Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[A],
[B],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die op 2 februari 2015 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderden eisers, [A] en [B], dat gedaagde, CBRE Global Investors (NL) B.V., de geplande ontruiming van hun woning zou opschorten. De ontruiming was het gevolg van een ontruimingsvonnis dat meer dan twee jaar eerder was uitgesproken. Gedaagde had herhaaldelijk de ontruiming aangezegd, maar deze was steeds uitgesteld vanwege getroffen betalingsregelingen. De eisers stelden dat zij een verbeterde inkomenspositie verwachtten en dat de ontruiming een noodtoestand voor hen en hun kinderen zou veroorzaken.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het beroep op rechtsverwerking niet opging, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die het gerechtvaardigd vertrouwen wekten dat gedaagde haar recht niet meer zou uitoefenen. De rechter benadrukte dat enkel tijdsverloop niet voldoende is voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking. Ook werd vastgesteld dat er geen juridische of feitelijke misslagen in het vonnis waren en dat er geen nieuwe feiten waren die een noodtoestand voor eisers zouden rechtvaardigen.
De rechter concludeerde dat de belangen van de kinderen van eisers niet in de weg stonden aan de ontruiming, aangezien de verantwoordelijkheid voor hun welzijn primair bij de ouders ligt. De vordering van eisers werd afgewezen en zij werden veroordeeld in de kosten van het geding.