ECLI:NL:RBDHA:2015:16281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
15 juni 2017
Zaaknummer
4471985 RP VERZ 15-50619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 november 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, de besloten vennootschap Magazijn de Bijenkorf B.V. De werknemer was op 29 juli 2015 op staande voet ontslagen door de Bijenkorf, omdat zij volgens de werkgever in strijd met de bedrijfsregels had gehandeld. De werknemer had artikelen meerdere malen aangekocht, geretourneerd en vervolgens tegen een lagere prijs opnieuw aangekocht, waarbij zij tegenstrijdige en niet-waarheidsgetrouwe verklaringen had afgelegd. De kantonrechter oordeelde dat hoewel het handelen van de werknemer grond vormde voor beëindiging van de arbeidsrelatie, er geen dringende reden was voor ontslag op staande voet. De ernst van de overtredingen, de lengte van het dienstverband en het overige functioneren van de werknemer werden in overweging genomen. De kantonrechter vernietigde het ontslag op staande voet en ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2016, waarbij de werknemer recht had op uitbetaling van de transitievergoeding. De Bijenkorf werd veroordeeld tot betaling van het salaris van de werknemer vanaf de datum van ontslag tot de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG
Team kanton Den Haag
ae
rep.nr.: 4471985 RP VERZ 15-50619
datum: 17 november 2015

Beschikking in de zaak van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. W.M. de Bruijn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Magazijn de Bijenkorf B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.I. Hofstee.
Partijen worden aangeduid als “ [verzoekster] ” en “de Bijenkorf”.

Procedure

1. De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 september 2015, met producties;
  • het verweerschrift, tevens houdende een verzoekschrift tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671b BW, ingekomen ter griffie op 22 oktober 2015, met producties,
  • de voorafgaande aan de mondelinge behandeling door [verzoekster] toegezonden (nadere) productie;
  • het voorafgaande aan de mondelinge behandeling door de Bijenkorf toegezonden stuk, strekkende tot wijziging van het petitum van het verweerschrift en het voorwaardelijke verzoek;
  • de aantekeningen van de griffier van de op 3 november 2015 gehouden mondelinge behandeling en de bij die gelegenheid door partijen overgelegde pleitnotities.

Feiten

2. [verzoekster] , geboren op [1975] , is op [2005] in dienst getreden bij de Bijenkorf als “ [functie] ”. Het laatstgenoten salaris van [verzoekster] bedraagt
€ [xx] bruto, inclusief de vaste maandelijkse toeslagen en exclusief vakantietoeslag en 4% eindejaarsuitkering.
3. In drukke periodes werkte [verzoekster] meer uren op basis van een “Tijdelijk Meeruren Contract”. Laatstelijk werd de gemiddelde arbeidstijd van [verzoekster] op basis van een dergelijk contract met ingang van 31 mei 2015 tot en met 18 juli 2015 met 7 uur per week verhoogd en werd dienovereenkomstig aanvullend loon aan [verzoekster] uitbetaald.
4. Op 8 augustus 2007 heeft de Bijenkorf [verzoekster] medegedeeld haar op staande voet te ontslaan. Nadat diezelfde dag een gesprek met [verzoekster] had plaatsgevonden, heeft de Bijenkorf bedoeld ontslag ingetrokken en omgezet in een officiële waarschuwing.
5. Een en ander is aan [verzoekster] bevestigd in een brief van augustus 2007. In die brief is opgesomd op welke wijzen [verzoekster] van de bij de Bijenkorf geldende huisregels op de hoogte is gebracht en is een achttal overtredingen door [verzoekster] van die huisregels geconstateerd, waaronder:
“(…)
2. U hebt een jas gekocht met 50 procent korting op 7 juli jl. en vervolgens op 3 augustus jl. hebt u deze jas zonder prijskaartje retour gebracht. U had daarbij de intentie om de jas vervolgens met 70 procent korting weer te kopen, hetgeen u ook hebt gedaan. Daarnaast impliceert het ontbreken van het prijskaartje dat u de jas ook gedragen heeft in de tussenliggende periode. Met deze handelwijze hebt u de Bijenkorf voor 20 procent benadeeld. Als medewerker had u behoren te begrijpen dat het onjuist is om met voorkennis van kortingen gedragen/gebruikte artikelen terug te brengen om meer korting te kunnen krijgen. In het gesprek gaf u ook aan over deze handelwijze geen goed gevoel te hebben gehad. Dit betekent ook dat u besefte dat u gedrag niet juist was. U hebt met uw collega geregeld dat u een prijskaartje voor de jas had om hem opnieuw af te kunnen rekenen. U hebt zelf het prijskaartje aan de jas gemaakt. Met deze handelwijze hebt u niet alleen zelf onjuist gehandeld maar u hebt uw collega ook hierin betrokken.
