Uitspraak
Rechtbank den haag
EE Devices,
1.De feiten
2.Voorschriften, eisen en voorwaarden
3.Eisen aan de opdracht
4.Gunningscriteria
In dit hoofdstuk worden de gunningscriteria voor deze aanbesteding uitgewerkt, evenals de weging en bijbehorende beoordelingsmethodiek.
U geeft in de dagvaarding aan dat de testresultaten van Dräger en EE Devices door het Nmi mogelijk zijn omgewisseld (paragraaf 30 e.v. dagvaarding). Dat is niet het geval. Wel is uw constatering dat Drägers apparaat in de door het NMI uitgevoerde test een responsietijd van meer dan 5 seconden had terecht. Dit kan echter niet leiden tot terzijdelegging van de inschrijving van Dräger. Daartoe is het volgende van belang.
In de aanbestedingsdocumentatie staat een inconsistentie met vergaande consequenties. Wij betreuren het zeer dat deze inconsistentie er in is geslopen; wij hebben deze over het hoofd gezien bij de opstelling van de stukken, waarschijnlijk omdat de eis in Bijlage E bij de selectieleidraad 'ver verwijderd' staat van de eis in Bijlage E bij de UTI.
2.Het geschil
"Toetsing of aan alle eisen die aan de opdracht worden gesteld (Hoofdstuk 3) wordt voldaan"wordt beoordeeld of de responstijd van het apparaat, waarmee is ingeschreven, de (wettelijk) voorgeschreven vijf seconden niet overschrijdt. Is dat wel het geval dan moet de betreffende inschrijving direct terzijde worden gelegd en vindt de toetsing zoals beschreven in stap 3 (
"Vervolgens zal worden beoordeeld in welke mate wordt voldaan aan de Gunningscriteria die zijn opgenomen in Hoofdstuk 4 (…)")
,waarbij de scores aan een inschrijving worden toegekend, dus niet meer plaats. Gebleken is dat de responstijd van de apparatuur waarmee Dräger heeft ingeschreven een responstijd heeft van tussen vijf en tien seconden, zodat haar inschrijving bij stap 2 terzijde moet worden gelegd. In die situatie kan noch de Politie noch Dräger zich beroepen op de inconsistentie. Aan de beoordeling van de inschrijving van Dräger in het kader van stap 3 wordt dan immers niet meer toegekomen, zodat van toekenning van punten in verband met de responstijd van haar apparatuur ook geen sprake meer kan zijn. Een en ander betekent dat het de Politie niet vrij staat om de aanbestedingsprocedure af te breken. Te minder nu de Politie de opdracht opnieuw in de markt zal zetten, zonder dat sprake is van een 'wezenlijke wijziging'. Nu EE Devices, met een geldige inschrijving, als tweede is geëindigd, moet de opdracht aan haar worden gegund.
3.De beoordeling van het geschil
volledigheiden
tijdigheid(stap 1). Vervolgens wordt getoetst of de (volledige en tijdige) inschrijvingen voldoen aan
eisendie aan de opdracht worden gesteld (stap 2). De inschrijvingen die ook daaraan beantwoorden, worden - tot slot - beoordeeld op de mate waarin wordt voldaan aan de
gunningscriteria(stap 3). Anders dan EE Devices kennelijk beoogt te stellen brengt het gegeven dat bij stap 2 en stap 3 uitdrukkelijk wordt verwezen naar hoofdstuk 3, respectievelijk hoofdstuk 4 van de UTI niet mee dat bij de toetsing in het kader van stap 2 uitsluitend mag worden gekeken naar de eisen voor zover deze (expliciet) zijn beschreven in hoofdstuk 3 van de UTI. In dat kader mag en moet zelfs ook acht worden geslagen op elders in de aanbestedingsstukken voorkomende passages betreffende de aan de apparatuur te stellen eisen. EE Devices heeft dat - als behoorlijk geïnformeerd en normaal oplettend inschrijver - ook moeten (kunnen) begrijpen. Dat klemt te meer nu bij stap 2 wordt aangegeven dat het gaat om
alleeisen die aan de opdracht worden gesteld. Bovendien vermeldt paragraaf 3.2 van de UTI dat tijdens, de in hoofdstuk 4 beschreven technische test zal worden gecontroleerd of de aangeboden apparatuur voldoet aan de gestelde minimale eisen. Voor wat betreft de responstijd wordt dit laatste nog eens expliciet herhaald in paragraaf 4.2 van de UTI. Daarin is uitdrukkelijk opgenomen dat de apparaten worden gecontroleerd en getest met het oog op de in paragraaf 3.1 gestelde eis betreffende de voorschriften van het NFI (documentcode 11024), waaruit voortvloeit dat de responstijd maximaal vijf seconden mag bedragen. In tegenspraak daarmee wordt in paragraaf 4.2 ook verwezen naar bijlage E van de UTI, waaruit volgt dat de responstijd tien seconden mag zijn.