ECLI:NL:RBDHA:2015:2060

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 8846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 en de bewijsvoering van gemaakte kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009. Eiser, die gebruik maakte van kinderopvang via een gastouderbureau, had een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag. De verweerder, de Belastingdienst, had de kinderopvangtoeslag herzien en vastgesteld op nihil, omdat eiser niet voldoende bewijs had geleverd van de gemaakte kosten voor kinderopvang. Eiser had weliswaar enkele documenten overgelegd, maar deze waren niet voldoende om aan te tonen dat hij alle kosten daadwerkelijk had betaald. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij recht had op de kinderopvangtoeslag, omdat de overgelegde kwitanties niet ondertekend waren door de gastouder en er geen duidelijke relatie was tussen de kwitanties en de betalingen die eiser had gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de verweerder.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 14/8846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2015 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [plaats], eiser,

en

[P], verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 30 mei 2014 het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 ([nummer 1]) herzien en vastgesteld op nihil.
Verweerder heeft bij beschikking van 10 juni 2014 de kinderopvangtoeslag 2009 ([nummer 2]) definitief berekend en vastgesteld op nihil.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 1 augustus 2014 het bezwaar gericht tegen vorengenoemde beschikkingen ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015 te Den Haag.
Eiser is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
[naam 1].

Overwegingen

Feiten
1. Op 25 september 2009 heeft eiser een aanvraag kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 ingediend. In de aanvraag heeft hij vermeld dat hij met ingang van
15 maart 2009 gebruik heeft gemaakt van kinderopvang via bemiddeling van het gastouderbureau [Naam] (het gastouderbureau).
2. Het kind ([naam 2]) ten behoeve van wie de kinderopvangtoeslag is aangevraagd door eiser voedt hij in co-ouderschap op met zijn ex-echtgenote. In 2009 staat het kind ingeschreven bij de ex-echtgenote van eiser.
3. Bij beschikking met dagtekening 14 oktober 2009 heeft verweerder aan eiser een voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2009 toegekend van € 6.789.
4. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft verweerder eiser om aanvullende informatie verzocht met betrekking tot de door hem gemaakte kinderopvangkosten over het berekeningsjaar 2009. In reactie hierop heeft eiser in een ondertekend en ingevuld antwoordformulier verklaard dat de totale kosten € 610 bedragen.
5. Bij brieven van 30 december 2013 en 12 maart 2014 heeft verweerder eiser om aanvullende informatie verzocht. In reactie hierop heeft eiser in een ondertekend en ingevuld antwoordformulier verklaard dat de totale opvangkosten in 2009 € 8.097,03 bedragen en het aantal opvanguren 1.140 uren. Van de totale kosten ziet € 6.954 op de kosten van de gastouder en € 1.143,03 op de bemiddelingskosten. Tevens heeft eiser een factuur 2009 van het gastouderbureau overgelegd waarop een totaal bedrag van € 1.343,03 aan kosten staat vermeld en een bankafschrift waarop de overschrijving van dit bedrag staat vermeld.
6. Verweerder heeft bij beschikking van 30 mei 2014 het voorschot kinderopvangtoeslag 2009 herzien en vastgesteld op nihil en bij beschikking van 10 juni 2014 de kinderopvangtoeslag 2009 definitief berekend en vastgesteld op nihil.
7. In de bezwaarfase heeft eiser onder andere de opvangovereenkomst met het gastouderbureau, een jaaropgave van de bemiddelingskosten alsmede de kwitanties van de aan de gastouder betaalde opvangkosten overgelegd. Deze kwitanties zijn door eiser zelf opgesteld ten name van de gastouder. De gastouder heeft deze kwitanties niet getekend voor ontvangst.
8. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 augustus 2014 het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
9. Bij brief van 18 augustus 2014 heeft eiser een reactie op de beslissing op bezwaar gestuurd. Hierbij heeft eiser naast de eerder overgelegde stukken een bankafschrift van januari 2009 van een overschrijving ten bedrage van € 8.128 naar een ander bankrekeningnummer van eiser overgelegd. Deze reactie is door verweerder op 15 september 2014 ontvangen en als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank.

Geschil10.In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de kinderopvangtoeslag voor het berekeningsjaar 2009 terecht heeft vastgesteld op nihil.

11. Eiser stelt zich op het standpunt dat de kinderopvangtoeslag ten onrechte op nihil is gesteld omdat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt.
12. Verweerder neemt het standpunt in dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Eiser heeft niet aangetoond wat de omvang van de kosten van kinderopvang is geweest en of hij alle kosten van kinderopvang daadwerkelijk heeft betaald.
Beoordeling van het geschil
13. De rechtbank is met partijen van oordeel dat het beroep tijdig is ingediend. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 1 augustus 2014 zodat de termijn voor het instellen van beroep eindigde op 12 september 2014. Het beroepschrift is gedagtekend 18 augustus 2014 en op 15 september bij verweerder binnengekomen. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 14 oktober 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BT7470) moet in dit geval worden aangenomen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd nu het op de eerste werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen en het tegendeel niet is komen vast te staan.
14. Uit artikel 18 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang (Wko) volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser over het jaar 2009 met uitzondering van de door hem betaalde bemiddelingskosten niets overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat eiser alle kosten voor kinderopvang heeft betaald. Uit de door eiser overgelegde bankafschriften blijkt slechts dat eiser in januari 2010 een bedrag van € 1.343,03, zonder nadere omschrijving, heeft overgemaakt naar de rekening van het gastouderbureau. De gestelde contante betalingen aan de gastouder heeft eiser onderbouwd met een bankafschrift van een overschrijving in januari 2009 van een bedrag van € 8.128 naar een ander bankrekeningnummer ten name van eiser alsmede met kwitanties voor een totaal bedrag van € 6.954, waarop eiser de naam van de gastouder heeft ingevuld. De kwitanties zijn echter niet ondertekend door de gastouder zelf. Hiermee heeft eiser onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt in die zin dat hij betalingen aan de gastouder heeft verricht. Nog daargelaten dat de gastouder de kwitanties niet voor ontvangst heeft ondertekend is er ook geen relatie te leggen tussen deze kwitanties en het bedrag van
€ 8.128 dat eiser heeft overgemaakt naar een bankrekening op zijn eigen naam. Verweerder heeft daarom terecht de kinderopvangtoeslag op nihil gesteld.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
17. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Andrea, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2015.
griffier rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.