banken – in het bijzonder in beleggingsrelaties – een meer verdergaande bijzondere zorgplicht rusten jegens hun cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding. De Hoge Raad heeft deze bijzondere zorgplicht aangenomen ten aanzien van particuliere, niet-professionele cliënten die belegden in risicovolle effecten en in complexe beleggingsconstructies. De bank heeft te gelden als professionele en bij uitstek deskundige dienstverlener, terwijl een zodanige deskundigheid en professionaliteit doorgaans ontbreken bij haar particuliere cliënten. De bijzondere zorgplicht strekt mede ter bescherming tegen eigen lichtvaardigheid en gebrek aan kunde en inzicht en legt de bank indringende informatie-, waarschuwings- en controleplichten op, zowel voorafgaand aan het afsluiten van overeenkomsten als gedurende de looptijd ervan.
4.153 Anders dan [de A-Holding] c.s. betogen, heeft de Rabobank geen bijzondere zorgplicht jegens [de A-Holding], die niet gelijk te stellen is met de particulieren ten aanzien waarvan de Hoge Raad een bijzondere zorgplicht heeft aangenomen. [de A-Holding] is een vastgoedonderneming die zich beroepshalve bezighoudt met het sluiten van overeenkomsten, financieringen en (het beheersen van) rente. Gelet op de bij haar vastgoedactiviteiten opgedane kennis en ervaring, behoefde [de A-Holding] niet te worden beschermd tegen gebrek aan kunde en inzicht en tegen haar eigen lichtvaardigheid. Wel speelt de aan [de A-Holding] toegerekende kennis van [D] een rol bij de invulling van de (bijzondere) zorgplicht van de Rabobank.
4.154 [A] is evenmin gelijk te stellen met de particulieren waarvan de Hoge Raad een bijzondere zorgplicht heeft aangenomen. Hiervoor is reeds overwogen dat de portefeuille van [A] een zakelijke aanwending had, dat deze binnen de [A] Groep werd beheerd en ook over één kam werd geschoren met de portefeuille van [de A-Holding], zowel intern als in de contacten met de Rabobank. Het enige verschil tussen [de A-Holding] en [A] is dat de Rabobank vorderingen met betrekking tot de derivatenportefeuille van [A] op hem in privé kan verhalen en – bij wijze van spreken – beslag kan leggen op zijn woning en andere privé eigendommen. Dit is geen reden om een bijzondere zorgplicht ten aanzien van hem aan te nemen, ook niet als in aanmerking wordt genomen dat rentederivaten niet alledaagse financiële instrumenten voor particulieren zijn. Dit is wel een aspect dat de algemene zorgplicht van de Rabobank inkleurt ten aanzien van [A].
4.155 De algemene zorgplicht van de Rabobank ten aanzien van [de A-Holding] en [A] wordt voorts ingekleurd door het gegeven dat het in het onderhavige geval gaat om rentederivaten: niet alledaagse financiële instrumenten die niet op de reguliere markt verhandeld worden, maar daarbuiten
over the counter. Weliswaar zijn de meest eenvoudige renteswaps in de basis niet complex, hetgeen in het bijzonder geldt voor de
plain vanillaswaps, die de rentelasten gedurende de looptijd trachten te fixeren op de vaste swaprente en daarmee in feite een vastrentende financiering trachten na te bootsen. Niettemin zijn aan renteswaps, gelet op onder meer het feit dat het afgeleide producten zijn en gebaseerd op een fictieve nominale waarde, meer (en grotere) risico’s verbonden, zoals een
overhedge,dan aan een vastrentende lening (zoals bijvoorbeeld het betalen van een boeterente bij vervroegde aflossing). De
participating cap,de
extendableen
cancellable swapshebben voorts ten opzichte van de
plain vanilla swapsextra eigenschappen, evenals de
steepener, die er – kort gezegd – op neerkomen dat ofwel sprake is van een kortere of langere looptijd (de
extendableen
cancellable), ofwel een deel van de swap een variabele rente in zich draagt (de
steepener). Alhoewel ook deze renteproducten in de basis betrekkelijk overzichtelijk lijken, schuilt in de meer exotische renteswaps, zoals de
steepenereen onzeker element vanwege de verschillende, op elkaar inwerkende elementen die het variabele deel bepalen. Daarmee is niet (tevoren) inzichtelijk en voorspelbaar wat de precieze rentelast zal zijn, anders dan dat deze maximaal de overeengekomen
steepener-rente bedraagt. Voor al deze renteproducten geldt dat de marktwaarde bij tussentijdse beëindiging, dan wel in het geval van de
cancellable swapsbij beëindiging door de Rabobank, niet – op voorhand – zal vaststaan. Deze kenmerken van deze renteproducten en de daaraan verbonden risico’s zijn omstandigheden die de algemene zorgplicht inkleuren.
4.156 De hoedanigheid van de Rabobank als wederpartij bij de renteovereenkomst – met een eigen belang – is eveneens een omstandigheid die de algemene zorgplicht van de Rabobank inkleurt. Dit geldt ook voor de door [de A-Holding] c.s. genoemde omstandigheid dat de Rabobank de hier aan de orde zijnde renteproducten voorheen alleen aan professionele beleggers aanbod en het gezichtspunt dat de Rabobank hier geldt als de bij uitstek deskundige en professionele partij.
4.157 Het beroep op de door hen aangehaalde Duitse jurisprudentie van [de A-Holding] c.s., waarin ten aanzien van een zakelijk klant een bijzondere zorgplicht was aangenomen vanwege de complexiteit van het renteproduct met een – aan de hoedanigheid van de Rabobank als wederpartij – inherente belangentegenstelling stuit af op het voorgaande.
