ECLI:NL:RBDHA:2015:2559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
11 maart 2015
Zaaknummer
C/09/10/935F
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afwikkeling van een faillissement en de toepassing van artikel 137g Faillissementswet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris in het faillissement van [appellant], die op 14 december 2010 in staat van faillissement is verklaard. De curator, mr. M. Haasjes, heeft verzocht om de vereenvoudigde afwikkeling van het faillissement ex artikel 137 Faillissementswet (Fw.) door te voeren, zonder dat er een verificatievergadering plaatsvindt. De rechtbank heeft op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het verzoek van [appellant] om de beschikking van de rechter-commissaris te vernietigen, gegrond is verklaard. De rechtbank oordeelt dat artikel 137g Fw. van toepassing kan zijn, zelfs als de vereenvoudigde afwikkeling al in gang is gezet, mits er baten beschikbaar komen voor de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende redenen zijn om een verificatievergadering te houden, nu [appellant] heeft aangegeven dat er een derde is die bereid is een bedrag van € 18.000,- beschikbaar te stellen voor een akkoord. De rechtbank heeft de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd en een verificatievergadering bepaald op 1 april 2015, waarbij de schuldvorderingen uiterlijk 16 dagen voor de vergadering bij de curator moeten zijn ingediend. Indien het akkoord niet slaagt, zal de curator het faillissement alsnog afwikkelen op basis van artikel 137a Fw.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team insolventies – enkelvoudige kamer
insolventienummer: C/09/10/935 F
uitspraakdatum : 3 maart 2015
Beschikking hoger beroep ex artikel 67 lid 1 Fw in het faillissement van:
[appellant],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
ten tijde van de faillietverklaring
wonende te [postcode en woonplaats], [adres],
handelend onder de naam [X Y],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam onder nummer [xxxxxxxx],
[postcode en vestigingsplaats], [vestingingsadres],
failliet en appellant,
advocaat mr. E. Walinga te Amsterdam,
curator: mr. M. Haasjes,
tegen de hierna te noemen beschikking van 12 januari 2015 van de rechter-commissaris
mr. R. Cats, hierna te noemen: de rechter-commissaris.
Appellant wordt hierna aangeduid als [appellant] en mr. Haasjes als de curator.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
- de beschikking van de rechter-commissaris van 12 januari 2015;
- het beroepschrift van [appellant] van 19 januari 2015, met bijlagen;
- het verweerschrift van de curator van 9 februari 2015;
- de zienswijze van de rechter-commissaris van 12 februari 2015;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep van 17 februari
2015 en de bij die gelegenheid overgelegde pleitnota van mr. Walinga.
1.2
De inhoud van deze stukken dient hier als ingelast te worden beschouwd.
1.3
Het beroep is op 17 februari 2015 ter zitting van de meervoudige kamer behandeld. Daarbij zijn verschenen [appellant], bijgestaan door zijn raadsman mr. Walinga, alsmede de curator.
1.4
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Op 14 december 2010 is [appellant] in staat van faillissement verklaard. Als curator is aangesteld mr. M. Haasjes.
2.2
De curator heeft de rechter-commissaris verzocht om haar toe te staan het faillissement af te wikkelen ex artikel 137 Faillissementswet (Fw.), hetgeen tevens inhoudt dat er geen verificatievergadering zal plaatsvinden. In de boedel zijn voldoende baten aanwezig om een uitkering te doen aan de preferente schuldeisers, maar onvoldoende baten voor een uitkering aan de concurrente vorderingen. Op 28 november 2014 is in het Centraal Insolventie Register gepubliceerd dat het faillissement van [appellant] vereenvoudigd wordt afgewikkeld.
3. Het verzoek
3.1 [
Appellant] heeft de rechtbank verzocht de beschikking van de rechter-commissaris van
12 januari 2015, inhoudende dat de vereenvoudigde afwikkeling niet wordt aangehouden dan wel wordt opgeschort zodat [appellant] alsnog een ontwerpakkoord ex artikel 138 Fw. kan indienen, te vernietigen. Tevens verzoekt [appellant] om een verificatievergadering ex artikel 108 Fw. te bepalen.
3.2
Aan dat verzoek heeft [appellant] ten grondslag gelegd dat gelet op het bepaalde in artikel
137 g Fw. en de visie van De Moor en Schoorlemmer hem de gelegenheid moet worden geboden om (alsnog) een akkoord aan te bieden. Een ontwerpakkoord dient echter ten minste acht dagen voor de verificatievergadering ingediend te worden ter griffie van de rechtbank. [Appellant] alsmede de gezamenlijke schuldeisers hebben een zeker belang bij deze manier van vereffening van het faillissement aangezien aan de concurrente schuldeisers bij afwikkeling ex artikel 137a Fw. geen uitkering plaatsvindt, zodat daarna de persoonlijke aansprakelijkheid van [appellant] voor die schulden herleeft.
3.3
De curator heeft gesteld dat nu het niet de verwachting is dat [appellant] een akkoord aanbiedt waarbij een dusdanig bedrag is betrokken dat de Belastingdienst volledig zal kunnen worden voldaan en daarvan ook concurrente vorderingen (gedeeltelijk) kunnen worden voldaan, artikel 137g Fw. niet van toepassing is. Wel merkt de curator op dat zij bij een ruime interpretatie van artikel 137g Fw niet afwijzend staat om [appellant] alsnog in de gelegenheid te stellen een ontwerpakkoord aan te bieden. Overigens merkt de curator op dat er nog geen bedrag is aangeboden aan de schuldeisers door [appellant]. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1
Artikel 67 Fw bepaalt dat van alle beschikkingen van de rechter-commissaris gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank mogelijk is, te rekenen vanaf de dag waarop de beschikking is gegeven. De rechtbank beslist na verhoor of behoorlijke oproeping van de belanghebbenden.
