ECLI:NL:RBDHA:2015:1661
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bestuursrechtelijke beslissing
In deze zaak heeft opposante verzet ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 6 oktober 2014, waarin haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat opposante niet binnen de gestelde termijn de beroepsgronden en een kopie van het bestreden besluit had ingediend. Opposante stelde echter dat zij deze documenten op 16 september 2014 had gefaxt en voegde een faxverzendbewijs toe ter onderbouwing van haar claim.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank concludeerde dat de brief van 19 augustus 2014, waarin opposante werd verzocht om de gronden van beroep en het bestreden besluit in te dienen, onduidelijk was. De zinssnede "na datum van verzending van die brief" bood onvoldoende helderheid over de aanvang van de termijn. Dit leidde tot de conclusie dat opposante niet de dupe mocht worden van deze onduidelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van de beroepsgronden op 16 september 2014 was hersteld, wat binnen de gestelde termijn van vier weken viel.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet gegrond en oordeelde dat het onderzoek moest worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van opposante, die op € 121,75 werden vastgesteld. De rechtbank merkte op dat tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2014 geen rechtsmiddel openstond, en deed hierover geen uitspraak.