4.158 Het betoog van [de A-Holding] c.s. dat het gegeven dat de Rabobank een bijzondere zorgplicht heeft jegens [de A-Holding] omdat zij geen professionele belegger zijn in de zin van de Wft en de Mifid stuit reeds af op het gegeven dat de in de publiekrechtelijke wet- en regelgeving gehanteerde termen en regels niet doorslaggevend zijn voor de hier aan de orde zijnde privaatrechtelijke zorgplicht van de bank.
4.159 Nu de privé-portefeuille van [A] zakelijke toepassing had en [A] bovendien bestuurder en aandeelhouder van [de A-Holding] is, komt hem niet de bescherming van een particuliere borg toe, waar [de A-Holding] c.s. zich op beroepen.
informatieverstrekking over kenmerken en risico’s van de renteproducten aan [de A-Holding]
4.160 Uit wat hiervoor bij de beoordeling van het beroep op dwaling is overwogen over de door de Rabobank verstrekte inlichtingen over de kenmerken en risico’s van de renteproducten volgt dat [de A-Holding] en [A] hierover voor of bij het afsluiten daarvan voldoende is voorgelicht over de door [de A-Holding] c.s. genoemde risico’s van een negatieve marktwaarde, een aan de rentevisie van de Rabobank tegengestelde renteontwikkeling en (voor [de A-Holding]) een langdurige binding aan een hoge rente bij zo’n ontwikkeling. [de A-Holding] is daarmee ook voldoende gewezen op deze risico’s. Dat de Rabobank niet van alle producten een productbeschrijving in de vorm van een aparte brochure heeft verstrekt, maakt dit niet anders. De op de informatieverstrekking aan [de A-Holding] betrekking hebbende verwijten van [de A-Holding] c.s. gaan dus niet op.
informatieverstrekking over kenmerken en risico’s van de renteproducten aan [A]
4.161 Het voorgaande geldt ook voor de algemene informatieverstrekking aan [A]. Naar het oordeel van de rechtbank vergen de aan de renteproducten verbonden risico’s en de hiervoor omschreven mogelijk verstrekkende consequenties voor het privé-vermogen van [A] echter van de Rabobank dat zij had moeten vaststellen of [A] begreep dat hij deze potentieel substantiële risico’s
in privéliep en dus het risico liep dat forse bedragen zouden kunnen worden verhaald op zijn privé vermogen. Dat de portefeuille van [A] zakelijk werd aangewend, maakt dit niet anders, aangezien dit niet wegneemt dat eventueel verhaal zal worden gezocht op [A] in privé.
4.162 Het zou in de rede hebben gelegen als de Rabobank direct contact zou hebben gezocht met [A] en deze risico’s voor hem in privé zelf zou hebben besproken. Direct contact was echter niet per se noodzakelijk. Waar het om gaat is dat de Rabobank niet had mogen volstaan met inlichtingen verstrekken aan [D], maar (via [D]) aan [A] had moeten vragen of [A] zich bewust was van de risico’s die hij in privé liep, of hij deze risico’s ook aanvaardde, met name tegen de achtergrond van de ingevulde TIF’s waarop een defensief profiel was aangevinkt, een lage risico-acceptatie en als doelstelling het gedeeltelijk afdekken van rente- en valutarisico’s, en deze risico’s overzag. Niet blijkt dat de Rabobank dit heeft gedaan.
4.163 In het verlengde van het voorgaande treft de Rabobank eveneens een verwijt door niet (via [D]) na te gaan of [A] zich bewust was van de risico’s die hij in privé liep en deze overzag bij het aangaan van de garantstellingen voor de verplichtingen van [de A-Holding].
4.164 Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat dit slechts deelaspecten zijn van de in r.o. 4.152 bedoelde bijzondere zorgplicht. Wat van de Rabobank wordt gevergd vanwege deze voor de invulling van de algemene zorgplicht van belang zijnde omstandigheid strekt veel minder ver dan de eisen die de bijzondere zorgplicht zou stellen aan het handelen van de Rabobank, bijvoorbeeld als het gaat om de indringendheid van de informatieverstrekking en de plicht om te waarschuwen voor risico’s.
onjuist invullen van een aantal TIF’s
4.165 Of sprake is van het door [de A-Holding] c.s. gestelde onjuist invullen van een aantal TIF’s kan onbesproken blijven. De TIF’s belichamen het voor de bank geldende “ken-uw-client” principe, waaraan de Rabobank heeft voldaan door de wensen van [de A-Holding] en [A] en de geldende uitgangspunten voor hun renteportefeuilles met hen te bespreken, bij aanvang van de bancaire relatie ook op gezette tijden gedurende de bancaire relatie.
strijdigheid met de richtlijnen en het beleid van de Rabobank
4.166 Dit verwijt, dat betrekking heeft op het handelen in strijd met de interne regel dat geen renteovereenkomsten worden afgesloten met particulieren, stuit voor [A] af op wat hiervoor is overwogen over het zakelijk karakter van zijn portefeuille.
