ECLI:NL:RBDHA:2015:16396
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan objectieve vrees voor partijdigheid
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2015 een verzoek tot wraking afgewezen. Verzoekster, wonende in Griekenland, had de rechter, mr. A.M. Brakel, gewraakt vanwege vermeende schijn van vooringenomenheid. Dit verzoek volgde na een comparitie van partijen in een verdelingsprocedure, waarbij verzoekster vond dat de rechter zonder voorbehoud een voorlopig oordeel had gegeven over de overwaarde van een huis, wat volgens haar de schijn van vooringenomenheid wekte. De rechter had echter op verzoek van beide partijen een voorlopig oordeel gegeven, nadat zij zich ervan had vergewist dat alle standpunten waren besproken. De wrakingskamer oordeelde dat het geven van een voorlopig oordeel, hoe stellig ook, niet automatisch leidt tot een objectieve vrees voor partijdigheid. Ook de omstandigheid dat de rechter de belevingswereld van de belanghebbende had voorgehouden, werd niet als een aanwijzing voor vooringenomenheid gezien. Het verzoek werd verder afgewezen op basis van het feit dat verzoekster niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen de rechter die ook de echtscheidingsprocedure had behandeld. De wrakingskamer concludeerde dat er geen grond was voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig was en dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kon worden.