(…)”
De brief vermeldt voorts:
“In dit gesprek heeft u oprecht spijt betuigd over uw gedragingen en handelwijzen. (…) Daarnaast gaven jullie ook persoonlijke omstandigheden aan waarin zich grote wijzigingen zouden voor doen, indien u ontslagen zou worden. Bij grote uitzondering is daarom besloten uw ontslag op staande voet om te zetten in een officiële waarschuwing.”
6. Bij brief van februari 2010, met als onderwerp “Aanpak Derving en Interne Fraude”, heeft de Bijenkorf [verzoekster] geïnformeerd over het besluit om een aantal aanvullende maatregelen te nemen om interne fraude door eigen medewerkers zoveel mogelijk te voorkomen. De brief vermeldt onder meer:
“(…)
Het betreft de volgende maatregelen:
1. Deelname aan het waarschuwingsregister van de Stichting Fraude Aanpak Detailhandel (Stichting FAD) en het incidentenregister van Maxeda;
2. Ondertekening dervingsverklaring door medewerkers die in dienst treden op of na 1 februari 2010;
3. Nogmaals onder de aandacht brengen van derving en interne fraude middels een brochure ‘Aanpak derving en interne fraude binnen de Bijenkorf’.”
(…)
Het waarschuwingsregister werkt als volgt:
- Bij
interne fraudevolgt, zoals nu ook al gebruikelijk, ontslag van de betrokken medewerker;
- De gemaakte onderzoekskosten worden verhaald op de betrokken medewerker;
- Er wordt aangifte gedaan bij de politie;
- De betrokken medewerker/medewerkers worden voor een periode van 4 jaar opgenomen in het waarschuwingsregister van de Stichting FAD en het incidentenregister van Maxeda. Dit waarschuwingsregister is toegankelijk voor alle andere deelnemende ondernemingen;
(…)”
7. De bij voormelde brief gevoegde dervingsverklaring vermeldt onder meer:
“(…)
Interne fraude
Om ervoor te zorgen dat het voor iedereen helder is wat onder interne fraude wordt verstaan, volgt hieronder een aantal voorbeelden. Deze voorbeelden zijn niet uitputtend bedoeld.
 (…)
 Misbruik maken van kortingen, bedrijfspassen of acties. (…)
(…)
Huisregels
Je wordt geacht je te houden aan de huisregels. Deze huisregels bevatten bepalingen over het aankopen, meenemen en het opbergen van goederen. Het is dan ook niet toegestaan artikelen op te bergen op je kantoor of, voorafgaand en tijdens acties, te reserveren en achter te houden. Indien je een artikel koopt dan dien je dit direct af te rekenen en met kassabon op te bergen in een kluisje. Bij indiensttreding ontvang je de geldende huisregels.
(…)”
8. Op 17 februari 2012 heeft [verzoekster] een memo van de Bijenkorf ondertekend waarin zij werd geïnformeerd over datamining in verband met derving die ontstaat bij kassahandelingen. In bedoelde memo heeft de Bijenkorf erop gewezen dat bij constatering van interne fraude het dienstverband met onmiddellijke ingang wordt beëindigd.
