Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de tussenvonnissen van 29 januari 2014 en 29 oktober 2014 en de daarin genoemde stukken;
- de akte na tussenvonnis tevens akte houdende vermeerdering van eis van 24 december 2014 van Paradigm;
- de antwoordakte na tussenvonnis van de Staat van 3 maart 2015;
- de akte uitlating producties van Paradigm van 8 april 2015;
- de antwoordakte, tevens houdende overlegging productie van de Staat van 6 mei 2015;
- de brief van mr. Van Driel van 18 mei 2015, waarin hij meedeelt dat hij van de gelegenheid om te reageren op de laatst door de Staat overgelegde productie geen gebruik gemaakt.
2.De verdere beoordeling
inleiding
“een inschatting van de directie van Paradigm”is en
“niet kan worden onderbouwd door historische gegevens, aangezien de werkzaamheden waar het in de schadeberekening om gaat (…) eerst in 2005 zijn aangevangen. Bedacht dient te worden dat Paradigm een zeer kleine organisatie betrof, waarin niet werd gewerkt met ‘formele prognoses’.”Mede in het licht van de door [B] geschetste – en als zodanig niet door Paradigm/PWC bestreden – situatie dat (i) zich in 2005 al eerder lopende ongunstige trends bij lelie- en hyacintenteelt voordeden, zowel in termen van potentiële klanten als afzetvolume, (ii) er zich snel verslechterende conjuncturele economische omstandigheden waren die zouden cumuleren in een economische crisis en (iii) er vanaf 2005 een intensivering van de concurrentie op de relevante arbeidsmarkt voor Paradigm plaatsvond, mist de schatting van Paradigm van een 20% omzetgroei per jaar een deugdelijke basis.
“NB in geval van schadevergoeding van minder den EUR 50.000 zal deze declaratie worden gecrediteerd”.Aldus acht de rechtbank de vordering, die de Staat gemotiveerd heeft betwist, slechts tot een bedrag van € 18.012 (exclusief btw) toegelicht. Aan de hiervoor onder a-d genoemde vereisten is voldaan, zodat de rechtbank de vordering toewijst tot een bedrag van € 18.012 (exclusief btw), en voor het overige, bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing, afwijst. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar met ingang van de datum van dagvaarding.