langdurige vastlegging van de rente, niet afstemmen hedging qua looptijd en dekkingsgraad op de onderliggende portefeuilles
4.167 [de A-Holding] c.s. verwijzen ter onderbouwing van deze verwijten naar de volgende passage uit de verklaring van [F]:
“Ik wil een aantal opmerkingen maken over de swaps. De omvang van de swaps is veel te groot ten opzichte van de behoefte. Ik heb niet kunnen vaststellen dat is gekeken naar de aard van het vastgoed en naar de onderliggende financieringsovereenkomsten, noch bij DG noch bij Rabobank. Ik begrijp niet dat Rabo dat niet in het kader van risicoacceptatie heeft gedaan. Het echte renterisico in het vastgoed zit in de waarde van het vastgoed en dan vooral bij de beleggingspanden. Ontwikkelings- en handelspanden hoef je niet te hedgen: dat heeft geen zin omdat er een veel groter en niet af te dekken risico is, waarbij vele factoren een rol spelen. Er was ook niet gekeken naar de natuurlijke hedge waar sprake van is in het verhuurvastgoed: rente en inflatie ontwikkelen zich meestal ongeveer tegelijk, zij het dat er enige tijd tussen kan zitten. Destijds bevatten de huurcontracten een standaardinflatiecorrectie die een natuurlijke hedge vormt voor renteschommelingen.
Daarnaast heb ik mij verbaasd over de lange looptijd van de swaps. Als gezegd hedgen heeft geen zin bij verhuurd beleggingsvastgoed en daarnaast om de periode te overbruggen dat de rente oploopt en de inflatie nog niet doorgerekend kan worden in huurcontracten via inflatiecorrectie. Daar kan je hedgecontracten met een korte looptijd van een tot twee jaar voor afsluiten. Ik heb mij ook verwonderd over het feit dat de looptijd van de swaps, die in een aantal gevallen 10 jaar bedroeg, veel langer is dan de looptijd van de financiering. Hiermee waren de renteproducten en financiering ontkoppeld en was een speculatieve positie ingenomen waaraan een aantal veronderstellingen ten grondslag (ligt) namelijk dat de financiering zou worden verlengd met een variabele rente en dat het pand in kwestie niet zou worden verkocht.
Wat ik verder bijzonder vond voor zover ik dat heb kunnen (reconstrueren) is dat Rabo geen analyse heeft gemaakt van de werkelijke financieringscontracten en geen overleg is gaan voeren met de financierende banken erbij.”
4.168 Deze verwijten hebben betrekking op de verhouding tussen de renteproducten en de onderliggende financieringen in de tijd (de looptijd) en in omvang (de dekkingsgraad).
De rechtbank is echter van oordeel dat hetgeen [F] verklaart over overleg met de financierende banken en de analyse van de financieringscontracten, verder gaat dan wat kan worden verwacht van de Rabobank zowel op grond van haar zorgplicht als in haar hoedanigheid van adviseur.
4.169 Wel kon in de gegeven omstandigheden van de Rabobank worden verwacht dat zij in de gaten hield of de renteportefeuille van [de A-Holding]/[A] (nog steeds) in overeenstemming met de daarvoor geldende uitgangspunten was, zoals hiervoor weergegeven. De voor de afstemming van de renteportefeuille op de onderliggende financiering van belang zijnde uitgangspunten zijn die met betrekking tot de dekkingsgraad van de renteproducten (maximaal 60% van de onderliggende financieringen) en de looptijd van de renteproducten (maximaal 40% vijf jaar en 60% tien jaar).
4.170 De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat, naar niet in geschil is, de renteproducten een speculatief karakter krijgen als de denkbeeldige hoofdsom (
notional amount) hoger is dan de daadwerkelijke hoofdsom van de financieringen, en de renteswaps aldus een dekking bieden van meer dan 100% van de onderliggende financieringen, met alle risico’s van dien. Van de Rabobank kon worden verwacht dat zij [de A-Holding] en [A] wees op dit risico van een
overhedgeen hen maande tot alertheid op dat punt. De looptijd van de renteproducten is in dit opzicht van belang, aangezien een lange looptijd met een (sterk) fluctuerende onderliggende portefeuille het risico op
overhedgekan versterken, zeker als de dekkingsgraad de 100% nadert.
4.171 Tegen de achtergrond van het voorgaande kon van de Rabobank worden verwacht dat zij de ontwikkelingen van de renteportefeuille en van de onderliggende financieringen periodiek met [de A-Holding]/[A] besprak en alert was op (potentiële) afwijkingen van de voor de renteportefeuille geldende uitgangspunten voor de dekkingsgraad en de looptijd van de renteproducten. Als zo’n afwijking optrad of dreigde, kon van de Rabobank worden verwacht dat zij daar de aandacht op vestigde bij [de A-Holding] en [A] en hen wees op het daaraan verbonden potentiële risico van
overhedge.Bij een (dreigend) verlaten van de uitgangspunten, kon van de Rabobank worden verwacht dat zij bij [de A-Holding] en [A] naging of zij deze uitgangspunten wilden veranderen en – als zij dat niet wensten – met hen besprak hoe de renteportefeuille weer in overeenstemming met de uitgangspunten kon worden gebracht.
4.172 De Rabobank kon dit ook zonder meer ten aanzien van de tot uitgangspunt genomen verhouding van de looptijden van de renteovereenkomsten, waar zij zelf volledig zicht op had.