9. Bij brief van 20 april 2015 is aan [verzoekster] een eenmalige bonus toegekend van
€ 1.000,- bruto. De brief vermeldt:
“(…) U ontvangt deze bonus voor uw inzet en enthousiasme in de maanden oktober, november en december 2014. In deze periode hebben wij u een target gesteld voor het Creative/Lab veld, welke u heeft behaald. U heeft zich dagelijks ingezet om de verwachtingen van onze gasten te overtreffen, waarbij u traingingen heeft gevolgd om u te specialiseren in de aangeboden merken. U bent daarnaast dagelijks actief geweest met de door u behaalde resultaten, en maakte uw leidinggevende en team deelgenoot van uw enthousiasme. (…)”
10. Nadat [verzoekster] op 14 juli 2015 had vernomen dat op 15 juli 2015 veel producten tegen zogenaamde eenheidsprijzen (kortingen tot wel 90%) zouden worden verkocht, heeft [verzoekster] een drietal kledingstukken naar de reserveringsruimte, de zogeheten buffer, gebracht en aldus voor zichzelf gereserveerd.
10. Op 15 juli 2015 hoefde [verzoekster] niet te werken bij de Bijenkorf. Die dag is [verzoekster] vóór de openingstijd van de Bijenkorf de winkel binnengekomen via de personeelsingang. Nadat de winkel was geopend heeft zij de kledingstukken uit de buffer gehaald of laten halen en heeft zij de kledingstukken bij een collega tegen eenheidsprijzen afgerekend. Vervolgens heeft [verzoekster] de kassabon door haar leidinggevende, mevrouw [H] (hierna: [H] ) voor akkoord laten tekenen.
10. [H] heeft bij [B] melding gemaakt van het genoemde handelen van [verzoekster] , waarop de Bijenkorf een onderzoek is gestart naar het handelen van [verzoekster] .
10. De Bijenkorf heeft [verzoekster] op 16 juli 2015 in afwachting van de uitkomst van het onderzoek geschorst. Die schorsing is op 16 juli 2015 telefonisch en per brief aan [verzoekster] medegedeeld. De betreffende brief luidt voor zover van belang:
“Op woensdag 15 juli 2015 heb ik van je leidinggevende [H] een melding gekregen van een incident ten aanzien van de eenheidsprijzen die vanaf gisterenochtend zijn ingegaan. Dit incident betrof de aankoop door jou van een aantal artikelen tegen eenheidsprijzen, waarbij is geconstateerd dat deze op dat moment niet op de winkelvloer aanwezig waren.
Gelet op het feit dat het reserveren van artikelen gedurende een actieperiode door medewerkers van de Bijenkorf ernstig wordt opgenomen – immers daarmee worden de artikelen gedurende een periode onttrokken aan de verkoop en daarmee wordt de Bijenkorf benadeeld – zien wij hierin aanleiding om nader onderzoek te doen.
In verband met voornoemd incident wordt u per direct en tot nader orde geschorst met behoud van salaris conform artikel 3.3 van de CAO Warenhuizen. (…)”
14. Uit het onderzoek is geleken dat [verzoekster] op 15 juni 2015, één dag voor de aanvang van de uitverkoop bij de Bijenkorf, via de webshop van de Bijenkorf een kledingstuk van het merk By Malene Birger heeft gekocht voor € 199,-. De dag daarna heeft [verzoekster] bedoeld artikel bij de Bijenkorf retour gebracht en direct opnieuw aangekocht tegen de inmiddels geldende 50% korting en personeelskorting. [verzoekster] heeft het artikel behouden totdat zij het opnieuw retourneerde bij de Bijenkorf op 24 juni 2015. Op 1 juli 2015 is het artikel verder afgeprijsd naar 70% korting. Die dag schaft [verzoekster] het artikel opnieuw aan tegen die korting. Op 7 juli 2015 retourneert [verzoekster] het artikel weer. Op 15 juli 2015 koopt [verzoekster] het artikel voor de vierde keer tegen de eenheidsprijs van € 30,-, exclusief personeelskorting, die die dag ten aanzien van dat artikel in is gegaan.