4.2
Het beroep is tijdig ingesteld, nu de rechtbank heeft geconstateerd dat de bestreden beschikking op 16 januari 2015 aan partijen is toegezonden.
4.3
Ingevolge artikel 137g Fw. bepaalt de rechter-commissaris alsnog een verificatievergadering indien tijdens de vereffening baten opkomen die van een zodanige omvang zijn dat uit de opbrengst daarvan ook concurrente vorderingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden voldaan.
4.4
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de -tijdens de vereffening- opgekomen baten de preferente schuldenlast volledig moeten kunnen voldoen waarna nog een deel van de concurrente schuldeisers iets kunnen ontvangen, dan wel of beide groepen schuldeisers een gedeeltelijke voldoening kunnen ontvangen.
In de Memorie van Toelichting 27 199 nr 3, die ten grondslag ligt aan artikel 137g Fw, staat vermeld dat
indien baten beschikbaar komen voor de voldoening van concurrente vorderingen, alsnog een verificatievergadering wordt gehouden.De rechtbank interpreteert deze zinsnede zo dat het voor de toepassing van artikel 137g Fw geen vereiste is dat de preferente schuldeisers algehele voldoening dienen te ontvangen, mits er baten beschikbaar zijn voor de concurrente schuldeisers. Voor deze interpretatie is eens te meer reden nu de wetgever tevens verwijst naar de geldende regels van de vijfde, zesde en zevende afdeling. De zesde afdeling ziet op het akkoord. Gelet op bovenstaande oordeelt de rechtbank dat artikel 137g Fw. ook toepassing kan vinden, indien baten beschikbaar komen voor voldoening van concurrente schuldeisers door middel van een akkoord.
4.5
Nu [appellant] ter zitting heeft verklaard dat een derde bereid is om een bedrag van
€ 18.000,- (naast het reeds aanwezige boedelsaldo) beschikbaar te stellen, zodat [appellant] een akkoord kan aanbieden aan zijn schuldeisers, is voldaan aan artikel 137g Fw.
4.6
De curator heeft verklaard dat de totale vordering van de preferente schuldeisers naar beneden zal worden bijgesteld, nu de vordering van de Belastingdienst is verminderd. Daarnaast heeft [appellant] verklaard dat een concurrente schuldeiser bereid is om zijn vordering als achtergestelde vordering aan te merken indien [appellant] een akkoord zal aanbieden. Deze verandering van omstandigheden kan leiden dat het akkoord een reële kans van slagen kan hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze mogelijkheid moet worden onderzocht, nu [appellant] alsmede de concurrente schuldeisers een zeker belang hebben bij een afwikkeling van het faillissement middels een akkoord. Wel merkt de rechtbank op dat de preferente schuldeisers, ook na de wijzigingen in de schuldenlast, bij het akkoord een minder hoge uitdeling kunnen verwachten dan bij een vereenvoudigde afwikkeling, echter is het aan de preferente schuldeisers om al dan niet in te stemmen met het aangeboden akkoord.
4.7
Alles afwegende zal de rechtbank het verzoek van [appellant] gegrond verklaren. De rechtbank zal de beslissing van de rechter-commissaris, om geen verificatievergadering te bepalen, vernietigen. Daarmee heeft [appellant] echter nog niet het door hem gewenste gevolg, namelijk de mogelijkheid tot het aanbieden van een akkoord. Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 27 augustus 1943, NJ 1943, 680) staat het de rechtbank vrij om aan de vernietiging van de beslissing van de rechter-commissaris een zodanige andere beschikking toe te voegen, als de rechtbank haar geraden zal voorkomen. Daarom zal de rechtbank in onderhavig faillissement een dag, uur en plaats bepalen waarop een verificatievergadering zal plaatsvinden, en tevens de dag bepalen, waarop de schuldvorderingen moeten worden ingediend. De schuldvorderingen dienen uiterlijk 16 dagen voor de verificatievergadering bij de curator te zijn ingediend. Tevens dienen de lijsten als bedoeld in artikel 112 van de Faillissementswet, overeenkomstig artikel 114 van de Faillissementswet, zeven dagen voorafgaande aan de verificatievergadering ter inzage te worden gelegd bij de griffie van de rechtbank Den Haag. Het ontwerpakkoord dient ten minste acht dagen voor de verificatievergadering ter griffie van de rechtbank te zijn neergelegd. De griffier zal voor de publicatie zorgdragen.
4.8
Indien het akkoord niet slaagt, zal de curator het faillissement alsnog afwikkelen op grond van artikel 137a Fw.
5. De beslissing:
De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep van [appellant] gegrond;
- vernietigt de beslissing van de rechter-commissaris van 12 januari 2015;
- bepaalt de verificatievergadering op woensdag 1 april 2015 om 10.15 uur in een van de zalen van de rechtbank Den Haag;
- bepaalt dat de schuldvorderingen uiterlijk 16 dagen voor de verificatievergadering bij de curator moeten zijn ingediend.
Gegeven door mrs. C.W.D. Bom, G.P. van Ham en mr. A.J. Japenga en door mr. C.W.D. Bom gegeven op 3 maart 2015 in aanwezigheid van A.M.C. van der Zwan, griffier.