4.173 Dat gold niet zonder meer voor de dekkingsgraad, aangezien [de A-Holding] en [A] hun financieringen elders hadden afgesloten. Omdat [de A-Holding] en [A] zelf primair zicht hadden op deze financieringen hadden en zij bij uitstek kennis hadden van de samenstelling van de vastgoedportefeuille, de aanwending van het vastgoed en de daaruit verkregen opbrengsten en hun eigen plannen en strategie ten aanzien van die portefeuille als geen ander kenden, is de rechtbank met de Rabobank van oordeel dat het primair de verantwoordelijkheid van [de A-Holding] en [A] was om de dekkingsgraad van de renteproducten in de gaten te houden. De Rabobank wijst er terecht op dat de [A] Groep zelf verantwoordelijk is voor het investerings- en desinvesteringbeleid met betrekking tot haar vastgoedportefeuille, die het gevolg zijn van haar eigen commerciële besluiten en van marktomstandigheden die naar verkeersopvattingen tot haar ondernemersrisico behoren. De [A] Groep is (primair) verantwoordelijk voor de mutaties in haar financieringsbehoefte en – in verband daarmee – de omvang van haar renteportefeuille. [de A-Holding] en [A] dienden ook alert te zijn als de dekkingsgraad van de renteportefeuille boven het uitgangspunt van 60% kwam en helemaal als de mogelijkheid bestond dat de dekkingsgraad meer dan 100% zou kunnen bedragen. Zij diende zelf ook alert te zijn op de tot uitgangspunt genomen verhouding van de looptijden van de dekkingsovereenkomsten.
4.174 De Rabobank wijst er verder terecht op dat zij zich niet kan committeren aan een vast dekkingspercentage, omdat dit afhankelijk is van tal van factoren die buiten de invloedssfeer van de Rabobank liggen. Niet in geschil is dat zij geen volledig zicht had op de elders afgesloten financieringen van [de A-Holding] en [A] en dat zij van hen afhankelijk was voor informatie daarover en zij steeds achter de feiten aanliep.
4.175 Deze eigen verantwoordelijkheid van [de A-Holding] en [A] en het ontbreken van een compleet en actueel inzicht in de onderliggende financieringen, nemen echter niet iedere verantwoordelijkheid weg bij de Rabobank. Vanwege de potentiële risico’s van
overhedgeen juist omdat de financieringen van [de A-Holding] en [A] elders waren afgesloten, rustte op de Rabobank in de gegeven omstandigheden ten aanzien van dit aspect te meer een verantwoordelijkheid jegens [de A-Holding] en [A].
4.176 Uit de verklaring van [B] blijkt dat de Rabobank aandacht had voor de dekkingsgraad en de samenstelling van de portefeuille:
“We zagen elkaar in die tijd ongeveer 2 keer per jaar. [D] had dan altijd een uitdraai bij zich van de stand van de financieringen en de rentestanden. We keken dan altijd terug op de afgelopen periode. [D] had dan vaak berekend wat [A] had uitgespaard aan rentekosten en we keken vaak tevreden terug. Als we tijdens deze gesprekken de situatie bekeken was dat voor mij altijd achteraf en was wat mij werd gepresenteerd een gegeven. Ik had verder niet goed zicht op hoe de financieringen liepen. In een van deze gesprekken werd ik geconfronteerd met de situatie van bijna 100% vaste rente waar ik net over verklaarde, we hebben daar toen over gesproken; deze situatie was niet in lijn met de situatie daarvoor en met de situatie waar de derivaten op af waren gestemd. We hebben toen gesproken over wat [A] verder van plan was met de financiering en onroerend goed portefeuille. Op dat moment lag het in de rede om swaps af te stoten. De swaps hadden toen echter een negatieve marktwaarde. Al pratend is toen de optie van de participating cap opgekomen.”
4.177 Uit deze verklaring van [B] leidt de rechtbank af dat de Rabobank alert is geweest op het dekkingspercentage en de samenstelling van de renteportefeuille en daar met [de A-Holding] en [A] (in de persoon van [D]) over heeft gesproken. Gesteld noch gebleken is echter dat de Rabobank [de A-Holding] en [A] heeft gewaarschuwd toen de dekkingsgraad meer dan 100% dreigde te gaan bedragen en evenmin dat zij – toen dat aan de orde was – met [de A-Holding] en [A] heeft gesproken over (de mogelijke consequenties van) het afwijken van het uitgangspunt over de looptijd van de renteovereenkomsten. Daarmee heeft de Rabobank niet gedaan wat van haar kon worden verwacht. Dit klemt temeer voor de periode nadat de daling van de Euribor-rente inzette – en een
overhedgeeen groter risico op een negatieve speculatieve positie in zich had.
4.178 Het voorgaande leidt de rechtbank tot het voorshands oordeel dat de Rabobank eveneens een verwijt treft door [de A-Holding] en [A] niet te waarschuwen toen de dekkingsgraad meer dan 100% dreigde te gaan bedragen. Dit oordeel is voorshands, omdat niet duidelijk is of de Rabobank – gelet op wat zij wist en kon weten, gezien de frequentie van de gesprekken en de ontwikkelingen in de portefeuilles van [de A-Holding] en [A] – in een positie verkeerde dat zij daar feitelijk toe in staat was. De Rabobank heeft in dit verband maar voren gebracht dat [de A-Holding] en [A] in oktober 2008 ontdekten dat sprake was van overdekking en de Rabobank daar een paar maanden later over hebben ingelicht. Partijen zullen zich hierover dienen uit te laten.
4.179 Tot slot overweegt de rechtbank dat de Rabobank met haar verweer dat [de A-Holding] c.s. geen belang meer hebben bij dit verwijt, althans hun rechten hebben verwerkt om dit verwijt te maken, omdat na de herstructurering in maart 2010 het percentage vaste rente is teruggebracht tot 65% van de leningenportefeuille en de overige 35% is gefinancierd op basis van Euribor, eraan voorbij gaat dat [de A-Holding] en [A] – zoals [de A-Holding] c.s. stellen – schade kunnen hebben geleden door de voor deze herstructurering bestaande
overhedge.