14. De Bijenkorf heeft [verzoekster] op 29 juli 2015 op staande voet ontslagen. Dit ontslag is haar bij brief van diezelfde datum bevestigd. Bedoelde brief vermeldt als reden voor het gegeven ontslag:
“De dringende reden is gelegen in een divers aantal geconstateerde onregelmatigheden. (…)
Ten eerste de wijze waarop je een kledingstuk (…) van By Malene Birger hebt aangeschaft en meerdere keren hebt geruild, de laatste keer op woensdag 15 juli 2015. Door de wijze waarop je dit kledingstuk hebt geruild, heb je de kleding uiteindelijk met een grote korting
€ 30,- ex personeelskorting in plaats van € 199,-) aangeschaft. Dit, terwijl je bij het ruilen van dit kledingstuk (de schijn hebt gewekt dat je) in strijd hebt gehandeld met de binnen de Bijenkorf geldende procedures, huisregels en richtlijnen en/of oneigenlijk gebruik hebt gemaakt van voorkennis.
Bovendien heb je – tegen de regels in – drie artikelen (…) gereserveerd en op 15 juli 2015 met een eenheidsprijs en personeelskorting afgerekend (hetgeen in totaal een korting heeft opgeleverd van € 2.094,- ex personeelskorting). Daarbij bestaat het vermoeden dat je een aantal (van deze) artikelen, niet 1 of een gedeelte van de dag, maar voor een langere periode opzij hebt gehangen in de verwachting dat voor die artikelen een kortingsactie zou gaan gelden. Een voorbeeld hiervan is de Kenzo broek, waarvan tot op heden onduidelijk is waar deze broek heeft gehangen op 14 juli (in de winkel of ergens anders?).
Tot slot heb je er met jouw handelwijze en houding, onder andere door jouw tegenstrijdige en niet-waarheidsgetrouwe verklaringen, geen blijk van gegeven de ernst van de situatie in te zien, althans heb je op geen enkele wijze naar jouw eigen verantwoordelijkheid c.q. jouw eigen rol in het geheel gekeken, maar alleen maar naar (het handelen van) anderen gewezen.
Door deze wijze van handelen, zeker in jouw positie, heb je het vertrouwen van de Bijenkorf op ernstige wijze geschaad en hebben wij ook niet de overtuiging dat jij je voortaan zult onthouden van dergelijk handelen.
Dit, terwijl de Bijenkorf zeer veel waarde hecht aan haar goede imago en reputatie, onder andere wat betreft integriteit, en daarvoor ook strikte regels heeft gesteld, onder andere in Ondernemingscode Bijenkorf, de huisregels en de Aanpak derving en interne fraude.
Jouw gedragingen, waaronder het handelen in strijd met de geldende procedures, huisregels en richtlijnen, de schijn die jou handelen wekt en jouw handelswijze en houding zijn in combinatie, maar ook op zichzelf staand reden geweest om aan jou ontslag op staande voet te verlenen.
(…)”

Geschil

16. [verzoekster] verzoekt a) de vernietiging van de op 29 juli 2015 door de Bijenkorf gedane opzegging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen en b) – zo begrijpt de kantonrechter – de Bijenkorf te veroordelen om [verzoekster] toe te laten de bedongen werkzaamheden te verrichten op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 1.000,- per dag, c) de Bijenkorf te veroordelen om aan [verzoekster] het overeengekomen salaris met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente daarover te betalen vanaf 29 juli 2015, met veroordeling van de Bijenkorf in de kosten van de procedure.
17. [verzoekster] betwist dat het ontslag onverwijld is gegeven en dat sprake is van een dringende reden. Bovendien is volgens [verzoekster] geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden en het zeer goede functioneren van [verzoekster] . Daarnaast stelt [verzoekster] dat de Bijenkorf zich onvoldoende zorgvuldig jegens haar heeft opgesteld door haar te verrassen met het onderzoek door de bedrijfsrecherche, haar ten onrechte in te schrijven en ingeschreven te houden in het Waarschuwingenregister en door verklaringen, rapportages en huisregels achter te houden.
18. De Bijenkorf voert verweer tegen het verzoek van [verzoekster] en concludeert tot afwijzing van de verzoeken. De Bijenkorf verzoekt de kantonrechter daarnaast, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig gegeven is en dat aan [verzoekster] geen transitievergoeding of billijke vergoeding toekomt.
