Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De feiten
01 Het eindtotaal van de op de inschrijvingsstaat te verstrekken ontleding van de aannemingssom dient overeen te stemmen met het op het inschrijvingsbiljet voorkomende bedrag van de inschrijvingssom.
01 De ontleding van de aannemingssom (…) zal, voorafgaand aan bekendmaking van de gunningsbeslissing (…), door de aanbesteder worden beoordeeld op het voldoen aan het bepaalde in artikel 01.01.03.
U vraagt een aan voorziening met grondkerende schotten en u geeft aan dat die betrekking heeft op vier zijden. U weet dat een grondkerende voorziening niet per se uit vier schotten zou moeten bestaan. Daarom is uw vraag bijzonder, dit omdat u in uw inschrijfstaat vraagt om de eenheid stuks niet om de eenheid keer. Wij stellen te hebben voldaan aan uw verzoek en hebben met een kostenopzet per zijde gerekend.”
“ Voor 10,-- een vierzijdige grondkering is wat mager en [eiseres] heeft uit de inschrijving begrepen dat het een prijs per zijde is, daarom is het antwoord ‘nee”. Naar onze inzichten geeft u in uw vraag aan dat het om een enkele zijde gaat. U geeft aan, ”desnoods alle vier zijden” waarmee open wordt gelaten of er sprake is van een vierzijdige opbouw. Aangezien de gemeente ervoor heeft gekozen om in plaats van standaard catalogusbeschrijvingen zelf bedachte teksten te gebruiken en gelet op het feit dat schotten in alle soorten en maten te krijgen zijn, lijkt het logischer om af te rekenen op toegepaste zijden en daar is het prijsniveau ook naar.
U vraagt om een kostenbegroting en in de kostenbegroting is een begroting gemaakt van de werkzaamheden welke een vertaling geven naar de inschrijfstaat. In de kostenbegroting staan de kosten die zijn begroot aan de hand van gegevens die bekend zijn in de precontractuele fase. Een begrip als alle herkennen wij niet. Wij hebben alle kosten berekend die bij ons bekend zijn, als u doelt op die alle dan is uw aanname correct, ja.
“U vraagt ons eens te zijn op een vraag waarvan wij de omvang niet kennen. Immers u heeft geen vraag aan ons gericht om een deelopdracht voor u uit te voeren. Wij kunnen geen bevestiging geven op toekomstige deelopdrachten die thans onbekend zijn. U heeft gevraagd om een kosten begroting. Wij hebben een onderbouwing gegeven van onze kosten, daarmee schrijven wij in. Zoals u weet is de kostprijsonderbouwing een onderdeel van de overeenkomst. U vraagt om posten waarin wij een onderbouwing hebben gegeven en daar hebben wij aan voldaan. Op het moment dat er sprake is van een deelopdracht, is voor ons de inschrijfstaat de basis van verrekening van de betreffende inschrijfstaat. in die zin delen wij uw inzicht en beantwoorden wij met ja.”
[eiseres] heeft daarbij evenwel niet uitsluitend met “ja” of “nee” geantwoord, zoals geëist, maar bij een aantal vragen tevens eerst een eigen interpretatie gegeven. Dit is niet zoals gevraagd en daarmee wordt de eenduidige voor één uitleg vatbare boordeling van de inschrijving/aanbieding, waaronder de inschrijvingsstaat onnodig bemoeilijkt, hetgeen met name in de praktijk nodeloos tot allerhande discussies aanleiding zal geven.
Terzake bestekspost 301110 antwoordt [eiseres] in de brief van 2 december 2014 met “nee”, waarmee [eiseres] afstand neemt, dan wel afwijkt van, de door [eiseres] zelf ingediende inschrijvingsstaat en [eiseres] kennelijk (toch) geen prijs heeft opgegeven waarin alle kosten voor deze eenheid zijn inbegrepen, althans uw prijs alleen geldt onder de condities en voorwaarden zoals u beschrijft in uw antwoord van 2 december j.l..