4.180 Van de door de Rabobank gestelde rechtsverwerking is geen sprake omdat enkel stilzitten – en meer stelt de Rabobank niet – daarvoor onvoldoende is.
verlaten uitgangspunten door advisering van de steepener, participating cap, cancellable swaps en extendable swaps
4.181 Niet in geschil is dat de in eerste – en in laatste – instantie door [de A-Holding] c.s. afgesloten
plain vanillaswaps pasten bij de uitgangspunten van [de A-Holding] c.s.
4.182 De werking van de
cancellable swapsen
extendable swapsis in de basis gelijk aan de
plain vanillaswaps, waar de rente door de ruil die plaatsvindt ten opzichte van de variabele Euribor rente feitelijk wordt gefixeerd en daarmee voldoet aan de doelstelling van [de A-Holding] en [A] om het renterisico gedeeltelijk af te dekken. In dat opzicht is getracht om de bestaande vastrentende financieringen na te bootsen door het aangaan van renteswapovereenkomsten, die dan weer voldeden aan de eveneens bestaande wens tot flexibiliteit. Daarmee werd in de basis tegemoetgekomen aan het voor [de A-Holding] en [A] voornaamste belang van beheersing van de rentelasten. Net als bij de voorheen afgesloten vastrentende financiering, kon de beheersing van die rentelasten door middel van de swaps met zich brengen dat de rentelasten hoger waren dan die van de (lagere) variabele Euribor rente.
4.183 De bijzondere kenmerken van de
cancellable swapsen
extendable swaps, die zijn gelegen in de bevoegdheid van de Rabobank om deze renteovereenkomst tussentijds te beëindigen respectievelijk te verlengen, zorgen echter voor een onzeker, geheel buiten de invloedssfeer van [de A-Holding] en [A] gelegen element, met potentieel verstrekkende consequenties voor de rentelasten bij een dalende Euribor-rente. Dit onzekere element is niet goed verenigbaar met de voor [de A-Holding] en [A] geldende uitgangspunten voor de renteproducten, in het bijzonder het uitgangspunt van het beheersen en afdekken van renterisico’s met de renteproducten, die in de ogen van [de A-Holding] en [A] vrijwel één op één konden dienen ter vervanging van de voorheen afgesloten vastrentende financieringen (zij spraken in die zin van “
een renteverzekering”). Dit geldt eens temeer als in aanmerking wordt genomen dat – naar de Rabobank bekend was – de vastgoed- en financieringsportefeuille konden fluctueren. Deze kenmerken, die mogelijk kunnen leiden tot niet te voorspellen langere binding aan de renteovereenkomsten of een niet te voorspellen kortere binding aan de overeengekomen rente, zijn niet goed te rijmen met de door [de A-Holding] en [A] voorgestane beheersing van de rentelasten en afdekking van renterisico’s door renteproducten in de plaats van de voorheen afgesloten vastrentende financieringen. Deze kenmerken vergroten de kans dat [de A-Holding] en [A] onverhoopt van de uitgangspunten voor de renteportefeuille afwijken en – mede gezien de fluctuerende financierings- en vastgoedportefeuilles van [de A-Holding] en [A] – ook het risico van
overhedge. Dat deze producten – zoals de Rabobank benadrukt – (ook) een rentevoordeel opleverden voor [de A-Holding] en [A] maakt het voorgaande niet anders, aangezien dit voordeel niet wegneemt de aan deze renteproducten inherente onzekerheid die niet te rijmen is met de voor de renteportefeuilles van [de A-Holding] en [A] geldende uitgangspunten.
4.184 De
steepenerpaste evenmin bij de uitgangspunten voor de renteportefeuille van [de A-Holding]. Aan dit product ligt een meer complexe inschatting van de toekomstige renteontwikkeling ten grondslag en er vindt een ruil plaats tussen twee variabele rentes, die van de
steepeneren de Euribor rente. De rente van de
steepeneris weliswaar gemaximeerd – op een hogere rente dan de ten tijde van het afsluiten geldende IRS-marktrente – maar, afgezien van dit maximum staan de feitelijke rentelasten van dit renteproduct geenszins vast, aangezien zij afhangen van de feitelijke ontwikkeling van de vaste rente voor de korte en die voor de lange termijn en de verhouding daartussen gedurende de looptijd van de
steepener.De
steepenerpast daardoor ook niet bij de door [de A-Holding] geformuleerde uitgangspunten, in het bijzonder niet dat van het beheersen van de rentelasten en afdekken van renterisico’s, zodat dat voorheen met vastrentende financieringen gebeurde. Het voorgaande klemt temeer nu [de A-Holding] ten tijde van het afsluiten van de
steepenereen portefeuille had met daarin
cancellable swapsen
extendable swaps,met de hiervoor omschreven onzekerheid over de daaruit voortvloeiende rentelasten. Dat verstrekte de onzekerheid over (over de komende jaren) te betalen rentelast.
4.185 De Rabobank kon, vanwege deze incongruentie met de uitgangspunten, niet volstaan met informatieverstrekking over de bijzondere kenmerken van deze renteproducten en de daaraan verbonden risico’s. Zij had – als bij uitstek deskundige partij met betrekking tot de kenmerken en risico’s van deze renteproducten – ook ondubbelzinnig met [de A-Holding] en [A] de hiervoor bedoelde afwijkingen van de uitgangspunten moeten bespreken en zich ervan moeten vergewissen a) dat [de A-Holding] en [A] deze renteproducten desalniettemin wilden afsluiten en b) of [de A-Holding] en [A] de uitgangspunten wensten aan te passen. Niet blijkt dat de Rabobank dit heeft gedaan.