19. Voor het geval de kantonrechter zou oordelen dat [verzoekster] niet op staande voet ontslagen had mogen worden, dan wel [verzoekster] in hoger beroep gaat van de beschikking, verzoekt de Bijenkorf de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen voorwaardelijk te ontbinden wegens een redelijke grond, primair op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW, met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onderdeel b BW en subsidiair op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW, met toepassing van artikel 7:671b lid 8 onderdeel a BW.
20. Aan haar voorwaardelijke ontbindingsverzoek legt de Bijenkorf primair ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – verwijtbaar handelen van [verzoekster] , zodanig dat van de Bijenkorf in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren en subsidiair dat sprake is van een verstoorde relatie.
21. [verzoekster] voert verweer tegen de gevorderde voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst en concludeert tot afwijzing van het ontbindingsverzoek. Op dat verweer wordt in het hiernavolgende teruggekomen. Voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbindt, verzoekt [verzoekster] de kantonrechter haar, naast de transitievergoeding van € 7.074,- bruto, een billijke vergoeding toe te kennen van
15 bruto maandsalarissen.

Beoordeling

22. In deze procedure gaat het enerzijds om de vraag of het gegeven ontslag op staande voet in stand kan blijven en anderzijds om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor het geval deze nog bestaat, moet worden ontbonden. In geval van (voorwaardelijke) ontbinding moet ook worden beoordeeld of [verzoekster] recht heeft op de transitievergoeding en/of een billijke vergoeding. Gelet op de samenhang tussen de verzoeken en de tegenverzoeken zullen deze in het hiernavolgende gezamenlijk worden behandeld.
23. De kantonrechter stelt vast dat het ontslag op staande voet op 29 juli 2015 is gegeven en het verzoek tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ter griffie is ontvangen op 22 oktober 2015, dus na inwerkingtreding van afdeling 9 van Boek 7, titel 10 van het BW / de Wet werk en zekerheid (Wwz) op 1 juli 2015. Dit brengt mee dat alle in deze procedure gedane verzoeken moet worden beoordeeld op basis van het per 1 juli 2015 geldende recht.
24. Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken leidt de kantonrechter af dat [verzoekster] , voorafgaande aan het gegeven ontslag op staande voet, bijna 10 jaren bij de Bijenkorf in dienst was en dat [verzoekster] gedurende dat dienstverband, behoudens voor wat betreft de incidenten die aanleiding gegeven hebben tot de officiële waarschuwing in 2007 en los van de verwijten die aan het gegeven ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd, steeds goed heeft gefunctioneerd.
25. Aan het gegeven ontslag op staande voet liggen – kort gezegd – de volgende drie verwijten ten grondslag:
  • [verzoekster] heeft in strijd met de geldende regels, kledingstukken gereserveerd waarop vanaf 15 juli 2015 aanvullende kortingen zouden gaan gelden en die kledingstukken op 15 juli 2015 kort na de openingstijd van de Bijenkorf afgerekend;
  • [verzoekster] heeft door een kledingstuk in de periode van 15 juni 2015 tot en met 15 juli 2015 vier maal, tegen een steeds lagere prijs, aan te kopen en drie maal te retourneren gehandeld in strijd met de geldende regels en met voorkennis;
  • [verzoekster] heeft met haar handelwijze en houding, onder andere door tegenstrijdige en niet-waarheidsgetrouwe verklaringen, geen blijk gegeven de ernst van de situatie in te zien, althans op geen enkele wijze naar haar eigen verantwoordelijkheid c.q. eigen rol in het geheel gekeken, maar alleen maar naar (het handelen van) anderen gewezen.
26. Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze procedure vast komen te staan dat [verzoekster] zich niet heeft gehouden aan de bij de Bijenkorf geldende interne regels ter zake van het reserveren van actieartikelen en dat zij door het herhaaldelijk retourneren en opnieuw aankopen van goederen misbruik heeft gemaakt van kortingen. Dat [verzoekster] tegenstrijdige of niet-waarheidsgetrouwe verklaringen heeft afgelegd is op basis van de ingenomen stellingen en ingebrachte stukken naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken.
