In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2015 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. E. Tamas, was gericht tegen rechter mr. E.S.G. Jongeneel, die betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat zij bij aanvang van het onderzoek ter zitting een oordeel had gegeven over het beroepschrift en de overgelegde stukken. De wrakingskamer oordeelde echter dat de opmerkingen van de rechter enkel bedoeld waren om een kader te scheppen voor het partijdebat en dat er geen aanwijzingen waren dat verzoeker niet de gelegenheid had gekregen om zijn standpunt toe te lichten of aan te vullen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen grond was om te vrezen dat de rechter aan onpartijdigheid ontbrak of dat er sprake was van schijn van partijdigheid. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd unaniem genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de rechters G.P. Verbeek, O. van der Burg en I. Brand. De zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.