4.186 De
participating cappast wel bij het uitgangspunt van beheersbare rentelasten, ter vervanging van vastrentende financieringen. Het vaste deel heeft hetzelfde effect als de vastrentende financieringen die [de A-Holding] voorheen afsloot. Het variabele deel maximeert de rentelasten op het percentage van het vaste deel en biedt dus bescherming tegen hogere rente dan dat percentage – net als de gemaximeerde variabele rente van de
steepener. Anders dan bij de
steepeneris de hoogte van de variabele rente gelijk aan de Euribor rente en niet afhankelijk van verschillende factoren en het samenspel van die factoren. Daarmee is de onvoorspelbaarheid van de uitkomst van de rentelasten van dit variabele deel beperkt tot de ontwikkeling van de Euribor rente, die destijds een dalende trend vertoonde. In de gegeven omstandigheden – waarin de Euribor-rente daalde – paste dit renteproduct bij de uitgangspunten van beheersbaarheid van de renterisico’s, dat werd bereikt door het vaste deel en de maximering van het variabele deel, en bij de evenzeer levende wens om de rentelasten zo laag mogelijk te houden.
4.187 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Rabobank een verwijt treft bij het afsluiten van de
cancellable swaps,de
extendable swapsde
steepener.
4.188 [de A-Holding] c.s. benadrukken verder nog dat [de A-Holding] bij de herstructureringen “met de rug tegen de muur stond”, aangezien zij meer exotische renteproducten bleek te hebben afgesloten die hoge en deels onbeheersbare rentelasten hadden, daar waar [de A-Holding] erop uit was de rentelasten te beheersen en een lage risico-acceptatie had. Tussentijds heeft de Rabobank geen betaling van de op dat moment ontstane negatieve waarde geëist, maar is steeds het ‘Afgesproken Bedrag’ substantieel verhoogd. Daarmee is ook het kredietrisico vergroot voor de Rabobank, die heeft getracht dit te verdisconteren in de bij de herstructureringen afgesloten renteproducten. Wat [de A-Holding] c.s. naar voren brengen raakt het effect van het in dit geval niet bedingen van een
collateral.Naar het oordeel van de rechtbank treft de Rabobank in verband daarmee een verwijt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.189 Met
collateralverkleint de bank het kredietrisico dat de bank loopt bij de renteproducten als de rente daalt en de klant het verschil tussen de lagere Euribor rente en de rente van de swapproducten moet gaan betalen. Het bedingen van een
collateralhoudt ook een (impliciete) waarschuwing in voor de klant bij het sluiten van de OFD’s en de renteovereenkomsten dat hij bij een dalende Euribor-rente daadwerkelijk de hogere rentelast van de renteproducten en – bij tussentijdse beëindiging daarvan – de negatieve marktwaarde zal moeten betalen.
4.190 Nu de Rabobank geen
collateralheeft bedongen, heeft dit waarschuwingseffect ontbroken ten aanzien van [de A-Holding] en [A]. Het afsluiten van
collateralwas een aanzienlijk effectievere waarschuwing geweest voor het risico van rentedaling en een negatieve marktwaarde – waar de Rabobank hen op zichzelf wel voldoende over had geïnformeerd. Belangrijker is in dit verband dat de Rabobank dan een
margin callhad kunnen maken en verhaal zou hebben gehad ter afdekking van haar kredietrisico en dat het ontbreken van
collateralhet voor de Rabobank in de gegeven omstandigheden aantrekkelijk om met [de A-Holding] nieuwe renteproducten af te sluiten, waarin de negatieve marktwaarde – zonder dat overigens (getalsmatig) inzichtelijk is gemaakt hoe – was verdisconteerd in het rentepercentage en de (lange) looptijd.
4.191 Bovendien strookten deze nieuwe renteproducten niet met haar doelstelling van rentebeheersing, onder meer door een zo laag mogelijke rentelast. Weliswaar daalde de actuele rentelasten van [de A-Holding] na de herstructureringen, maar dat neemt niet weg dat haar totale rentelasten, waarin de negatieve marktwaardes waren verdisconteerd, relatief hoog waren door het ten opzichte van de actuele Euribor-rente relatief hoge rentepercentage en vanwege de lange looptijd van de nieuwe renteproducten.
4.192 Gezien de hiervoor aangeduide effecten daarvan die zich ten aanzien van [de A-Holding] hebben gemanifesteerd, leidt het voorgaande tot de conclusie dat de Rabobank in de gegeven omstandigheden in dit specifieke geval haar zorgplicht heeft geschonden ten aanzien van [de A-Holding] door geen
collateralte bedingen.
daling van de Euribor-rente en het onvoldoende duidelijk en indringend wijzen op de risico’s toen die zich realiseerden
4.193 Zoals hiervoor bij de beoordeling van het beroep op dwaling is overwogen, heeft de Rabobank [de A-Holding] en [A] voor en bij het aansluiten van de renteproducten gewezen op de mogelijkheid van dalende Euribor-rente – en de mogelijkheid dat de Euribor-rente lager zou zijn dan de vaste rente van de renteproducten. De Rabobank heeft dit in de gegeven omstandigheden ook in voldoende mate gedaan.
4.194 Verder stuit het verwijt van [de A-Holding] c.s. dat de Rabobank niet heeft geadviseerd de strategie bij te stellen toen de Euribor-rente daalde, af op het gegeven dat de Rabobank begin 2009 en begin 2010 heeft geadviseerd over herstructurering van de renteportefeuille.