27. De kantonrechter is met partijen van oordeel dat het kan voorkomen dat een eenmaal aangeschaft artikel wordt geretourneerd en vervolgens opnieuw tot aankoop wordt overgegaan terwijl (toevallig) inmiddels een korting is gaan gelden. In dit geval heeft [verzoekster] het betreffende artikel evenwel vier maal aangekocht, steeds op de dag waarop een lagere prijs was ingegaan. [verzoekster] had moeten begrijpen dat zij de Bijenkorf door het herhaaldelijk uit de verkoop houden van het betreffende artikel benadeelde en door het artikel vervolgens steeds voor een lagere prijs weer aan te kopen, misbruik maakte van haar kennis ten aanzien van de geldende kortingen. Daaraan doet niet af dat er twee maal een zeker tijdsverloop zat tussen het retour brengen van het betreffende artikel en het opnieuw aankopen daarvan en dat het betreffende artikel, nadat het retour werd gebracht door [verzoekster] , mogelijk gedurende een bepaalde korte periode in de winkel heeft gehangen.
28. Uit de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken kan voorts worden afgeleid dat [verzoekster] , in strijd met de binnen de Bijenkorf geldende regels, kledingstukken waarop een kortingsactie van toepassing zou worden, voor zichzelf heeft gereserveerd door deze in de bufferruimte weg te hangen en diezelfde artikelen op 15 juli 2015 tegen korting af te rekenen.
29. Partijen verschillen van mening over de vraag wanneer [verzoekster] de kleding in de bufferruimte heeft gehangen. De Bijenkorf stelt te vermoeden dat de kledingstukken voor een langere periode gereserveerd zijn geweest. De Bijenkorf leidt dat vermoeden af uit haar constatering dat camerabeelden van de gang van [verzoekster] naar de bufferruimte in de middag van 14 juli 2015 ontbreken, terwijl de camera’s die gang volgens de Bijenkorf hadden moeten registreren. [verzoekster] betwist op haar beurt dat de camerabeelden uitsluiten dat zij de kledingstukken op 14 juli 2015 aan het einde van de dag heeft gereserveerd. De camerabeelden zijn niet in het geding gebracht. Of de betreffende kledingstukken nu op 14 juli 2015, kort voor sluitingstijd of al eerder door [verzoekster] in de bufferruimte zijn gehangen is derhalve op basis van de ingebrachte stukken niet vast te stellen. Nu door de Bijenkorf daaromtrent slechts een vermoeden gesteld wordt ziet de kantonrechter geen aanleiding om op dit punt bewijslevering toe te laten en gaat zij uit van de door [verzoekster] gegeven lezing van de feiten op dit punt.
30. Anders dan [verzoekster] stelt, was naar het oordeel van de kantonrechter voor [verzoekster] voldoende kenbaar dat het reserveren van kledingstukken waarop kortingen zouden gaan gelden en het anderszins misbruik maken van kortingen, in strijd is met de bij de Bijenkorf geldende regels en dat de Bijenkorf dergelijke overschrijdingen van regels niet tolereert. Daartoe acht de kantonrechter het volgende van belang.
31. Aan [verzoekster] was in 2007 reeds ontslag op staande voet verleend in verband met in zekere zin vergelijkbare overtredingen van de bij de Bijenkorf geldende regels. Ondanks het feit dat dat ontslag is omgezet in een officiële waarschuwing, moet het voor [verzoekster] duidelijk zijn geweest dat de Bijenkorf haar regels strikt handhaaft. In de hiervoor onder 5. geciteerde brief is [verzoekster] nog eens gewezen op de geldende regels binnen de Bijenkorf en op basis van die brief had [verzoekster] moeten begrijpen dat het retourneren en opnieuw aankopen van artikelen als het misbruik maken van kortingsacties kan worden gezien, ook als de betreffende artikelen in de tussentijd niet worden gedragen. Abas Ogly heeft voorts erkend de brief van februari 2010 van de Bijenkorf te hebben ontvangen. Zij heeft weersproken dat de brochure ‘Aanpak derving en interne fraude binnen de Bijenkorf’ waarnaar in die brief wordt verwezen daadwerkelijk bij de brief was gevoegd, maar ook de wel bijgevoegde dervingsverklaring vermeldt dat het misbruik maken van kortingen een vorm van interne fraude is en dat het niet is toegestaan “artikelen op te bergen op je kantoor of, voorafgaand en tijdens acties, te reserveren en achter te houden”. In de brief van februari 2010 en ook in de memo van februari 2012 is er nog eens uitdrukkelijk op gewezen welke gevolgen aan geconstateerde interne fraude worden verbonden.