Terzake bestekspost 91/92 geeft [eiseres] een ontwijkende reactie en formuleert [eiseres] een voorwaardelijk“ja”.De gemeente heeft [eiseres] echter gevraagd kort, duidelijk en onvoorwaardelijk te bevestigen, dat door [eiseres] alle kosten voor de in het raambestek 2015-2017 vermelde werkzaamheden in de inschrijvingsstaat zijn opgenomen (in de besteksposten, dan wel in desbetreffende posten die na het subtotaal dienen te worden opgenomen). Uw antwoord is echter ontwijkend, door uw onduidelijke verwijzing naar “gegevens die bekend zijn in de precontractuele fase”, alsmede “Een begrip als alle herkennen wij niet.”
Terzake de vraag naar de visie van [eiseres] op de status van de open begroting geeft [eiseres] eveneens een ontwijkende reactie. [eiseres] stelt in strijd met de aanbestedingsstukken dat de open begroting onderdeel zou gaan uitmaken van de overeenkomst, waarmee [eiseres] kennelijk van mening is dat niet enkel het inschrijfbiljet, de inschrijvingsstaat en het gepubliceerde bestek de omvang van de verplichtingen van partijen bepalen, maar tevens rekening gehouden moet worden met de open begroting en wat de inschrijver daarop vermeldt. Ook reageert [eiseres] ontwijkend op de vraag van de gemeente naar de bevestiging van de contractuele spelregels in het bestek over de wijze van vaststelling van de som van een deelopdracht. Met het antwoord geeft [eiseres] dan ook geen zekerheid over de besteksconformiteit van de inschrijving en het commitment aan de besteksbepalingen maar creëert [eiseres] onzekerheid en onduidelijkheid over (de mate van) haar interpretatie en gebondenheid aan die bepalingen.
2.Het geschil
3.De beoordeling van het geschil
€ 10,-- heeft ingevuld. In het Raambestek wordt een specificatie gegeven van de werkzaamheden die in deze stuksprijs inbegrepen dienen te zijn. Daarbij wordt aangegeven dat de te treffen voorziening dient te worden uitgevoerd door middel van bekisting met
grondkerende schotten aan vier zijdenvan de put of sleuf. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt hieruit af te leiden dat beoogd is dat er aan vier zijden grondschotten worden geplaatst en dat deze vier schotten onderdeel uitmaken van de totaal in rekening te brengen prijs. Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 01.01.03 Standaard 2010 had het op de weg van [eiseres] gelegen in de stuksprijs niet alleen de prijs per grondschot te noemen, nu dit niet het geheel aan de op voorhand te voorziene werkzaamheden dekt. Dat in de staat van fictieve hoeveelheden deze omschrijving van werkzaamheden ontbreekt, maakt niet dat [eiseres] er vanuit mocht gaan dat zij enkel kon inschrijven met de prijs van een enkel grondschot. [eiseres] heeft in dat kader ter zitting nog betoogd dat zij deze post zonder enige voorwaarde heeft geprijsd op een bedrag van € 10,-- en dat zij daaraan in juridische zin ook gebonden is. Volgens [eiseres] betekent dit geenszins dat haar inschrijving ongeldig kan worden verklaard, zelfs niet indien zou blijken dat de aanname van [eiseres] onjuist zou zijn dat het om een prijs per stuk zou gaan. Dit betoog wordt verworpen. Zoals gezegd is in het Raambestek duidelijk omschreven dat het betreft een bekisting met aan vier zijden van de sleuf een schot, zodat [eiseres] niet op de juiste wijze heeft ingeschreven door enkel uit te gaan van één in plaats van vier grondschotten. Naar aanleiding van de door de Gemeente op dit punt gestelde vragen heeft [eiseres] ook expliciet aangegeven dat zij uitgaat van een prijs per zijde, hetgeen niet aansluit op hetgeen de Gemeente heeft gevraagd. Dit maakt dat er vanuit moet worden gegaan dat [eiseres] geen kostendekkende aanbieding heeft gedaan en dat [eiseres] in strijd met de aanbestedingsstukken heeft ingeschreven. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 2.22.1 ARW 2012 is de inschrijving van [eiseres] door de Gemeente op goede grond ongeldig verklaard. De overige punten die volgens de Gemeente tot een ongeldige inschrijving hebben geleid behoeven daarmee geen verdere bespreking.