4.195 [de A-Holding] c.s. stellen dat het advies van januari 2009 – toen de Euribor-rente was gedaald onder het niveau van de vaste rente van de renteproducten – te laat is gegeven; de Rabobank had “tijdig” moeten adviseren. Uit de stellingen van [de A-Holding] c.s., die geen concreet eerder moment noemen waarop de Rabobank had moeten adviseren, blijkt dat zij vinden dat de Rabobank in het najaar van 2008, toen de Euribor-rente daalde, maar nog boven het niveau van de vaste rente van de renteproducten lag, uit eigener beweging had moeten adviseren, zodat [de A-Holding] en [A] de renteovereenkomsten, die in die periode nog (in enige mate) een positieve marktwaarde zullen hebben gehad, toen hadden kunnen beëindigen.
4.196 Het standpunt van [de A-Holding] c.s. over het door de Rabobank uit eigener beweging contact zoeken bij dalende Euribor-rente – ook voordat deze onder het niveau van de vaste rente van de renteproducten was gedaald – om te spreken over het afdekken van de daaraan verbonden risico’s staat op gespannen voet met het wezen van de renteswap, namelijk een uitruil van rentes, waardoor de rentelasten in feite vastgezet worden en worden beheerst. Het impliceert bovendien dat de Rabobank ervoor zou moeten waken dat [de A-Holding] en [A] geen hogere rente dan de variabele Euribor rente zou moeten betalen. De op de Rabobank rustende zorgplicht vergt dat niet.
4.197 In het verlengde van het voorgaande faalt het verwijt over het voldoende indringend adviseren toen de risico’s zich voordeden eveneens: de Rabobank heeft [de A-Holding] en [A] ingelicht over de risico’s en heeft daar voldoende aandacht aan besteed toen deze zich manifesteerden.
laten prevaleren van de eigen belangen
4.198 [de A-Holding] c.s. wijzen erop dat de verdiensten van de Rabobank uit de door [de A-Holding] afgesloten renteproducten exorbitant hoog zijn en stellen dat dit heeft geleid tot handelen uit eigen belang en met veronachtzaming van de belangen van [de A-Holding] en [A].
4.199 Ervan uitgaande – veronderstellenderwijs – dat de Rabobank de door [de A-Holding] c.s. gestelde voordelen heeft gehad van de met [de A-Holding] afgesloten renteproducten, is dit enkele gegeven onvoldoende om de door [de A-Holding] c.s. getrokken conclusie te kunnen dragen. Bijkomende omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. Uit het voorgaande blijkt dat de Rabobank ten aanzien van [de A-Holding] en [A] op dit punt niet heeft gehandeld in strijd met de op haar rustende zorgplicht en – daarmee – voldoende oog heeft gehad voor de gerechtvaardigde belangen van [de A-Holding] en [A] en daar ook naar heeft gehandeld.
4.200 Het beroep op dwaling van [de A-Holding] c.s. faalt.
4.201 De Rabobank heeft haar zorgplicht geschonden jegens [A] omdat zij:
i. i) bij het afsluiten van de renteproducten met [A] niet (via [D]) is nagegaan of [A] zich bewust was van de risico’s die hij in privé liep en deze overzag;
ii) niet (via [D]) is nagegaan of [A] zich bewust was van de risico’s die hij in privé liep en deze overzag bij het aangaan van de garantiestellingen voor de verplichtingen van [de A-Holding];
iii) bij het afsluiten van de
cancellable swapen de
extendable swapniet ondubbelzinnig met [A] de afwijkingen van de uitgangspunten van deze renteproducten heeft besproken en zich er niet van heeft vergewist a) dat [A] deze renteproducten desalniettemin wilden afsluiten en b) of [A] de uitgangspunten wensten aan te passen.
4.202 De Rabobank heeft haar zorgplicht geschonden jegens [de A-Holding] omdat zij:
i. i) bij het afsluiten van de
cancellable swaps,de
extendable swapsen de
steepenerniet ondubbelzinnig met [de A-Holding] de afwijkingen van de uitgangspunten van deze renteproducten heeft besproken en zich er niet van heeft vergewist a) dat [de A-Holding] deze renteproducten desalniettemin wilden afsluiten en b) of [de A-Holding] de uitgangspunten wensten aan te passen.
ii) niet – toen dat aan de orde was – met [de A-Holding] heeft gesproken over (de mogelijke consequenties van) het afwijken van het uitgangspunt over de looptijd van de renteovereenkomsten.
4.203 Gezien de effecten daarvan die zich ten aanzien van [de A-Holding] hebben gemanifesteerd, heeft de Rabobank in de gegeven omstandigheden in dit specifieke geval ook haar zorgplicht geschonden ten aanzien van [de A-Holding] door geen
collateralte bedingen.
4.204 Verder is de rechtbank voorshands van oordeel dat de Rabobank een verwijt treft door [de A-Holding] en [A] niet te waarschuwen toen de dekkingsgraad 100% dreigde te overschrijden. Of en in hoeverre dit als onrechtmatig handelen en tot schadeplichtigheid leidt hangt af van de vraag hoe de dekkingsgraad zich heeft ontwikkeld en wanneer [de A-Holding] en de Rabobank in de persoon van [D] en [B] elkaar hebben gesproken. Dit moet worden uitgezocht. Daartoe dienen partijen, eerst [de A-Holding] c.s., zich bij akte uit te laten over de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de (data van de) contacten tussen [D] en [B] in die jaren.