32. Het handelen van [verzoekster] vormt, mede gelet op het herhaaldelijk aan [verzoekster] medegedeelde strenge beleid van de Bijenkorf ten aanzien van het overtreden van de geldende regels, naar het oordeel van de kantonrechter grond voor beëindiging van de arbeidsrelatie tussen partijen. De ernst van de overtredingen, de lengte van het dienstverband van [verzoekster] en het overige functioneren van [verzoekster] weegt de kantonrechter evenwel aldus dat naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet en evenmin van ernstig verwijtbaar handelen, maar dat het handelen van [verzoekster] wel kwalificeert als verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:669 lid 3 onder e BW. Anders gezegd, het handelen van [verzoekster] vormt grond voor de beëindiging van het dienstverband, maar niet voor de onmiddellijke beëindiging daarvan zonder dat recht is op uitbetaling van de transitievergoeding. Een en ander leidt tot het oordeel dat het gegeven ontslag op staande voet niet in stand kan blijven, doch dat de arbeidsovereenkomst, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 onder a, wordt ontbonden per 1 februari 2016.
33. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van [verzoekster] om de opzegging van
29 juli 2015 te vernietigen, toegewezen. De vordering tot betaling van het loon wordt toegewezen vanaf 29 juli 2015 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de reeds opeisbaar geworden salaristermijnen, met dien verstande dat de wettelijke verhoging wordt gemaximeerd op 10%. Gelet op het naderende einde van het dienstverband ziet de kantonrechter geen aanleiding de Bijenkorf te veroordelen om [verzoekster] weder te werk te stellen. De daarop gerichte vordering wordt derhalve afgewezen.
34. Het voorgaande brengt voorts met zich dat zal worden afgewezen het verzoek van de Bijenkorf om te verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en dat aan [verzoekster] geen transitievergoeding toekomt. Nu de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden, heeft [verzoekster] op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 1, sub a onder 2° en lid 2 BW immers recht op een transitievergoeding ter hoogte van 20 maal 1/6 maandsalaris.
35. Er bestaat geen grond voor toekenning aan [verzoekster] van een billijke vergoeding. Het daarop gerichte verzoek tot een verklaring voor recht wordt derhalve toegewezen.
36. Nu de kantonrechter aan de ontbinding geen billijke vergoeding verbindt, zal de Bijenkorf geen gelegenheid worden gegeven om het verzoek in te trekken.
37. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval geen aanleiding om een van de partijen in de kosten te veroordelen.

Beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van de verzoeken van [verzoekster]
- vernietigt het op 29 juli 2015 door de Bijenkorf aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet;
- veroordeelt de Bijenkorf tot betaling aan [verzoekster] van het overeengekomen salaris inclusief emolumenten vanaf 29 juli 2015 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 10% over het salaris over de periode tot en met oktober 2015;
- wijst de overige verzoeken van [verzoekster] af;
ten aanzien van de tegenverzoeken van de Bijenkorf
- ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2016;
- verklaart voor recht dat aan [verzoekster] geen billijke vergoeding toekomt;
- wijst de overige verzoeken van de Bijenkorf af;
- verklaart deze beschikking voor wat betreft de uitgesproken ontbinding van de arbeidsovereenkomst uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van de verzoeken en de tegenverzoeken
- bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. A. Emmens en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2015.