ECLI:NL:RBDHA:2015:1661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2015
Publicatiedatum
18 februari 2015
Zaaknummer
AWB 14-19059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bestuursrechtelijke beslissing

In deze zaak heeft opposante verzet ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 6 oktober 2014, waarin haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat opposante niet binnen de gestelde termijn de beroepsgronden en een kopie van het bestreden besluit had ingediend. Opposante stelde echter dat zij deze documenten op 16 september 2014 had gefaxt en voegde een faxverzendbewijs toe ter onderbouwing van haar claim.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank concludeerde dat de brief van 19 augustus 2014, waarin opposante werd verzocht om de gronden van beroep en het bestreden besluit in te dienen, onduidelijk was. De zinssnede "na datum van verzending van die brief" bood onvoldoende helderheid over de aanvang van de termijn. Dit leidde tot de conclusie dat opposante niet de dupe mocht worden van deze onduidelijkheid. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van de beroepsgronden op 16 september 2014 was hersteld, wat binnen de gestelde termijn van vier weken viel.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet gegrond en oordeelde dat het onderzoek moest worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van opposante, die op € 121,75 werden vastgesteld. De rechtbank merkte op dat tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2014 geen rechtsmiddel openstond, en deed hierover geen uitspraak.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/19059
uitspraak van de enkelvoudige kamer van op het verzet van
[opposante], opposante,
(gemachtigde: M.B.J. Strooij).
Procesverloop
Opposante heeft tegen de beslissing op bezwaar van [de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie] van 25 juli 2014 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 6 oktober 2014 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2014. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposante heeft verzuimd binnen de gestelde termijn de beroepsgronden en een kopie van het bestreden besluit aan de rechtbank toe te sturen.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat dat zij de gronden van beroep en het bestreden besluit op 16 september 2014 aan de rechtbank heeft gefaxt. Opposante voegt een afschrift van het faxverzendbewijs toe. Opposante stelt dat het verzuim tijdig is hersteld.
4. Vaststaat dat de rechtbank bij brief van 19 augustus 2014 aan opposante heeft verzocht de gronden van het beroep en een kopie van het bestreden besluit zo spoedig mogelijk en uiterlijk vier weken na datum van verzending van die brief aan de rechtbank toe te sturen. De rechtbank is van oordeel dat met de zinssnede “na datum van verzending van die brief” onvoldoende helderheid bestaat omtrent de dag waarop de gestelde termijn aanvangt. Bedoeld kan zijn dat de termijn aanvangt op de dag van de genoemde datum, te weten 19 augustus, in welk geval de termijn eindigt op 15 september 2014. Maar ook is denkbaar dat bedoeld wordt dat de termijn aanvangt op de dag na 19 augustus, in welk geval de termijn eindigt op 16 september 2014. De rechtbank is van oordeel dat opposante niet de dupe moet worden van deze onduidelijkheid. Bovendien is de regel dat de termijn aanvangt op de dag na 19 augustus in lijn met het bepaalde van artikel 6:8, eerste lid van de Awb. Weliswaar gaat laatstgenoemd artikel niet over hersteltermijnen maar over de termijn voor indiening van bezwaar- en beroepschriften, doch niet valt in te zien waarom voor hersteltermijnen een andere aanvangstermijn dient te gelden dan voor beroep- en bezwaarschriften. Genoegzaam staat vast dat opposante het verzuim heeft hersteld op 16 september 2014. Dat is derhalve binnen de gestelde termijn van 4 weken.
Het verzet is gegrond. Na gegrondverklaring dient het onderzoek te worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Verweerder wordt in de door opposante gemaakte proceskosten (in verzet) veroordeeld, waarbij met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht het gewicht van de zaak is bepaald op 0,25 (zeer licht) en voor de verleende rechtsbijstand (indienen verzetschrift, verschijnen ter zitting) 1 punt wordt toegekend.
Voor zover opposante heeft beoogt tevens verzet in te stellen tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2014 (AWB 14/19061) oordeelt de rechtbank dat tegen die uitspraak geen rechtsmiddel (ook geen verzet) openstaat. De rechtbank zal hierover dan ook geen uitspraak doen.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding in verzet, ten bedrage van € 121,75, te betalen aan de gemachtigde van opposante.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van I. Broekhuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.