4.206 Met deze verwijten heeft de Rabobank niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht genomen, niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur.
4.207 De Rabobank is hiermee toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht tot advisering. De Rabobank verkeert echter niet in verzuim, aangezien gesteld noch gebleken is dat [de A-Holding] en [A] de Rabobank ter zake van deze tekortkomingen in gebreke hebben gesteld, terwijl dat wel vereist is voor het intreden van verzuim. Reeds daarom is er geen grond voor de door [de A-Holding] c.s. gevorderde ontbinding van deze overeenkomst – en van de OFD’s en de renteovereenkomsten.
4.208 De Rabobank heeft hiermee eveneens onrechtmatig gehandeld jegens [de A-Holding] en [A] en is uit dien hoofde schadeplichtig.
4.209 Naar het oordeel van de rechtbank is het meer doelmatig om de schade in deze procedure te begroten en is dat ook mogelijk. De rechtbank zal de zaak daarom niet naar de schadestaatprocedure verwijzen maar de schadebegroting aan zich houden.
4.210 Als uitgangspunt voor de schadebegroting geldt dat [de A-Holding] en [A] in de positie worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd zonder de onrechtmatige schendingen van de zorgplicht door de Rabobank. De stellingen van de Rabobank over (het ontbreken van) causaal verband en eigen schuld hebben betrekking op de schadebegroting en zullen in dat verband worden besproken. De overwegingen over de eigen verantwoordelijkheid van [de A-Holding] en [A] om bijvoorbeeld de dekkingsgraad in de gaten te houden zullen een rol dienen te spelen bij de schadebegroting. Partijen dienen zich uit te laten over de vraag hoe dat in hun optiek dient te gebeuren. Verder kunnen partijen hun standpunten over het redelijk loon van de Rabobank als bedoeld in artikel 7:405 BW desgewenst naar aanleiding van het hiervoor gegeven oordeel aanpassen.
4.211 Partijen dienen zich uit te laten over de aard en omvang van de schade en eventuele geschilpunten in verband met de schadebegroting. [de A-Holding] c.s. dienen in een akte daarbij hun schade te concretiseren en te onderbouwen. De Rabobank zal daarop kunnen reageren bij antwoordakte. Tenzij partijen te kennen geven dat zij daarvan afzien, zal de rechtbank daarna een comparitie van partijen gelasten, voor de mondelinge behandeling van dit onderwerp, dat bij de eerdere mondelinge behandeling niet aan de orde is geweest.
4.212 De vordering in conventie heeft verder betrekking op de volgende renteproducten:
i. i) van [de A-Holding] de op 17 maart 2010 met ingang van 1 april 2010 afgesloten swaps met een vaste rente van 5,42 %:
( a) (nr. 560770) voor een nominaal bedrag van € 25.500.000 met een looptijd van tien jaar;
( b) (nr. 560910) voor een nominaal bedrag van € 15.000.000 met een looptijd van acht jaar;
( c) (nr. 560930) voor een nominaal bedrag van € 22.000.000 met een looptijd van negen jaar;
( a) de op 2 januari 2006 afgesloten rente swap (nr. 8644900) voor een nominaal bedrag van € 15.000.000 met een looptijd van tien jaar en een vaste rente van 3,57%;
( b) de op 19 november 2007 afgesloten
cancellable swap(nr. 9685780) voor een nominaal bedrag van € 10.00.000 met een looptijd van tien jaar en een vaste rente van 4,07%;
( c) de op 11 april 2008 afgesloten
extendable swap(nr. 9934970/9934960) voor een nominaal bedrag van € 15.000.000 met een looptijd van vijf jaar en een vaste rente van 4,74%.
4.213 Niet in geschil is dat [de A-Holding] en [A] hun betalingsverplichtingen op grond van de renteovereenkomsten na september 2010 niet zijn nagekomen.
4.214 Het beroep van [de A-Holding] c.s. op opschorting gaat gezien de beoordeling in reconventie op. [de A-Holding] en [A] zijn verder als te zijner tijd vaststaat wat partijen over en weer van elkaar te vorderen hebben bevoegd tot verrekening.
4.215 De Rabobank dient bij akte naar aanleiding van de betwisting van de schadeomvang door [de A-Holding] c.s. – die terecht vragen om een specificatie van de vordering per renteovereenkomst en per kostensoort – de vordering nader te specificeren en onderbouwen. [de A-Holding] c.s. zullen daarop kunnen reageren.
in conventie en in reconventie
verder verloop van de procedure
4.216 Er zal een aktewisseling plaatsvinden, waarbij:
[de A-Holding] c.s. een akte nemen waarin zij:
- zich uitlaten over de ontwikkelingen in de dekkingsgraad en de (data van de) contacten tussen [D] en [B] in de relevante periode,
- hun schade in reconventie dienen te concretiseren en onderbouwen en,
- hun eis in reconventie daarop dienen aan te passen,
de Rabobank zal daarop bij akte kunnen reageren en dient haar vordering in conventie naar aanleiding van de betwisting van de schadeomvang door [de A-Holding] c.s nader te specificeren en onderbouwen,
[de A-Holding] c.s. zullen bij akte kunnen reageren op de nadere specificatie en onderbouwing van de vordering in conventie.
4.217 Tenzij partijen te kennen geven dat zij daarvan afzien, zal de rechtbank daarna een mondeling behandeling gelasten, waar de schadebegroting en de eventuele daarmee samenhangende geschilpunten zullen worden behandeld.
4.218 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.